Gedogen in het kader van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming

Aan:

- de colleges van burgemeester en wethouders

- de besturen van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden

- de colleges van gedeputeerde staten

- waterkwaliteitsbeheerders (ter informatie)

Doelstelling: informatie en advies

Juridische grondslag: geen

Relatie met andere circulaires: geen

Gaat in per: 1 juli 2000

Geldig tot: uiterlijk 1 juli 2002

30 juni 2000/Nr. DBO/2000074693

Directoraat-Generaal Milieubeheer

Directie Bodem, Water, Landelijk Gebied i.o.

1. Inleiding

In het kader van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (hierna: Bouwstoffenbesluit) dient bij toepassingen van steenachtige bouwstoffen te worden aangetoond dat de bouwstoffen voldoen aan de kwaliteitseisen van het besluit ten aanzien van samenstelling en immissie. Voor bouwstoffen die gecertificeerd zijn gebeurt dit door het overleggen van een door de minister van VROM en de Staatssecretaris van V&W erkende kwaliteitsverklaring. Voor overige bouwstoffen dient de kwaliteit te worden aangetoond door middel van een partijkeuring dan wel op een andere wijze als bedoeld in artikel 9, lid 7 van het Bouwstoffenbesluit.

Voor bouwstoffen waarvoor de certificering gaande was en waarvoor nog geen erkende kwaliteitsverklaring beschikbaar was, heb ik in mijn brieven van 30 juni 1999 en 23 december 1999 aangegeven hoe bij de handhaving daarmee om te gaan zonder dat tot een partijkeuring werd verplicht. Dit aanloopbeleid Bouwstoffenbesluit loopt op 1 juli 2000 af. Voor het merendeel van de bouwstoffen is het per 1 juli mogelijk om op basis van een NBRL (Nationale Beoordelings Richtlijn) de bouwstof te certificeren. Voor een groot aantal bouwstoffen zijn dan tevens erkende kwaliteitsverklaringen beschikbaar.

Tijdens het certificeringstraject is bij de voorbereiding van een NBRL voor een beperkt aantal bouwstoffen (zoals aangegeven onder 2, sub a t/m d) gebleken dat nog niet voor alle aspecten over een eenduidige beproevingsmethodiek wordt beschikt waarmee de kwaliteit van de bouwstoffen overeenkomstig het Bouwstoffenbesluit kan worden aangetoond. De ontwikkeling van een juiste aanpak bij de certificering van deze bouwstoffen zal daarom nog enige tijd vergen, terwijl ook partijkeuringen voor de betrokken aspecten niet overeenkomstig het Bouwstoffenbesluit kunnen worden uitgevoerd.

Voorts is een onderzoek in voorbereiding om te bezien of het mogelijk is om voor kleine bedrijven binnen de metselmortelsector de certificeringskosten te kunnen reduceren (zie onder 2, sub e.).

Voor de bouwstoffen, als aangegeven onder 2, zullen voor bepaalde stoffen de samenstellings- en/of immissiewaarden, zoals aangegeven in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit, voor een bepaalde periode niet gelden. Een wijziging van het Bouwstoffenbesluit wordt hiertoe voorbereid.

2. Gedoogsituatie

Per hierna genoemde bouwstof is aangegeven voor welke stoffen en voor welke periode de samenstellings- en/of immissiewaarden zoals aangegeven in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit niet gelden. De genoemde termijnen kunnen per bouwstof worden verkort indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

a) bitumen dakbedekkingsmaterialen (zoals gedefinieerd in noot 19 bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit en art 3.4. van de Vrijstellingsregeling samenstellingswaarden en immissiewaarden). In afwijking van de tabel in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit geldt geen samenstellingswaarde voor:

· individuele PAK's tot 1 juli 2001;

· PAK's totaal tot 1 juli 2001;

· xylenen en tolueen tot 1 juli 2001;

· EOCl tot 1 juli 2002.

b) steenachtige bouwstoffen met een bitumencoating zoals die regulier in de burger- en utiliteitsbouw als vormgegeven bouwstof worden toegepast (bijvoorbeeld steenachtige golfplaten afgewerkt met een bitumencoating). In afwijking van de tabel in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit geldt voor de bitumencoating van de bouwstof geen samenstellingswaarde voor:

· individuele PAK's tot 1 juli 2001;

· PAK's totaal tot 1 juli 2001;

· EOCl tot 1 juli 2002;

· minerale olie tot 1 juli 2002.

c) bouwstoffen bestaande uit of voorzien van een organische coating met steenachtige toeslagstoffen zoals die regulier in de burger- en utiliteitsbouw als vormgegeven bouwstof worden toegepast (bijvoorbeeld coatings in thermische gevelisolatiesystemen). In afwijking van de tabel in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit geldt voor de organische coating geen samenstellingswaarde voor:

· EOCL tot 1 juli 2002;

· minerale olie tot 1 juli 2002.

d) niet vormgegeven bouwstoffen met een zeer fijne korrelstructuur waarbij tijdens bepaling van het uitlooggedrag conform NEN 7343 uit de optredende percolatiesnelheid blijkt dat de proef langer duurt of zal duren dan 28 dagen om tot een hoeveelheid percolaat te komen dat overeenkomt met een ratio van L/S=10 (bijvoorbeeld diverse kleisoorten met een hoog lutumgehalte en zwelkleien waaronder bentoniet). In afwijking van de tabel in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit geldt geen immissiewaarde voor de in de tabel genoemde stoffen tot 1 juli 2001.

e) metselmortel: zoals die regulier in de burger- en utiliteitsbouw worden toegepast (bij het metselen met vormgegeven bouwstoffen). In afwijking van tabel in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit geldt geen samenstellingswaarde en immissiewaarde voor de in de tabel genoemde stoffen tot 1 juli 2002.

Ik adviseer u bij de uitvoering en handhaving van het Bouwstoffenbesluit met het bovenstaande rekening te houden.


De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.P. Pronk.

Naar boven