Het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers,
Gelet op artikel 11, zesde lid, van de Kadasterwet en artikel 38 van het
Kadasterbesluit;
Besluit:
Artikel I
De Kadasterregeling 19941 wordt als volgt gewijzigd.
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd.
1. In het eerste lid wordt de zinsnede `De in artikel 7, eerste lid, van
de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 bedoelde formulieren' vervangen door:
De in artikel 11a bedoelde formulieren.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede `Het in artikel 8 van de Uitvoeringsregeling
Kadasterwet 1994 bedoelde formulier' vervangen door: Het in artikel 11b bedoelde
formulier.
B
Na titel 2 wordt een titel 2a ingevoegd luidende:
Titel 2a
Formulieren voor de inschrijving van stukken in de openbare registers;
vereisten voor de invulling en aanbieding ter inschrijving van die formulieren
Artikel 11a
1. Bij de aanbieding ter inschrijving van stukken betreffende vestiging
van een recht van hypotheek, alsmede ter inschrijving van een proces-verbaal
van inbeslagneming wordt een afschrift van het desbetreffende stuk gesteld
op het door de Dienst verstrekte formulier Hypotheken 3, zo nodig vervolgd
op één of meer formulieren Hypotheken 3/4-vervolg.
2. Het eerste lid is tevens van toepassing, indien de aangeboden stukken
feiten betreffen die betrekking hebben op een recht van hypotheek of een proces-verbaal
van inbeslagneming.
3. Het eerste lid is ook van toepassing, indien stukken ter inschrijving
worden aangeboden als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de wet, met het
uitsluitend doel dat daarnaar kan worden verwezen in later ter inschrijving
aangeboden stukken als bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 11b
Bij de aanbieding ter inschrijving van alle andere dan de in artikel 11a
bedoelde stukken wordt een afschrift van het desbetreffende stuk gesteld op
het door de Dienst verstrekte formulier Hypotheken 4, zo nodig vervolgd op één
of meer formulieren Hypotheken 3/4-vervolg.
Artikel 11c
Indien een ter inschrijving aangeboden stuk feiten bevat, zowel bedoeld
in artikel 11a als in artikel 11b, zijn beide genoemde artikelen van toepassing,
met dien verstande dat uitsluitend artikel 11b van toepassing is, indien het
betreft:
a. een akte van toedeling als bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de
Reconstructiewet Midden-Delfland;
b. een akte van toedeling als bedoeld in artikel 95, eerste lid, van de
Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën;
c. een akte van toedeling als bedoeld in artikel 207, eerste lid, van
de Landinrichtingswet;
d. een akte van verdeling als bedoeld in artikel 17, juncto artikel 119,
vierde lid, van de Landinrichtingswet, waarin artikel 208, derde en vierde
lid, van de Landinrichtingswet toepasselijk is verklaard en dit beding door
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is goedgekeurd;
e. een beschikking of enig ander stuk waardoor ingevolge een wetsbepaling
met betrekking tot een zaak bestaande lasten en rechten vervallen of tenietgaan.
Artikel 11d
De artikelen 11a en 11b zijn van toepassing op elk van de in artikel 11b,
eerste lid, onder a tot en met c, van de wet bedoelde openbare registers afzonderlijk.
Artikel 11e
1. De in de artikelen 11a en 11b bedoelde formulieren worden ingevuld
en aangeboden met inachtneming van de in het tweede tot en met achtste lid
genoemde vereisten.
2. De formulieren, die niet gevouwen of gekreukt mogen worden, worden
slechts bewerkt op het voor het afschrift bestemde gedeelte binnen de zware
omlijning, waarbij de kantlijn tussen de zware lijn en de haarlijn blanco
blijft, met dien verstande dat hierin wel renvooien mogen worden geplaatst.
3. Indien al dan niet van één of meer vervolgbladen gebruik
moet worden gemaakt, wordt dat door degene die de in artikel 3 bedoelde verklaring
van eensluidendheid heeft ondertekend, vermeld op de daartoe bestemde plaatsen
op het formulier Hypotheken 3 dan wel Hypotheken 4 alsmede, in geval van gebruik
van vervolgbladen, het aantal bijbehorende vervolgbladen, en op het formulier
Hypotheken 3/4-vervolg het rangnummer van het vervolgblad. De ondertekenaar
stelt bij deze vermeldingen zijn paraaf.
4. Het afschrift wordt met de schrijfmachine vervaardigd, waarbij het
schrift moet ontstaan door onmiddellijke aanraking van het papier met zwart
inktlint. Het vervaardigen van een afschrift door middel van een printer,
dan wel door middel van druk - xerografie, offsetdruk en andere wijzen van
reproduktie daaronder begrepen -, mits in zwart en duidelijk leesbaar, is
geoorloofd. Een beperkte aanvulling van de tekst met de pen is geoorloofd,
mits in zwart en duidelijk leesbaar schrift.
5. Wijzigingen of raderingen mogen in het afschrift niet worden aangebracht.
Bijvoegingen en doorhalingen worden met de pen, met de schrijfmachine of een
printer terzijde van de kantlijn in zwarte inkt aangebracht onder opgaaf van
het aantal bijgevoegde of doorgehaalde woorden, letters en cijfers, en geparafeerd
door de ondertekenaar, of op overeenkomstige wijze vermeld vóór
de verklaring van eensluidendheid, bedoeld in artikel 3.
6. Doorhalingen geschieden zodanig dat het doorgehaalde leesbaar blijft.
7. Indien de ruimte aan de voorzijde van een formulier ontoereikend is,
moet de tekst aan de achterzijde van het formulier worden vervolgd en mag
niet op de voorzijde van een ander formulier worden verder gegaan.
8. De formulieren mogen niet zijn geschonden en dienen geschikt te zijn
voor een doeltreffende en doelmatige publicatie.
C
In artikel 41, eerste lid, wordt na onderdeel c een nieuw onderdeel ingevoegd
luidende:
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening
van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Ingevolge artikel 33, onder j, van de Organisatiewet Kadaster die op 1
mei 1994 in werking is getreden, is het zesde lid van artikel 11 van de Kadasterwet
gewijzigd. Deze wijziging hield in dat met ingang van voornoemde datum de
vaststelling van de vorm van de in artikel 11, eerste lid, van de Kadasterwet
bedoelde formulieren en van de vereisten met inachtneming waarvan die formulieren
dienen te worden ingevuld en aangeboden, niet langer bij regeling van de Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer geschiedt, maar
bij regeling van het bestuur van de Dienst.
De effectuering van deze wijziging, zo is gebleken, is destijds bij de
aanpassing van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet aan artikel 33 van de Organisatiewet
Kadaster over het hoofd gezien. Dit verzuim wordt alsnog hersteld door een
wijziging van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 waarbij de artikelen
7 tot en met 11 vervallen en door de onderhavige wijziging van de Kadasterregeling
1994 waarbij in een nieuwe titel 2a bepalingen worden opgenomen die inhoudelijk
overeenkomen met de bepalingen van de vervallen artikelen 7 tot en met 11
van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994. In verband daarmee moest ook
artikel 4 worden aangepast, omdat de verwijzingen naar de betrokken bepalingen
van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 dienden te worden vervangen door
verwijzingen naar de betrokken bepalingen van de nieuwe titel 2a.
De aanvulling van artikel 41, eerste lid, staat in verband met het volgende.
Ingevolge het koninklijk besluit van 9 november 1998 (Stb. 1998, 622) is op
1 december 1998 de Wet van 25 juni 1998 tot wijziging van de Faillissementswet
in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (Stb. 1998,
445) in werking getreden. Indien de rechtbank de voorlopige toepassing dan
wel de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft uitgesproken,
kan de desbetreffende rechterlijke uitspraak worden ingeschreven in de openbare
registers. Immers, ingeval aan de betrokken natuurlijke persoon ook registergoederen
toebehoren, maakt het van toepassing zijn van een schuldsaneringsregeling
dat deze de bevoegdheid tot het zelf beschikken over en tot het vervreemden
en bezwaren van de betrokken registergoederen van rechtswege verliest door
de desbetreffende rechterlijke uitspraak (artikel 296 van de Faillissementswet).
Zo'n inschrijving leidt dan vervolgens tot een bijhouding van de kadastrale
registratie, de registratie voor schepen dan wel de registratie voor luchtvaartuigen.
Het ligt voor de hand dat daarbij wordt aangesloten bij hetgeen daaromtrent
in de uitvoeringsvoorschriften is bepaald omtrent de faillietverklaring van
een rechthebbende en een aan een rechthebbende verleende surséance
van betaling. Daartoe zijn, in de eerste plaats, in de artikelen 14, tweede
lid, onder g, 30, onder b, en 35, onder b, van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet
1994 voorschriften gegeven ertoe strekkend dat daar wordt bepaald dat in de
desbetreffende registraties als soort van gegeven moet worden opgenomen na
een inschrijving als vorenbedoeld `het van toepassing zijn van de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen op een rechthebbende, alsmede de naam en woonplaats met
adres van de bewindvoerder'.
Het onderhavige onderdeel C strekt ertoe de wijze van bijhouding te regelen
van voornoemd nieuw soort van gegeven door het eerste lid van artikel 41 aan
te vullen met een nieuw onderdeel cc. Op dit punt kan met voornoemde wijziging
van de Kadasterregeling 1994 worden volstaan en behoeven niet tevens de voorschriften
met betrekking tot de wijze van bijhouding van de registratie voor schepen
en van de registratie voor luchtvaartuigen te worden aangevuld, omdat in de
Regeling teboekgestelde schepen 1994 en in de Regeling teboekgestelde luchtvaartuigen
1994 voornoemd artikel 41 van overeenkomstige toepassing wordt verklaard (men
zie artikel 10, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 13, eerste lid).