Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar politie Hollands Midden 2000

28 juni 2000

Nr. 5032368/DBZ/00

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de ministers van Verkeer en Waterstaat, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelezen het verzoek van de korpschef van de politieregio Hollands Midden van 15 januari 2000;

Overwegende dat het voor een goede uitoefening van de taken waarmee de betrokken ambtenaren, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, binnen de politieregio Hollands Midden zijn belast, noodzakelijk is dat zij over opsporingsbevoegdheid beschikken;

Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, zevende lid van de Politiewet 1993, en op het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De ambtenaren van politie, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, die zijn aangesteld bij het regiopolitiekorps Hollands Midden als:

- medewerker centrale opvang;

- medewerker centrale verwerking bekeuringen;

- technisch rechercheur;

- medewerker technische ondersteuning recherche-onderzoeken (TORO-medewerker);

- medewerker herkenningsdienst (HKD-medewerker);

zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van:

a. De strafbare feiten, die voor de onderscheiden functiegroepen zijn vermeld in de als bijlage I bij dit besluit gevoegde functielijst, indien en voor zover hij de desbetreffende functie uitoefent;

b. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;

c. de verordeningen van de gemeenten Alkemade, Alphen aan den Rijn, Bergambacht, Bodegraven, Boskoop, Gouda, Hillegom, Jacobswoude, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Liemeer, Lisse, Moordrecht, Nederlek, Nieuwerkerk aan den IJssel, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Ouderkerk, Reeuwijk, Rijnsburg, Rijnwoude, Sassenheim, Schoonhoven, Ter Aar, Valkenburg, Vlist, Voorhout, Voorschoten, Waddinxveen, Warmond, Zevenhuizen-Moerkapelle en Zoeterwoude, voor zover hij daarvoor is aangewezen;

d. de verordeningen van de provincie Zuid-Holland, voor zover hij daarvoor is aangewezen.

2. De hoofdofficier van justitie te Den Haag stemt in met de aanstelling van de buitengewoon opsporingsambtenaar in een andere functie. De aanstelling vindt niet eerder plaats dan nadat de korpschef van de politieregio Hollands Midden hierover door mij schriftelijk is geïnformeerd.

3. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Hollands Midden.

Artikel 4

1. De korpschef van het regiopolitiekorps Hollands Midden is bevoegd tot de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 150 medewerkers als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993.

Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.

Artikel 6

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie in het arrondissement Den Haag.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regiopolitiekorps Hollands Midden.

Artikel 7

1. De korpschef van het regiopolitiekorps Hollands Midden brengt jaarlijks, vóór 1 april, met betrekking tot de bij die dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal binnen zijn dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aangesteld in de in artikel 2 genoemde functies;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van de buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor de CITO-toets en hoeveel personen in dat jaar voor die CITO-toets zijn geslaagd.

Artikel 8

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar politie Hollands Midden 1995 wordt ingetrokken; de akten van beëdiging die op basis van dat besluit zijn afgegeven, worden thans geacht op onderhavig besluit te berusten met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar politie Hollands Midden 2000.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie van de Staatscourant waarin het is geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Dit besluit zal in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden geplaatst.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan belanghebbende daartegen een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Directie Bestuurszaken, Postbus 20300, 2500 EH te Den Haag.

Den Haag, 28 juni 2000.
De Minister van Justitie,
namens deze,
het hoofd van de afdeling Individuele Beleidsbeslissingen,
E.H.A. Dekkers.

Naar boven