De Minister van Justitie,
Handelende in overeenstemming met de ministers van Verkeer en Waterstaat,
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, en van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij;
Gelezen het verzoek van de korpschef van de politieregio Hollands Midden
van 15 januari 2000;
Overwegende dat het voor een goede uitoefening van de taken waarmee de
betrokken ambtenaren, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de
Politiewet 1993, binnen de politieregio Hollands Midden zijn belast, noodzakelijk
is dat zij over opsporingsbevoegdheid beschikken;
Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet
op de economische delicten, artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering,
artikel 8, zevende lid van de Politiewet 1993, en op het Besluit buitengewoon
opsporingsambtenaar;
Besluit:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar:
de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2.
Artikel 2
De ambtenaren van politie, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder
b, van de Politiewet 1993, die zijn aangesteld bij het regiopolitiekorps Hollands
Midden als:
- medewerker centrale opvang;
- medewerker centrale verwerking bekeuringen;
- technisch rechercheur;
- medewerker technische ondersteuning recherche-onderzoeken (TORO-medewerker);
- medewerker herkenningsdienst (HKD-medewerker);
zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.
Artikel 3
1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van:
a. De strafbare feiten, die voor de onderscheiden functiegroepen zijn
vermeld in de als bijlage I bij dit besluit gevoegde functielijst, indien
en voor zover hij de desbetreffende functie uitoefent;
b. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek
door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;
c. de verordeningen van de gemeenten Alkemade, Alphen aan den Rijn, Bergambacht,
Bodegraven, Boskoop, Gouda, Hillegom, Jacobswoude, Katwijk, Leiden, Leiderdorp,
Liemeer, Lisse, Moordrecht, Nederlek, Nieuwerkerk aan den IJssel, Nieuwkoop,
Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Ouderkerk, Reeuwijk, Rijnsburg, Rijnwoude,
Sassenheim, Schoonhoven, Ter Aar, Valkenburg, Vlist, Voorhout, Voorschoten,
Waddinxveen, Warmond, Zevenhuizen-Moerkapelle en Zoeterwoude, voor zover hij
daarvoor is aangewezen;
d. de verordeningen van de provincie Zuid-Holland, voor zover hij daarvoor
is aangewezen.
2. De hoofdofficier van justitie te Den Haag stemt in met de aanstelling
van de buitengewoon opsporingsambtenaar in een andere functie. De aanstelling
vindt niet eerder plaats dan nadat de korpschef van de politieregio Hollands
Midden hierover door mij schriftelijk is geïnformeerd.
3. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio
Hollands Midden.
Artikel 4
1. De korpschef van het regiopolitiekorps Hollands Midden is bevoegd tot
de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.
2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 150 medewerkers als buitengewoon
opsporingsambtenaar worden beëdigd.
Artikel 5
1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van
de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van
de bevoegdheden, als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet
1993.
Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie
voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.
2. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal
en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.
Artikel 6
1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen
de hoofdofficier van justitie in het arrondissement Den Haag.
2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is
aangewezen de korpschef van het regiopolitiekorps Hollands Midden.
Artikel 7
1. De korpschef van het regiopolitiekorps Hollands Midden brengt jaarlijks,
vóór 1 april, met betrekking tot de bij die dienst werkzame
buitengewoon opsporingsambtenaren aan de Minister van Justitie verslag uit
over:
a. het aantal binnen zijn dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren
aangesteld in de in artikel 2 genoemde functies;
b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;
c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van de buitengewoon
opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen
in het verslagjaar zijn aangemeld voor de CITO-toets en hoeveel personen in
dat jaar voor die CITO-toets zijn geslaagd.
Artikel 8
Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar politie Hollands Midden 1995
wordt ingetrokken; de akten van beëdiging die op basis van dat besluit
zijn afgegeven, worden thans geacht op onderhavig besluit te berusten met
inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.
Artikel 9
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
politie Hollands Midden 2000.
Artikel 10
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie
van de Staatscourant waarin het is geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum
van inwerkingtreding.
Dit besluit zal in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden
geplaatst.
Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan belanghebbende daartegen
een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Directie
Bestuurszaken, Postbus 20300, 2500 EH te Den Haag.