Regeling model legitimatiebewijs toezichthouders Awb

4 juli 2000

Nr. 5039035/00/6

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 5:12, derde lid, tweede volzin, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

Het legitimatiebewijs van een toezichthouder bevat:

a. de naam, hoedanigheid en handtekening van de toezichthouder;

b. een foto van de toezichthouder;

c. de naam, het correspondentieadres en het telefoonnummer van het bestuursorgaan of het onderdeel daarvan, waarvoor de toezichthouder werkzaam is;

d. de naam en handtekening van degene, die het bewijs namens het bestuursorgaan heeft afgegeven;

e. een omschrijving van de wettelijke voorschriften, met het toezicht waarop de toezichthouder is belast;

f. de datum van afgifte van het legitimatiebewijs.

Artikel 2

Het legitimatiebewijs bevat het logo of beeldmerk van het bestuursorgaan of het onderdeel daarvan, waarvoor de toezichthouder werkzaam is.

Artikel 3

Op het legitimatiebewijs worden vermeld: legitimatiebewijs en toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4

De foto op het legitimatiebewijs is een pasfoto, die de toezichthouder zodanig toont dat ongeveer drievierde gedeelte van de ene en eenvierde gedeelte van de andere gelaatshelft zichtbaar is en zo mogelijk zonder hoofddeksel.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling model legitimatiebewijs toezichthouders Awb.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie,A.H. Korthals.

Toelichting

Algemeen

In afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn bepalingen over het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften opgenomen. In artikel 5:12, eerste lid, is bepaald dat toezichthouders een legitimatiebewijs, dat is uitgegeven door het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is, bij zich dienen te dragen. De toezichthouder dient dit bewijs desgevraagd aanstonds te tonen. Ingevolge de tweede volzin van artikel 5:12, derde lid, die in werking zal treden op 1 januari 2001 (zie het koninklijk besluit van 11 december 1997, Stb. 581) wordt het model van het legitimatiebewijs vastgesteld door de Minister van Justitie. In deze regeling wordt hieraan uitvoering gegeven.

De verplichting om een model voor een legitimatiebewijs vast te stellen is in de Algemene wet bestuursrecht opgenomen teneinde de herkenbaarheid van toezichthouders te bevorderen. Naar mijn oordeel draagt het aan de herkenbaarheid bij wanneer iedere toezichthouder ongeacht de afgevende instantie is voorzien van een bewijs waarop dezelfde gegevens zijn vermeld. In deze regeling is opgenomen welke gegevens vermeld moeten worden. Deze regeling verplicht niet tot een volledig uniforme opmaak van het bewijs. Toezichthouders zijn immers werkzaam onder verantwoordelijkheid van verschillende bestuursorganen, zodat het noodzakelijk is enige mogelijkheden tot differentiatie te behouden. Als dit de overzichtelijkheid van het bewijs niet schaadt mogen ook andere gegevens vermeld worden. Gedacht kan worden aan een nummer, waaronder de toezichthouder in de administratie van het bestuursorgaan bekend is. Verantwoordelijk voor de afgifte van het bewijs is het bestuursorgaan dat de toezichthouder als zodanig aanwijst. Dit kan bijvoorbeeld een minister of een orgaan van een gemeente of provincie zijn. Als handreiking is in de bijlage bij deze toelichting een voorbeeld voor een legitimatiebewijs opgenomen.

Anders dan bij de toepassing van opsporingsbevoegdheden op grond van het strafrecht berust de verantwoordelijkheid voor de wijze van uitvoering van toezichthoudende taken niet bij de Minister van Justitie. De burger heeft er belang bij snel te kunnen achterhalen welk bestuursorgaan de toezichthouder als zodanig heeft aangewezen en derhalve verantwoordelijk is voor diens optreden. Om die reden is in de regeling de verplichting opgenomen op het bewijs het beeldmerk of logo van het verantwoordelijke bestuursorgaan of het onderdeel daarvan, waarvoor de toezichthouder werkzaam is te vermelden.

Het is niet ongebruikelijk dat personen, waaraan toezichthoudende bevoegdheden zijn toegekend, ook beschikken over opsporingsbevoegdheden. Ook een opsporingsambtenaar moet zich kunnen legitimeren. Daarom is overwogen of er in geval iemand zowel over opsporingsbevoegdheden als over toezichthoudende bevoegdheden beschikt, zou kunnen worden volstaan met verstrekking van één legitimatiebewijs dat zowel legitimeert als opsporingsambtenaar en als toezichthouder. Dat bevordert echter de duidelijkheid voor de burger niet, omdat de situaties waarin en de voorwaarden waaronder opsporings- onderscheidenlijk toezichtsbevoegdheden mogen worden uitgeoefend, verschillen. Verder ligt de verantwoordelijkheidstoedeling anders. De verstrekking van twee verschillende bewijzen heeft daarom de voorkeur. De verplichting om verschillende legitimatiebewijzen te tonen draagt bij aan een scherpere afbakening van de hoedanigheid, waarin wordt opgetreden en markeert duidelijker een eventuele wijziging in die hoedanigheid.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Ingevolge dit artikel dient het legitimatiebewijs een aantal gegevens te bevatten. Omwille van de duidelijkheid worden ook de gegevens, die op grond van artikel 5:12, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het legitimatiebewijs vermeld moeten worden, nogmaals genoemd in artikel 1 van deze regeling. Daarnaast bevat de regeling de verplichting een aantal andere gegevens te vermelden. Onder meer moeten gegevens over het bestuursorgaan of over het onderdeel daarvan waarvoor de toezichthouder werkzaam is worden vermeld. Vermelding van deze gegevens maakt het mogelijk om nadere informatie in te winnen bij het bestuursorgaan, dat voor het optreden van de toezichthouder verantwoordelijk is. Ook de hoedanigheid of functie van de toezichthouder moet op het bewijs staan.

Voor de burger dient ook kenbaar te zijn welke regelingen aan het toezicht van de toezichthouder onderworpen zijn. De omschrijving van deze regelingen dient zo concreet mogelijk te zijn. Het komt regelmatig voor dat een toezichthouder belast is met het toezicht op tal van uitvoeringsvoorschriften. Ook kan het voorkomen dat de regelgeving frequent wordt aangepast. Het is niet de bedoeling dat het legitimatiebewijs door de hoeveelheid daarop vermelde informatie onleesbaar wordt of dat het in verband met wijzigingen in de wettelijke regelingen vaak vervangen moet worden. Daarom kan volstaan worden met een globale aanduiding van de regelgeving, die onder het toezicht van de toezichthouder begrepen is. Denkbaar is bijvoorbeeld de omschrijving `milieuwetgeving', indien het toezicht uitvoeringsvoorschriften van de milieuwetten omvat.

Niet voorgeschreven is om op het bewijs informatie op te nemen over de bevoegdheden, waarover de toezichthouder beschikt. Welke toezichthoudende bevoegdheden in een concreet geval toegepast kunnen worden kan per wet of regeling verschillen. Ingevolge artikel 5:14 van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk de bevoegdheden, die aan een toezichthouder toekomen te beperken. Anderzijds bestaat de mogelijkheid dat de bijzondere wetgever aan een toezichthouder aanvullende bevoegdheden toekent. Vermelding van de bevoegdheden, die de toezichthouder in elk voorkomend geval kan toepassen bevordert de duidelijkheid van het bewijs niet. Indien een burger in onzekerheid verkeert over de reikwijdte van de toezichthoudende bevoegdheden kan deze zich in de eerste plaats wenden tot de toezichthouder. Ook bij het op het legitimatiebewijs vermelde bestuursorgaan kan hij informatie inwinnen. Denkbaar is dat een bestuursorgaan beschikt over een openbaar register met alle onder zijn verantwoordelijkheid werkzame toezichthoudende ambtenaren en hun bevoegdheden.

Artikel 2

Gegevens, die toegang geven tot het verantwoordelijke bestuursorgaan, kunnen voor de burger van belang zijn in geval van vragen of klachten over het optreden van de toezichthouder. In artikel 1 is de verplichting opgenomen om naam, correspondentieadres en telefoonnummer van dat bestuursorgaan op het legitimatiebewijs te vermelden. Artikel 2 voegt daaraan toe dat ook het logo of beeldmerk van het bestuursorgaan of het onderdeel daarvan, waarvoor de toezichthouder werkzaam is, vermeld moet worden.

Artikel 4

Het voorschrift omtrent de wijze, waarop het gelaat van de toezichthouder op de pasfoto zichtbaar moet zijn, is ontleend aan de Paspoort-

uitvoeringsregeling Nederland 1995.

De Minister van Justitie,

A.H. Korthals.

Bijlage

Voorzijde

Achterzijde

Naar boven