Wijziging Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990 en Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen

26 mei 1999

nr. WDB 99/124M

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken Directie Wetgeving Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 11, 18, 19f en 32 van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 6 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering;

Voor zoveel nodig in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Besluit:

Artikel I

In de Uitvoeringsregeling loonbelasting 19901 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

In artikel 1, eerste lid, wordt ’17, 20a’ vervangen door: 17, 18, 19f, 20a.

Na artikel 18b wordt ingevoegd:

Artikel 18c. 1. Bij overschrijding van de in of krachtens hoofdstuk IIA van de wet opgenomen begrenzingen als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de wet kan de inhoudingsplichtige de inspecteur uiterlijk op het eerste moment van overschrijding van de begrenzingen verzoeken bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te stellen welk deel van de aanspraak binnen de begrenzingen blijft en welk deel de begrenzingen te boven gaat.

2. Met inachtneming van de in het eerste lid bedoelde beschikking admini-streert de inhoudingsplichtige bij de loonadministratie afzonderlijk welk deel van de aanspraak - uitgedrukt in een percentage en in een bedrag - tot het loon behoort en welk deel niet. Tevens administreert de inhoudingsplichtige naar rato van deze verdeling welk deel van de te zijner tijd te ver-strekken pensioenuitkeringen als loon uit vroegere dienstbetrekking in aanmerking zal worden genomen en welk deel als inkomsten uit vermogen zal worden behandeld.

3. Van de ingevolge het tweede lid geadministreerde verdeling van de aanspraak verstrekt de inhoudingsplichtige jaarlijks een opgave aan de inspecteur en, in geval van een pensioenregeling waarvan als verzekeraar optreedt een lichaam als bedoeld in artikel 19a van de wet dat niet de inhoudingsplichtige is, tevens aan de verzekeraar van het pensioen.

Artikel 18d. 1. Bij samenloop van verschillende pensioenstelsels in een pensioenregeling worden alle elementen van de pensioenregeling tezamen in acht genomen en in onderlinge samenhang bezien voor de vaststelling of de pensioenregeling moet worden aangemerkt als een pensioenregeling gebaseerd op een eindloonstelsel, een middelloonstelsel of een beschikbare-

premiestelsel.

2. In afwijking van het eerste lid dient voor elk onderdeel van de pensioenregeling dat niet past binnen het op grond van het eerste lid vastgestelde pensioenstelsel afzonderlijk te worden beoordeeld op welk van de drie aldaar genoemde stelsels dat onderdeel is gebaseerd.

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid kan de inhoudingsplichtige de inspecteur verzoeken bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te stellen op welk stelsel de pensioenregeling of een onderdeel daarvan is gebaseerd.

4. Bij wijziging van een op een beschikbare-premiestelsel gebaseerd pensioen in een pensioen dat is gebaseerd op een eindloonstelsel of een middelloonstelsel blijven op de tot het moment van die stelselwijziging opgebouwde pensioenaanspraken de voorwaarden van toepassing die gelden voor een beschikbare-premiestelsel.

Artikel II

In de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen2 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A. In artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A.1. In het eerste en tweede lid wordt telkens de zinsnede ’, andere dan premies ingevolge een pensioenregeling,’ vervangen door: , andere dan de verplichte bijdragen ingevolge een pensioenregeling,.

A.2. Onder vernummering van het derde tot en met het zevende lid in vierde tot en met achtste lid, wordt na het tweede lid ingevoegd:

3. Met betrekking tot ten laste van de premiespaarrekening door de werknemer vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenregeling mag het in die pensioenpremies begrepen bedrag aan ingehouden spaargelden worden gelijkgesteld met ingehouden spaargelden op de premiespaarrekening.

A.3. In het in vijfde lid vernummerde vierde lid wordt ’tweede en derde lid’ vervangen door: tweede en vierde lid.

A.4. In het in zesde lid vernummerde vijfde lid wordt ’vierde lid’ vervangen door: vijfde lid.

A.5. In het in achtste lid vernummerde zevende lid wordt ’vierde lid’ gewijzigd in: vijfde lid.

B. Artikel 16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd.

2. De werknemer mag over zijn spaarloon beschikken ter voldoening van ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies, dan wel ter voldoening van ingevolge een pensioenregeling vrijwillig te betalen premies. Artikel 8, eerste tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet fiscale behandeling van pensioenen in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,
W.A. Vermeend.

1 Stcrt. 1989, 223, laatstelijk gewijzigd bij min. reg. van 17 december 1998, Stcrt. 247.

2 Stcrt. 1993,241, laatstelijk gewijzigd bij min. reg. van 20 december 1996, Stcrt. 249.

Toelichting

Ingevolge deze regeling worden na artikel 18b van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 1990 (hierna: Regeling LB 1990) twee nieuwe artikelen ingevoegd (18c en 18d). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de ingevolge de Wet fiscale behandeling van pensioenen met ingang van 1 juni 1999 in de artikelen 18 en 19f van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen delegatiebepalingen. Op grond van deze delegatiebepalingen kunnen regels worden gesteld met betrekking tot overschrijdingen van de in hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen begrenzingen, alsmede ter bevordering van een goede uitvoering van dit hoofdstuk en de samenloop van verschillende pensioenstelsels. Tenslotte wordt uitvoering gegeven aan de in de artikelen 11 en 32 van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen bevoegdheid tot het stellen van nadere regels met betrekking tot de aanwendingsmogelijkheid van het saldo van een premiespaarregeling of een spaarloonregeling ter voldoening van door een werknemer vrijwillig betaalde pensioenpremies.

Artikel I, onderdeel A (artikel 18c van de Regeling LB 1990)

Ingevolge het eerste lid van het nieuwe artikel 18c kan de inhoudingsplichtige de inspecteur bij een overschrijding van de in hoofdstuk IIA van de wet opgenomen begrenzingen uiterlijk op het eerste moment van overschrijding verzoeken om bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te stellen welk deel van de aanspraak al dan niet binnen de gestelde begrenzingen blijft. Bij dit verzoek dient de inhoudingsplichtige aan de inspecteur een berekening te overleggen waarin wordt aangegeven welk deel van de aanspraak zijns inziens niet tot het loon behoort (het zuivere deel van het pensioen) dan wel welk deel van de aanspraak wel tot het loon behoort (het onzuivere deel van het pensioen). De inspecteur stelt daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking vast welk deel van de aanspraak bij het zuivere dan wel bij het onzuivere deel van het pensioen behoort. Het verzoek van de inhoudingsplichtige kan zowel betrekking hebben op de door hem overeen te komen of overeengekomen collectieve pensioenregeling als op individuele pensioenregelingen, zoals B- of C-polissen of de individuele pensioenregeling van de directeur-grootaandeelhouder.

Op grond van het tweede lid verwerkt de inhoudingsplichtige deze bij beschikking vastgestelde gegevens bij zijn loonadministratie en administreert voor de desbetreffende aanspraak afzonderlijk welk deel al dan niet tot het loon behoort. Aan de hand van deze verdeling van de aanspraak administreert de inhoudingsplichtige tevens welk deel van de te zijner tijd te ontvangen uitkeringen voortvloeit uit het deel van de aanspraak dat niet tot het loon heeft behoord en als loon uit vroegere dienstbetrekking van de werknemer volledig in de belastingheffing zal worden betrokken dan wel welk deel van de te ontvangen uitkeringen voortvloeit uit het deel van de aanspraak dat tot het loon heeft behoord en op grond van artikel 25, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 volgens de zogenoemde saldomethode als inkomsten uit vermogen van de werknemer in de belastingheffing zal worden betrokken.

Ingevolge het derde lid verstrekt de inhoudingsplichtige vervolgens jaarlijks een opgave van de op grond van het tweede lid geadministreerde verdeling van de aanspraak en de daaruit voortvloeiende uitkeringen aan de inspecteur en, zo dit niet de inhoudingsplichtige is, tevens aan de pensioenuitvoerder.

Artikel I, onderdeel B (artikel 18d van de Regeling LB 1990)

In het nieuwe artikel 18d, eerste lid, is aangegeven dat bij samenloop van verschillende pensioenstelsels in één pensioenregeling voor de kwalificatie van die pensioenregeling als een eindloonregeling, een middelloonregeling, of een beschikbare-premieregeling een afweging dient plaats te vinden van alle elementen tezamen en in onderlinge samenhang bezien. Elementen die daarbij een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld de wijze van financiering, de aard van de pensioentoezegging, degene die het belegginsrisico loopt en de aard van de individuele modules. Zo wordt bijvoorbeeld een pensioenregeling die wordt gefinancierd door middel van beschikbare premies, maar waarbij niettemin aan de werknemer een uitkering ter hoogte van het laatstgenoten salaris wordt toegezegd en gegarandeerd, aangemerkt als een eindloonregeling. Indien de werknemer deze garantie niet krijgt wordt de desbetreffende pensioenregeling aangemerkt als een beschikbare-premieregeling.

In geval de pensioenregeling een element of elementen bevat die niet passen binnen het op grond van het eerste lid vastgestelde pensioenstelsel dient ingevolge het tweede lid, in afwijking van het eerste lid, voor elk van die elementen afzonderlijk te worden beoordeeld welk stelsel daarop van toepassing is. Zo kan bijvoorbeeld in een eindloonregeling pensioen worden opgebouwd over structurele toeslagen die marginaal in hoogte fluctueren. Voor zover de toeslagen echter meer dan marginaal in hoogte fluctueren is dit niet mogelijk en dient de pensioenopbouw over die variabele loonbestanddelen volgens een middelloon- of beschikbare-premiestelsel plaats te vinden.

Ingevolge het derde lid wordt ter vergroting van de rechtszekerheid aan de inhoudingsplichtige de mogelijkheid geboden de inspecteur te verzoeken bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te stellen op welk stelsel de pensioenregeling of, indien het tweede lid van toepassing is, een onderdeel daarvan is gebaseerd. Tegen deze beslissing staat de gebruikelijke rechtsgang van bezwaar en beroep open.

In het vierde lid is geregeld dat bij een wijziging van een op een beschikbare-premiestelsel gebaseerd pensioen in een op eindloon- of middelloonstelsel gebaseerd pensioen voor de tot het moment van die stelselwijziging opgebouwde pensioenaanspraken de voor een beschikbare-premiestelsel van toepassing zijnde voorwaarden blijven gelden. Bij een beschikbare-premiestelsel is het niet mogelijk het pensioenresultaat in de opbouwfase vast te stellen omdat dit wordt bepaald door niet te voorspellen beleggingsresultaten op de ingelegde premies. Het vierde lid strekt ertoe te voorkomen dat tegenvallende beleggingsresultaten via een stelselwijziging waarbij een eindloon- of middelloontoezegging wordt gedaan alsnog kunnen worden gecompenseerd.

Artikel II, onderdelen A en B (artikelen 8 en 16 van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregeling en winstdelingsregeling)

In artikel II wordt uitvoering gegeven aan de in artikel 11, vierde lid, en artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen aanwendingmogelijkheid voor premiespaarregelingen en spaarloonregelingen. Ingevolge de in de artikelen 8 en 16 van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregeling en winstdelingsregeling opgenomen wijzigingen kunnen de spaargelden voortaan worden aangewend ter voldoening van door de werknemer vrijwillig betaalde premies ingevolge een pensioenregeling. De inhoudingsplichtige dient de voldoening van de pensioenpremie bij de loonadministratie te verwerken als een in het desbetreffende tijdvak op het loon ingehouden eigen bijdrage van de werknemer. Het ontmoet in reguliere voorkomende gevallen geen bezwaar als hierbij desgewenst wordt aangesloten bij het moment waarop de inhoudingsplichtige aan een spaarinstelling meldt dat hij instemt met deze aanwending van de spaargelden of het spaarloon.

De Staatssecretaris van Financiën,

W.A. Vermeend.

Naar boven