Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

«Kaderwet LNV-subsidies»

1 april 1999

Nr. TRCJZ/1999/1818

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 2 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Gezien de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen d.d. 7-12-1998 nr. SG (98) / D 11352;

Besluit:

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b. DLO: Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek te Wageningen, opgericht bij akte verleden op 9 december 1997 en ingeschreven in het Stichtingenregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken van Gelderland onder nr 09098104;

c. statuten: statuten van DLO;

d. bestuur: bestuur, bedoeld in artikel 4 van de statuten;

e. raad van toezicht: raad, bedoeld in artikel 8 van de statuten;

f. strategisch plan: plan, bedoeld in artikel 9A van de statuten;

g. kennisinfrastructuur: binnen DLO georganiseerde expertise en faciliteiten ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel 2 van de statuten;

h. programma: voortschrijdend meerjarenprogramma, bedoeld in artikel 3;

i. subsidiejaar: kalenderjaar waarop een subsidie betrekking heeft.

Artikel 2

De minister verleent DLO jaarlijks, overeenkomstig deze regeling, subsidies ten behoeve van de uitvoering van werkplannen die strekken tot realisering van door hem vastgestelde programma’s.

Paragraaf 2: Programma’s

Artikel 3

1. Programma’s hebben betrekking op:

a. de instandhouding en ontwikkeling van de kennisinfrastructuur in Nederland;

b. strategisch en toegepast onderzoek;

c. wettelijke en dienstverlenende taken.

2. Programma’s hebben een looptijd van vier jaren, tenzij de minister anders bepaalt.

3. Ten behoeve van de opstelling van programma’s stelt de minister een format vast.

Artikel 4

1. Uiterlijk op 15 december in het tweede jaar voorafgaand aan het subsidiejaar doet de minister DLO programma-indicaties toekomen.

2. DLO werkt deze indicaties op hoofdlijnen uit tot globale programmavoorstellen.

3. DLO doet de globale programmavoorstellen voor 15 februari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar aan de minister toekomen, vergezeld van een kostenraming en een voorstel voor de te hanteren normkosten.

4. Uiterlijk op 1 mei van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar zendt de minister DLO een kaderbrief. De kaderbrief beschrijft:

a. de door de minister gewenste programma-activiteiten voor het subsidiejaar;

b. het door de minister gewenste voortschrijdende perspectief van de programma’s en

c. de door de minister voor het subsidiejaar vastgestelde normkosten.

5. De kaderbrief bevat een indicatie van het voor het betreffende subsidiejaar beschikbare subsidiebedrag, alsmede de financiële en overige randvoorwaarden die van toepassing zijn.

6. Met inachtneming van de kaderbrief stelt DLO concept-programma’s en concept-werkplannen ter uitvoering van die programma’s op en doet deze de minister uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar toekomen.

7. De minister zendt zijn opmerkingen omtrent de in het zesde lid bedoelde concepten voor 15 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar aan DLO.

8. Uiterlijk op 15 november van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar legt DLO de programma’s ter vaststelling voor aan de minister.

Artikel 5

1. De minister stelt uiterlijk op 15 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar de programma’s vast.

2. Bij de vaststelling van een programma kan de minister een begeleidingscommissie instellen.

3. De minister regelt voor elke begeleidingscommissie na overleg met DLO de samenstelling, taak en werkwijze, waaronder het omgaan met gegevens.

Paragraaf 3: Subsidieverlening

Artikel 6

1. Gelijktijdig met de in artikel 4, achtste lid, bedoelde programma’s dient DLO bij de minister een aanvraag in voor subsidie met betrekking tot de in het subsidiejaar op grond van die programma’s uit te voeren activiteiten en projecten.

2. De aanvraag tot subsidieverlening gaat voor elk programma vergezeld van een werkplan en een daarbij behorende begroting, die zijn ingericht volgens een door de minister voorgeschreven model.

3. De aanvraag tot subsidieverlening gaat voorts vergezeld van:

a. een voor het subsidiejaar vastgesteld onderzoeksplan, bedoeld in artikel 7B van de statuten, dat zodanig is ingericht dat de werkplannen daarvan een afzonderlijk onderdeel vormen;

b. een voor het subsidiejaar vastgestelde begroting, waarin de som van de begrotingen van de werkplannen afzonderlijk is opgenomen;

c. een managementsamenvatting van de ten behoeve van de minister uit te voeren werkzaamheden en van de daarbij behorende begroting.

4. De in het derde lid, onder b bedoelde begroting, dient voorts zodanig te zijn ingericht dat:

a. de minister kan beoordelen of DLO diensten voor derden verricht tegen tenminste kostendekkende tarieven en

b. zij inzicht geeft in de besteding van de in artikel 13 bedoelde baten.

Artikel 7

Gelijktijdig met de vaststelling van de programma’s beslist de minister op de aanvraag tot subsidieverlening.

Artikel 8

1. Gedurende het subsidiejaar kan de minister de subsidieverlening wijzigen:

a. indien zich ontwikkelingen dan wel calamiteiten op het beleidsveld van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voordoen, die een andere inzet van onderzoekcapaciteit door DLO vereisen dan voortvloeit uit de werkplannen die aan de subsidieverlening ten grondslag liggen;

b. indien zich zodanige wetenschappelijke, technologische, juridische of bestuurlijke ontwikkelingen voordoen, dat een ongewijzigde voortzetting van een of meer programma’s niet doelmatig is;

c. indien zich aanvullende onderzoeksvragen voor doen, die bij de vaststelling van de programma’s en de daarop gebaseerde werkplannen niet waren voorzien;

d. indien een suppletoire begroting zodanige wijzigingen aanbrengt in de begroting ten laste waarvan de subsidie is verleend, dat wijziging van de subsidieverlening noodzakelijk is.

2. Behoudens indien sprake is van calamiteiten of van de in het eerste lid, onder c en d, bedoelde feiten, wijzigt de minister de subsidieverlening pas nadat DLO in opdracht en voor rekening van de minister een uitvoerbaarheidstoets op de aan te brengen wijzigingen in de activiteiten en projecten heeft uitgevoerd.

3. De minister ontvangt binnen 6 weken na de opdrachtverlening de bevindingen van de uitvoerbaarheidstoets.

Paragraaf 4: Verplichting van DLO

Artikel 9

1. DLO is verplicht haar organisatie zodanig te behouden en te onderhouden dat de uitvoering van programma’s is gewaarborgd.

2. DLO levert derden diensten of goederen tegen ten minste kostendekkende tarieven, onderscheidenlijk prijzen.

Artikel 10

DLO is verplicht te beschikken over:

a. een geldig strategisch plan, dat is goedgekeurd door de minister;

b. een overzichtelijke en doelmatige administratieve organisatie, die een juist, volledig en actueel inzicht verschaft in de kwaliteit van het functioneren van DLO;

c. een door de minister aangewezen accountant, belast met de in artikel 10, derde lid, van de statuten bedoelde controle.

Artikel 11

1. DLO is verplicht de in artikel 10 onder c, bedoelde accountant, dan wel een door de minister aangewezen deskundige te allen tijde in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of het door DLO verrichte onderzoek conform de werkplannen is uitgevoerd en voorts onderzoek te verrichten naar de doelmatigheid van de organisatie en het beleid van DLO en zijn bevindingen terzake aan de minister te rapporteren.

2. DLO verstrekt desgevraagd aan de minister alle voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen.

Artikel 12

1. DLO voert de werkplannen, waarvoor de minister subsidie verleent zonder winstoogmerk uit.

2. Indien in een subsidiejaar niettemin sprake is van een overschot, wordt dit gereserveerd ten behoeve van verrekening met mogelijk in een volgend jaar bij de uitvoering van werkplannen optredende tekorten, tenzij de minister anders bepaalt.

Artikel 13

1. Tenzij de minister op verzoek van DLO anders heeft beslist, worden de inkomsten uit de exploitatie van kennis, verworven uit onderzoek waarvoor de minister subsidie heeft verleend, bestemd en besteed voor de instandhouding van de kennisinfrastructuur op door de minister te bepalen prioritaire expertisegebieden,

2. Baten uit octrooien, kwekersrechten, patenten en licenties, die DLO heeft gevestigd of verkregen op grond van onderzoek waarvoor de minister subsidie heeft verleend, bestemt en besteedt DLO op de wijze zoals voorzien in het eerste lid.

Artikel 14

1. Tenzij de minister anders bepaalt, is DLO tot geheimhouding verplicht met betrekking tot de resultaten van onderzoek waarvoor de minister subsidie heeft verleend, zolang deze resultaten de minister niet hebben bereikt.

2. Indien de in het eerste lid bedoelde verplichting niet of niet langer bestaat, zijn de resultaten voor elke geïnteresseerde vrij toegankelijk en beschikbaar tegen integrale verstrekkingskosten.

Artikel 15

1. Behoudens in de gevallen bedoeld in het tweede en derde lid is DLO gehouden de minister te vrijwaren voor schade, die het gevolg is van onderzoek en activiteiten waarvoor de minister subsidie heeft verleend.

2. De minister vrijwaart DLO voor schade die het gevolg is van in opdracht van de minister uitgevoerd onderzoek, indien deze schade is veroorzaakt voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling. Deze vrijwaring strekt zich mede uit tot schade, die zich na die datum openbaart.

3. De minister vrijwaart DLO voor schade die het gevolg is van de uitvoering van wettelijke en dienstverlenende taken.

Artikel 16

1. DLO doet de minister jaarlijks voor 1 maart een beknopte rapportage toekomen over de voortgang van de programma’s.

2. DLO verstrekt de minister kwartaalrapportages over:

a. de financiële stand van zaken met betrekking tot de in uitvoering zijnde programma’s;

b. financieel-economische kengetallen van de DLO-organisatie.

3. DLO verstrekt de in de vorige leden bedoelde rapportages overeenkomstig een door de minister vastgesteld model en binnen door hem vastgestelde termijnen.

Artikel 17

1. DLO laat de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek of onderdelen daarvan, waarvoor op basis van deze regeling subsidie is verleend, beoordelen door een commissie van externe deskundigen, zodanig dat tenminste na vier jaar het volledige onderzoeksterrein van DLO aan die beoordeling is onderworpen.

2. De opdracht aan alsmede de samenstelling van de commissie behoeft de goedkeuring van de minister.

3. DLO doet de minister de bevindingen van de commissie ter vertrouwelijke kennisneming toekomen.

Artikel 18

1. De minister evalueert de opzet, de uitwerking en de uitkomst van programma’s in het vierde jaar van uitvoering.

2. Indien de minister dit noodzakelijk acht, vindt de evaluatie van een programma of een samenstel van programma’s in een ander jaar plaats.

3. Ten behoeve van een evaluatie verstrekt DLO de minister alle door hem gevraagde informatie.

Paragraaf 5: Voorschotten

Artikel 19

Op aanvraag kan de minister voorschotten op de subsidie verlenen.

Paragraaf 6: Subsidievaststelling

Artikel 20

1. DLO dient de aanvraag tot subsidievaststelling bij de minister in voor 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar.

2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a. de door de raad van toezicht goedgekeurde jaarrekening over het subsidiejaar, waarbij de accountantsverklaring is gevoegd;

b. het verslag van werkzaamheden over het subsidiejaar, dat overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van de statuten is ingericht en vastgesteld.

Artikel 21

1. De minister stelt de subsidie vast binnen drie maanden na ontvangst van de in artikel 20 bedoelde gegevens.

2. De minister stelt de subsidie mede vast op basis van zijn instemming met de jaarrekening.

3. Indien de subsidie niet binnen de in het eerste lid vermelde termijn wordt vastgesteld, deelt de minister DLO een nieuwe termijn mede waarbinnen de vaststelling zal plaatsvinden.

Paragraaf 7: Evaluatiebepaling

Artikel 22

Deze regeling zal drie jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd op zijn doelmatigheid en uitvoerbaarheid.

Paragraaf 8: Overgangsbepalingen

Artikel 23

1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 en 4 tot en met 7 gelden voor de toepassing van deze regeling voor het jaar 1999:

a. als vastgestelde programma’s: de programma’s die de minister heeft vastgesteld bij brief nr. TRCDWK/1998/810 d.d. 17 december 1998;

b. als besluit tot subsidieverlening: het besluit van de minister, genomen bij brief nr. TRCDWK/1998/1311 d.d. 23 december 1998.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 10, aanhef onder a, geldt voor de jaren 1999 en 2000 als strategisch plan: het Ondernemingsplan DLO, goedgekeurd door de Raad van toezicht op 20 januari 1998.

Paragraaf 9: Slotbepalingen

Artikel 24

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 december 1998.

Artikel 25

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 1 april 1999. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
H.H. Apotheker.

Toelichting

a. Algemeen

Bij brief van 23 juli 1997 (1996-1997, 25 458, nr.1) zijn de beide Kamers der Staten Generaal in kennis gesteld van het voornemen van de Minister van LNV om de Dienst Landbouwkundig Onderzoek extern te verzelfstandigen. DLO wordt per 1 juni 1999 een stichting met eigen personeel, eigen activa en een eigen openingsbalans. Daartoe is op 9 december 1997 een nieuwe stichting DLO opgericht, waarmee de ’oude’ DLO stichtingen op 3 september 1998 zijn gefuseerd. Ook de taken van de zgn. Rijksinstituten worden vanaf 1 juni 1999 uitgevoerd in het verband van de nieuwe stichting DLO. In verzelfstandigde vorm zal DLO één van de pijlers vormen onder Wageningen Universiteit en Research Centrum (Wageningen UR). Op termijn wordt daarvoor een meer formeel samengaan met de Landbouw Universiteit Wageningen en het praktijkonderzoek voorzien. De tot het praktijkonderzoek behorende proefstations zullen daartoe verder verzelfstandigd worden. De definitieve rechtsvorm voor Wageningen UR vormt nog onderwerp van studie. De afronding van het proces van Wageningen UR-vorming wordt niet voor 2001 voorzien.

De aansturing van de stichting DLO, die voor een belangrijk deel afhankelijk blijft van subsidiering door LNV geschiedt langs twee wegen: via de statuten en via deze subsidie-regeling. In de statuten zijn de bevoegdheden van de minister van LNV jegens de Raad van toezicht en het College van bestuur geregeld. Verder bevatten de statuten een aantal vaststellings- en goedkeuringsbevoegdheden van de minister. Subsidieverlening aan DLO op basis van deze subsidieregeling vindt zijn wettelijke basis in artikel 2 van de Kaderwet LNV-subsidies.

b. Grondslag voor subsidieverlening

De minister verleent elk jaar op aanvraag aan DLO een subsidie voor de uitvoering van werkplannen. Deze werkplannen strekken tot realisering van door de minister vastgestelde programma’s. De werkplannen bevatten de door DLO uit te voeren activiteiten en projecten waarvoor subsidie wordt verleend. Afhankelijk van de aard van die programma’s zijn de activiteiten meer of minder gedetailleerd beschreven. Zo zullen de programma’s ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van de kennisinfrastructuur

- bedoeld om DLO zich te laten ontwikkelen tot een internationaal en marktgericht onderzoeksinstituut -

in beginsel niet meer dan een strategische richting aangeven, waarvoor een bepaalde capaciteit moet worden aangehouden. Verantwoording voor deze programma’s geschiedt achteraf. De programma’s voor strategisch- en toegepast onderzoek en voor wettelijke en dienstverlenende taken laten zich meer vertalen in concrete activiteiten.

De hoogte van het door de minister voor het subsidiejaar te verlenen subsidiebedrag betreft de som van die actitviteiten (uitgedrukt in uren, fte’s of bijv. onderzoeksfaciliteiten) en de door de minister jaarlijks vast te stellen normkosten. De normkosten betreffen het integrale tarief dat DLO in rekening moet brengen om zelfstandig te kunnen draaien. Een deel van dat bedrag betreft een basissubsidie, die wordt aangewend voor de ontwikkeling van de strategische expertise. Deze subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van de DLO-organisatie als onderdeel van de landbouwkennisinfrastructuur in Nederland. De richting waarin de strategische expertise zich moet ontwikkelen wordt afgeleid van het strategisch plan. Een ander deel van het jaarlijks aan DLO te verstrekken subsidiebedrag wordt besteed aan door DLO in opdracht van de minister van LNV uit te voeren programma’s voor strategisch en toegepast onderzoek. Een relatief klein deel van dat bedrag wordt aangewend voor de uitvoering van wettelijke en dienstverlenende taken door DLO. De programma’s voor de instandhouding van de kennisinfrastructuur en die ten behoeve van strategisch- en toegepast onderzoek kunnen ook onderzoek bevatten dat met andere overheden, incl. de Europese Unie en/of het bedrijfsleven wordt uitgevoerd.

c. De programmering

Alle activiteiten die DLO uitvoert voor de minister zijn vastgelegd in werkplannen die op hun beurt weer zijn gebaseerd op door de minister vast te stellen programma’s. De programma’s, die in beginsel een looptijd van vier jaar hebben, worden op een eenduidige wijze opgesteld. De minister stelt hiertoe een format vast. De programmeringscyclus, die vooraf gaat aan het subsidiejaar, duurt precies 12 maanden, te beginnen in december van het tweede jaar voor het subsidiejaar en eindigend met de vaststelling van de programma’s door de minister in december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

d. De subsidieverlening

Gelijktijdig met de vaststelling van de programma’s verleent de minister de subsidie aan DLO. Gedurende het subsidiejaar kan de minister de subsidieverlening wijzigen, indien zich een calamiteit voordoet die een andere inzet van de onderzoekscapaciteit vraagt, of voortzetting van activiteiten om andere redenen niet meer doelmatig is. Verder kan de minister aanvullend subsidie verlenen voor onderzoek waarvan de noodzaak gedurende dat jaar pas blijkt en mitsdien niet was te voorzien op het moment van vaststelling van de programma’s en de daarop gebaseerde werkplannnen. Wijziging is tenslotte mogelijk indien op basis van suppletoire begrotingen op het onderzoeksbudget voor DLO moet worden bezuinigd. Behalve in de in de regeling genoemde gevallen, wijzigt de minister de subsidieverlening pas nadat DLO een uitvoerbaarheidstoets heeft uitgevoerd, die ondermeer de financiële gevolgen van dat besluit in beeld brengt.

e. De overige verplichtingen van DLO

DLO heeft de verplichting haar organisatie te behouden en te onderhouden, opdat de uitvoering van de programma’s voor de minister is gewaarborgd. Verder dient DLO te beschikken over een geldig strategisch plan dat door de minister is goedgekeurd en over een adequate administratieve organisatie. De minister wijst de accountant belast met de controle van de jaarrekening aan. Verder dient DLO die accountant of een andere door de minister aangewezen deskundige in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of het onderzoek conform de werkplannnen is uitgevoerd en of de DLO-organisatie en haar beleid doelmatig is.

DLO voert de werkplannen waarvoor subsidie is verleend uit zonder winstoogmerk. Eventuele baten daaruit moeten worden gereserveerd en verrekend met in andere jaren optredende verliezen. Inkomsten uit de exploitatie van kennis die is verworven uit onder-zoek waarvoor de minister subsidie heeft verleend, moeten worden aangewend voor de instandhouding van de kennisinfrastructuur op door de minister aangewezen gebieden. De resultaten van voor de minister uitgevoerd onderzoek dienen vrij beschikbaar te zijn voor elke geïnteresseerde tegen integrale verstrekkingkosten. Zolang de minister nog geen kennis heeft kunnen nemen van de resultaten is DLO tot geheimhouding verplicht.

DLO is bevoegd opdrachten van derden te verwerven. Indien DLO werkt voor derden doet ze dat voor ten minste kostendekkende prijzen of tarieven. Uiteraard zijn de resultaten van het in opdracht van derden uitgevoerde onderzoek exclusief voorbehouden aan de opdracht-gever. DLO is behoudens een aantal uitzonderingen aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit onderzoek dat in opdracht van de minister is verricht. Tot slot is DLO gehouden eens in de vier jaar haar totale onderzoeksveld door een commissie van externe deskundigen op zijn wetenschappelijke kwaliteit te laten beoordelen.

f. De subsidievaststelling

In juni van het jaar dat volgt op het subsidiejaar, dient DLO een aanvraag tot subsidievaststelling in. Hierbij dienen de in het tweede lid van artikel 20 genoemde bescheiden te worden overlegd. Vaststelling geschiedt mede op basis van de instemming van de minister met de door de Raad van toezicht goedgekeurde jaarrekening. Daarmee neemt de minister mede in aanmerking het voorstel tot winstbestemming van DLO. De lopende financiering geschiedt aan de hand van voorschotten die tijdens het subsidiejaar periodiek kunnen worden verstrekt.

g. Overgangsrecht

1999 vormt voor de Stichting DLO nog een overgangsjaar, waarvoor de in deze regeling opgenomen programmeringscyclus nog niet volledig kon worden toegepast. Omdat de verzelfstandiging van DLO per 1 juni a.s. voltooid is, behoeft subsidiëring voor 1999 wel regeling. Aangezien DLO verder moet voldoen aan een aantal eisen, waaraan ze bij inwerkingtreding van deze regeling niet kon voldoen, is voor die eisen ten aanzien van het subsidiejaar 1999, en voor wat betreft het strategisch plan ook voor het jaar 2000, een overgangsregeling gemaakt.

Deze regeling is door de Europese Commissie getoetst op steun- en aanbestedingsaspecten en conform bevonden met de ter zake geldende Richtlijnen.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

H.H. Apotheker.

Naar boven