Instelling interdepartementale commissie integratiebeleid etnische minderheden en woonwagenbewoners

12 januari 1999

Nr. DCM 98/54.500

De Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid

Besluit:

Artikel 1

1. Er is een interdepartementale commissie voor het integratiebeleid ten aanzien van etnische minderheden en woonwagenbewoners (ICIM), verder te noemen: de commissie.

2. De commissie is voor dat beleid het ambtelijk voorportaal van de Raad voor het Sociaal en Cultureel Beleid.

Artikel 2

1. De commissie heeft tot taak adviezen uit te brengen en voorstellen te doen ter bevordering van de samenhang in het integratiebeleid ten aanzien van etnische minderheden en woonwagenbewoners.

2. De commissie is ambtelijk voorportaal van de Raad voor Sociaal en Cultureel beleid, genoemd in het besluit 98M008026 van 29 september 1998.

Artikel 3

1. De commissie kan desgevraagd en uit eigen beweging adviseren.

2. De commissie brengt haar adviezen uit aan de Minister voor het grote Steden- en Integratiebeleid, aan de Raad voor het Sociaal en Cultureel Beleid, aan de Ministerraad, dan wel dan wel aan de bewindspersonen wie het aangaat.

Artikel 4

Over beleidsvoornemens, die behoren tot het algemeen regeringsbeleid op het terrein van het integratiebeleid ten aanzien van etnische minderheden en woonwagenbewoners, en in het bijzonder over voorstellen van wet alsmede ontwerpen van algemene maatregel van bestuur dan wel voornemens daartoe, horen de ter zake verantwoordelijke ministers de commissie vooraf.

Artikel 5

1. De commissie bestaat uit:

a. de directeur-generaal Openbaar bestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voorzitter, tevens lid;

b. telkens een lid en een plaatsvervangend lid, aan te wijzen door:

- de Minister-president, Minister van Algemene Zaken,

- de Minister van Buitenlandse Zaken,

- de Minister van Justitie,

- de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

- de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

- de Minister van Financiën,

- de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer,

- de Minister van Economische Zaken,

- de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

- de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

c. de secretaris van de Raad voor het Sociaal en Cultureel Beleid;

d. de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau;

e. telkens een corresponderend lid namens de Ministers van Defensie en Ontwikkelingssamenwerking;

f. een secretaris, tevens lid.

2. De commissie kiest uit haar midden een plaatsvervangende voorzitter.

3. Het secretariaat van de commissie berust bij de directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 6

Bij de vergaderingen kan een lid of diens plaatsvervanger zich bij bepaalde onderwerpen, na overleg met de voorzitter, laten vergezellen door een ambtenaar die terzake specifieke deskundigheid bezit.

Artikel 7

Adviezen van de commissie worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen. Minderheidsstandpunten worden op verzoek van een of meer leden aan de adviezen toegevoegd.

Artikel 8

1. De commissie kan, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit, haar werkwijze en die van het secretariaat regelen.

2. De commissie is bevoegd voor de uitoefening van haar taken subcommissies en projectgroepen in te stellen. De commissie regelt de opdracht en werkwijze van deze subcommissies en projectgroepen.

Artikel 9

De commissie evalueert haar functioneren voor 1 oktober 2002. Zij brengt haar conclusies ter kennis van de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid.

Artikel 10

Het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 9 november 1994, nr. DCM 94/1496, houdende instelling van de interdepartementale coördinatiecommissie voor het minderhedenbeleid, wordt ingetrokken.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2003.

Dit besluit zal met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid,
R.H.L.M. van Boxtel.

Toelichting

Het regeerakkoord bevat een aantal afspraken over het integratiebeleid in relatie tot etnische minderheden en woonwagenbewoners, die een herbezinning op de taken en het functioneren van de ambtelijke coördinatie op dit terrein gewenst maken. Deze afspraken hebben betrekking op een aantal nieuwe accenten binnen het sinds 1980 gevoerde minderheden-, c.q. integratiebeleid, dat op hoofdlijnen met kracht zal worden voortgezet. Hoofdinzet van het beleid is dat er een substantiële verbetering moet worden aangebracht in de arbeidsmarktsituatie en onderwijsresultaten van leden van etnische minderheidsgroepen. Deze nieuwe accenten betreffen verder een integrale aanpak van de positieverbetering van etnische minderheden, extra programma’s voor de jongste kinderen, te rekenen tot de etnische minderheden en kwaliteitsverhoging van het onderwijs, maatregelen om te voorkomen dat jongeren afglijden naar sociale marginaliteit, ook door aandacht te hebben voor hun opvoeders, strikte toepassing van de Leerplichtwet, het wegnemen van specifieke belemmeringen voor startende etnische ondernemers, in aansluiting op het nieuwkomersbeleid extra aandacht te geven aan vervolgactiviteiten, gericht op deelname aan de arbeidsmarkt; het toegankelijk maken van taal- en inburgeringsprogramma’s voor z.g. ’oudkomers’, met name opvoeders en werklozen. Bij dit alles is meer dan tot nu toe een beroep te doen op de deskundigheid die binnen de eigen minderheidsgroepen aanwezig is. Ook de rol van de media wordt van bijzonder belang geacht.

Bij dit alles is een geregelde wisselwerking van het integratiebeleid etnische minderheden met het grotestedenbeleid tot stand te brengen voor die terreinen waar beide vormen van beleid elkaar raken.

Bij het aantreden van het huidige kabinet is de coördinatie van het integratiebeleid in handen gelegd van een minister zonder portefeuille, belast met het Grote Steden- en Integratiebeleid. Hij is als coördinerend minister verantwoordelijk voor de samenhang in het integratiebeleid van de verschillende ministers, én voor de afstemming van het beleid met de gemeenten en provincies voor de opvang van asielzoekers vanaf het moment dat de Minister van Justitie aan de asielzoeker een verblijfstitel heeft verleend.

Ten behoeve van deze taken en voor een tijdige en adequate voorbereiding van de besluitvorming van de Ministerraad is de instelling van een interdepartementale commissie noodzakelijk. Mede gezien de evaluatie welke de ICM hem bij brief van 29 oktober 1998 ter kennis heeft gebracht, heeft de minister voor het Grote Steden- en het Integratiebeleid daarom besloten, per 1 januari 1999 een Interdepartementale commissie integratiebeleid minderheden (ICIM) in te stellen. Dit besluit vervangt de beschikking van 9 november 1994 (DCM 94/1496) van de Minister van Binnenlandse Zaken, waarbij de Interdepartementale coördinatiecommissie minderhedenbeleid (ICM) tot 1 januari 1999 werd ingesteld (Stcrt. 1993, 69).

Omwille van een effectief beleid van het kabinet met betrekking tot het integratiebeleid en in verband met de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, heeft het kabinet besloten om de agenderingsbevoegdheid met betrekking tot de RSCB voor onderwerpen die het integratiebeleid betreffen, toe te kennen aan de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid. In verband hiermee zal de ICIM fungeren als ambtelijk voorportaal voor de RSCB, naast de CSCB.

Vanwege de raakvlakken tussen het integratiebeleid etnische minderheden en het grotestedenbeleid dient de ICIM een goede samenwerking te onderhouden met de Interdepartementale commissie grotestedenbeleid.

Het instellingsbesluit van de ICIM wordt hieronder - voor zover nodig - per artikel toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 is de naam van de commissie omschreven, waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat de commissie adviseert over het integratiebeleid ten aanzien van etnische minderheden en woonwagenbewoners. Daaronder behoort niet het toelatingsbeleid ten aanzien van vreemdelingen en asielzoekers.

Onder etnische minderheden en woonwagenbewoners worden de legaal verblijvende ingezetenen verstaan die in de Minderhedennota (1983) en in de nota ’Kansen Krijgen, Kansen Pakken, Integratiebeleid 1999-2002’ (1998) als doelgroepen van het integratiebeleid worden aangeduid, te weten:

- ingezetenen van Surinaamse herkomst,

- ingezetenen van Antilliaanse en Arubaanse herkomst,

- ingezetenen, afkomstig uit de (voormalige) wervingslanden,

- ingezetenen van Molukse herkomst,

- vluchtelingen, houders van een (voorlopige) vergunning tot verblijf, en overige asielgerechtigden

- woonwagenbewoners en zigeuners.

Artikelen 2 en 3

De commissie heeft een tweeledige taak. Enerzijds bereidt zij de vergaderingen voor van de Raad voor het Sociaal en Cultureel Beleid voor die onderwerpen die het integratiebeleid ten aanzien van etnische minderheden en woonwagenbewoners betreffen. Anderzijds formuleert zij voorstellen ter bevordering van de eenheid van het regeringsbeleid op het aangegeven terrein.

Het eerste taakonderdeel vloeit rechtstreeks voort uit het gegeven dat de commissie een van de twee ambtelijke voorportalen van de Raad voor het Sociaal en Cultureel Beleid is Dit betekent dat de commissie de door de afzonderlijke bewindslieden ingebrachte stukken (wetsvoorstellen, amvb’s, beleidsnota’s) bespreekt, eventuele geschilpunten tracht op te lossen en de Raad voor het Sociaal en Cultureel Beleid terzake adviseert. Daarbij wordt nagegaan of de afgesproken interdepartementale procedures correct zijn doorlopen en wordt geprobeerd interdepartementaal tot overeenstemming te komen of althans de resterende geschilpunten zodanig weer te geven, dat de Raad een geannoteerde beslispuntennotitie krijgt aangereikt. Ook zal de commissie de afzonderlijke beleidsvoornemens toetsen aan de noodzakelijke samenhang in het integratiebeleid ten aanzien van etnische minderheden en woonwagenbewoners en de hoofdlijnen van het regeringsbeleid, in het bijzonder van het grotestedenbeleid.

Het tweede taakonderdeel - het bevorderen van de eenheid in het regeringsbeleid ter bevordering van de integratie van etnische minderheden en woonwagenbewoners - veronderstelt een actieve opstelling van de commissie. De commissie zal daartoe zelfstandig voorstellen kunnen doen en adviezen kunnen uitbrengen indien zij van mening is dat daardoor de onderlinge afstemming van het regeringsbeleid op dit beleidsterrein kan worden bevorderd.

Artikel 4

De beleidsvoornemens waarover advies gevraagd dient te worden aan de commissie, betreffen de onderwerpen, genoemd in artikel 4 van het Reglement van Orde voor de Raad van Ministers (Besluit van 16 mei 1979, Stb. 264), voor zover deze het integratiebeleid ten aanzien van etnische minderheden en woonwagenbewoners raken. Praktisch komt dat neer op voorstellen van wet, ontwerpen van algemene maatregel van bestuur, en de hoofdlijnen van het beleid, ongeacht of één dan wel meer departementen bij de voorbereiding zijn betrokken.

Artikel 5

Voor een effectieve en efficiënte advisering door de commissie is het van belang dat de leden over een adequaat ambtelijk niveau beschikken. Mede met het oog op het functioneren als ambtelijk voorportaal voor de RSCB, èn omdat de leden de inbreng van het gehele departement dat zij vertegenwoordigen dienen te coördineren , is het niveau van directeur(-generaal) aangewezen.

De secretaris van de Raad voor het Sociaal en Cultureel Beleid en de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau zijn qualitate qua lid van de commissie.

De corresponderende leden ontvangen alle vergaderstukken, doch bepalen zelf aan de hand van de agenda of deelname aan een vergadering van de commissie nuttig is.

Artikelen 7 en 8

De commissie kan zelf haar werkwijze en die van het secretariaat regelen. Indien de commissie het nuttig oordeelt voor een bepaald onderwerp een subcommissie of projectgroep in te stellen, dan geeft zij daarbij de taakopdracht, de samenstelling en de werkwijze aan.

Artikelen 9 en 11

Overeenkomstig de regels voor het functioneren van externe adviesorganen en interdepartementale commissies (Aanwijzingen inzake interdepartementale commissie, circulaire van 11 maart 1987, Stcrt. 67) zal het functioneren van de commissie na vier jaren aan een evaluatie zal worden onderworpen. Het verslag daarvan wordt aan de Minister voor het Grote Steden- en Integratiebeleid uitgebracht. Volgens dezelfde regels bevat het instellingsbesluit een horizonbepaling.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R.H.L.M. van Boxtel.

Naar boven