Regeling Ziekenfondsraad blindengeleidehonden 1999

8 maart 1999

JA2/JAL/448

De Algemeen Secretaris van de Ziekenfondsraad;

Gelezen de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 29 mei 1998;

Gelet op het besluit van de Ziekenfondsraad van 17 december 1998;

Gelet op artikel 39, derde lid, onder h, van de Wet financiering volksverzekeringen;

Gelet op artikel 1 van het Mandateringsbesluit Ziekenfondsraad 1998

heeft op 8 maart 1999 namens de Ziekenfondsraad besloten:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen en algemene grondslagen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

verzekerde: een persoon die krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is verzekerd en als zodanig is ingeschreven bij een uitvoeringsorgaan;

toebehoren: een tuig, een riem, een kam, een borstel, een voederbak, een drinkbak en een mand of stretcher.

bruikleenovereenkomst: de overeenkomst tussen een verzekerde en een geleide-hondenschool overeenkomstig het in bijlage 1 opgenomen model*;

terbeschikkingstellingsovereenkomst: de overeenkomst tussen de Ziekenfondsraad en een geleidehondenschool overeenkomstig het in bijlage 2 opgenomen model*.

Artikel 2

1. De Ziekenfondsraad stelt ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten een bedrag beschikbaar van maximaal:

a. f 2.338.700 voor het ter beschikking stellen van blindengeleidehonden met passend toebehoren in 1999;

b. f 967.200 voor het verstrekken van subsidie voor in 1999 gemaakte gebruikskosten en;

c. f 80.584 voor het verstrekken van subsidie voor in 1999 gemaakte kosten van bijzondere medische behandelingen voor blindengeleidehonden.

2. Aan verzekerden kan op een voor 1999 ingediende aanvraag:

een blindengeleidehond met toebehoren ter beschikking worden gesteld;

subsidie worden verleend voor de gebruikskosten van een blindengeleidehond;

subsidie wordt verleend voor de kosten van bijzondere medische behandelingen voor een blindengeleidehond.

3. De aanvragen worden behandeld in volgorde van de datum van ontvangst van de volledige aanvraag. Subsidie wordt slechts verstrekt en blindengeleidehonden worden slechts ter beschikking gesteld voor zover de in het eerste lid genoemde bedragen ruimte daarvoor bieden.

Hoofdstuk 2. Het ter beschikking stellen van blindengeleidehonden

§1. Grondslagen en omvang van de terbeschikkingstelling

Artikel 3

De blindengeleidehond met toebehoren wordt slechts ter beschikking gesteld indien en voor zolang wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de verzekerde is blind of slechtziend;

b. de verzekerde is redelijkerwijs aangewezen op het gebruik van een blindengeleidehond;

c. de blindengeleidehond is een passende voorziening voor verzekerde;

d. tussen de verzekerde en een geleidehondenschool geldt een bruikleenovereenkomst; en

e. tussen de Ziekenfondsraad en een geleidehondenschool geldt een terbeschikkingsstellingsovereenkomst.

§2. Aanvraag en terbeschikkingstelling

Artikel 4

1. De aanvraag tot het ter beschikking stellen van een blindengeleidehond wordt bij de Ziekenfondsraad ingediend. Indiening heeft plaats door toezending van het door de verzekerde volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier.

2. De aanvraag gaat vergezeld van

a. een schriftelijke verklaring van de geleidehondenschool dat:

1° zij bereid is voor een blindengeleidehond een bruikleenovereenkomst aan te gaan met de verzekerde;

2° zij bereid is voor een blindengeleidehond een terbeschikkingsstellingsovereenkomst aan te gaan met de Ziekenfondsraad; en

3° voor zover bekend de verzekerde voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, onder a, b en c.

b. een schriftelijke verklaring van de verzekerde dat:

1° voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, onder a, b en c; en

2° hij toestemming geeft aan het zorgkantoor van het werkgebied waar hij zijn woonplaats heeft om te controleren of voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, onder a, b en c.

3. Voor de toepassing van het vorige lid wordt onder zorgkantoor verstaan: een ver-bindingskantoor als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Administratiebesluit bijzondere ziektekostenverzekering.

4. De Ziekenfondsraad stelt het formulier vast voor de aanvraag.

Artikel 5

Na ontvangst van de aanvraag beslist de Ziekenfondsraad over de terbeschikking-stelling van een blindengeleidehond. Als verzekerde voor terbeschikkingstelling in aanmerking komt, wordt de blindengeleidehond ter beschikking gesteld onder de opschortende voorwaarde dat de in artikel 3 bedoelde bruikleenovereenkomst en ter-beschikkingstellingsovereenkomst gesloten zijn.

Artikel 6

De Ziekenfondsraad kan de terbeschikkingstelling van een geleidehond met inachtneming van een redelijke termijn intrekken:

a. indien niet meer wordt voldaan aan de in artikel 3, onder a, b, c, en d, genoemde voorwaarden;

b. op grond van feiten of omstandigheden waarvan de Ziekenfondsraad bij de terbeschikkingstelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan geen blindengeleidehond te beschikking zou zijn gesteld;

c. indien de terbeschikkingstelling onjuist was en de verzekerde dit wist of behoorde te weten; en

d. indien de verzekerde na de terbeschikkingstelling niet heeft voldaan aan de aan de terbeschikkingstelling verbonden verplichtingen.

Hoofdstuk 3. Het verstrekken van subsidie voor de gebruikskosten van blindengeleidehonden

§1. Grondslagen en omvang van de subsidie

Artikel 7

1. Voor gebruikskosten van de blindengeleidehond wordt slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

tussen de verzekerde en de geleidehondenschool is gedurende de subsidieperiode een bruikleenovereenkomst van kracht; en

de verzekerde heeft gedurende de subsidieperiode een blindengeleidehond in gebruik gehad.

2. De voorwaarde genoemd in het eerste lid, onder a, geldt niet voor de verze-kerde die krachtens artikel 57 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of krachtens de Regeling Ziekenfondsraad subsidiëring gebruik en bijzondere medische behandeling blindengeleidehonden 1998 gebruikskosten vergoed kreeg.

Artikel 8

De subsidie voor de gebruikskosten van de blindengeleidehond bedraagt f 30 per week.

§2. Subsidieverlening

Artikel 9

1. Uiterlijk één maand na het aangaan van de bruikleenovereenkomst of, indien de verzekerde op 1 januari 1999 met toepassing van artikel 7, tweede lid, al een blinden-geleidehond in gebruik had, uiterlijk 1 april 1999, dient de verzekerde de aanvraag van een subsidie bij de Ziekenfondsraad in. Indiening heeft plaats door toezending van het door de subsidieontvanger volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier.

2. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een opgave van het verwachte aan-tal weken dat de blindengeleidehond in het jaar 1999 bij verzekerde in gebruik is.

3. De Ziekenfondsraad stelt een formulier vast voor de aanvraag.

Artikel 10

Na ontvangst van de subsidieaanvraag beslist de Ziekenfondsraad over het verlenen van subsidie aan de aanvrager.

§4. Voorschotverlening

Artikel 11

1. De Ziekenfondsraad kan gedurende het subsidiejaar voorschotten verlenen aan de verzekerde. Op dezelfde dag dat de Ziekenfondsraad beslist over het verlenen van subsidie als bedoeld in artikel 10, beslist hij over de te verlenen voorschotten.

2. Het voorschot per week is maximaal f 30.

3. Betaling van de voorschotten heeft plaats op de 20e dag van elke maand of op de eerste werkdag daarna, indien de 20e dag niet op een werkdag valt.

4. Indien voor vaststelling van de subsidie aannemelijk is dat er teveel is bevoorschot, kan de Ziekenfondsraad een bedrag vaststellen dat de verzekerde aan hem dient te betalen binnen de bij die vaststelling bepaalde termijn. De Ziekenfondsraad kan het vastgestelde bedrag op andere wijze verrekenen.

5. Na vaststelling van de subsidie betaalt de verzekerde teveel betaalde voor-schotten onmiddellijk terug aan de Ziekenfondsraad, tenzij de Ziekenfondsraad deze op andere wijze verrekent.

6. De Ziekenfondsraad kan bij de voorschotverlening of daarna aan de verzekerde de nader uit te werken verplichting opleggen tot het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten.

7. In bijzondere gevallen kan de Ziekenfondsraad onder door hem te stellen voorwaarden afwijken van het tweede of derde lid.

§5. Subsidievaststelling

Artikel 12

1. Uiterlijk 1 februari 2000 dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij de Ziekenfondsraad in. Indiening heeft plaats door toezending van het door de subsidieontvanger volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier.

2. De Ziekenfondsraad stelt het formulier vast voor de aanvraag.

Artikel 13

Na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling stelt de Ziekenfondsraad de subsidie vast.

Hoofdstuk 4. Het verstrekken van subsidie voor de kosten van bijzondere me-dische behandelingen van blindengeleidehonden

§1. Grondslagen en omvang van de subsidie

Artikel 14

Onverminderd de artikelen 11 en 12 wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk onder bijzondere medische behandeling verstaan: de medische behandeling van een blindengeleidehond waarvoor meer dan f 100 in rekening is gebracht.

Artikel 15

1. Voor een bijzondere medische behandeling van de blindengeleidehond wordt slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de behandeling is noodzakelijk voor het gebruik als blindengeleidehond

b. de behandeling heeft plaatsgehad door een dierenarts; en

c. de kosten van de behandeling staan in een redelijke verhouding tot de waarde van de blindengeleidehond;

2. Onverminderd het eerste lid, onder a en c, en het derde lid worden de volgende medische behandelingen in ieder geval als bijzonder aangemerkt:

a. operaties, inclusief nazorg;

b. allergietests;

c. allergiebehandelingen;

d. röntgenfoto’s;

e. antibiotica voorzover die niet zijn voorgeschreven voor in het vijfde lid opgesomde aandoeningen;

f. bacteriologisch onderzoek;

g. bloedonderzoek; en

h. ECG- en EEG-onderzoek.

3. De volgende medische handelingen worden in ieder geval niet als bijzonder aangemerkt:

a. periodieke inentingen;

b. de jaarlijkse controle;

c. middelen tegen vlooien, teken, wormen en dergelijke;

d. de behandeling van kleine verwondingen;

e. het leegdrukken van anaalklierzakjes;

f. tandsteenverwijdering;

g. nagels knippen;

h. behandeling van diarree, braken hoesten en oorontsteking;

i. niet-allergische aandoeningen van de huid en darmen; en

j. voedingssupplementen.

4. Bij de toepassing van het eerste lid, onder c, wordt de waarde van een blin-dengeleidehond berekend overeenkomstig de volgende formule:

stcrt-1999-51-p8-SC18033-1.gif

waarbij onder a wordt verstaan: het aantal maanden dat de hond als blindengeleidehond bij de verzekerde of bij anderen in gebruik is.

Artikel 16

De subsidie voor een bijzondere medische behandeling van de blindengeleidehond bedraagt maximaal het bedrag van de werkelijke behandelingskosten, maar niet meer dan de kosten die doorgaans voor de betreffende behandeling in rekening worden gebracht.

§2. Aanvraag en subsidieverstrekking

Artikel 17

1. Uiterlijk een maand na ontvangst van de factuur van de dierenarts, maar niet later dan 1 februari 2000, dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor de bijzondere medische behandeling van de blindengeleidehond bij de Ziekenfondsraad in. Indiening van de aanvraag heeft plaats door toezending van het door de subsidieontvanger volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier.

2. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van de factuur van de dierenarts voor de betreffende bijzondere medische behandeling en een beschrijving door de dierenarts van de indicatie waarvoor de behandeling is gegeven.

3. De Ziekenfondsraad stelt het formulier vast voor de aanvraag.

Artikel 18

Na ontvangst van de aanvraag beslist de Ziekenfondsraad over het verstrekken van subsidie aan de aanvrager.

Hoofdstuk 5

§ 1. Overige voorschriften

Artikel 19

1. De verzekerde verstrekt aan de Ziekenfondsraad of aan daartoe door of vanwege de Ziekenfondsraad aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen kosteloos alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dit besluit.

2. De gegevens en inlichtingen worden op verzoek verstrekt in schriftelijke vorm, of in een andere vorm die redelijkerwijs kan worden verlangd, binnen een termijn die schriftelijk wordt gesteld bij een verzoek.

3. De subsidieontvanger geeft op verzoek van de Ziekenfondsraad op één adres inzage in alle bescheiden en andere gegevensdragers, stelt deze op verzoek ter beschikking voor het nemen van afschrift en verleent de terzake verlangde medewerking, voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van deze regeling.

Artikel 20

De Ziekenfondsraad kan aan de verzekerde andere verplichtingen opleggen die naar zijn oordeel nodig zijn voor de goede uitvoering van deze regeling.

§ 2 Slotbepaling

Artikel 21

Deze regeling treedt in werking met ingang op de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Zij kan worden aangehaald als: Regeling Ziekenfondsraad blindengeleidehonden 1999.

De Algemeen Secretaris van de Ziekenfondsraad,
J.L.P.G. van Thiel.

* De in de regeling genoemde bruikleenovereenkomst en de terbeschikkingsstellingsovereenkomst kunnen worden opgevraagd bij de Ziekenfondsraad, postbus 396, 1180 BD Amstelveen.

Toelichting

Algemeen

Tot 1 juli 1998 konden verzekerden op grond van artikel 57 van de Algemene Ar-beidsongeschiktheidswet (AAW) een voorziening welke strekt tot verbetering van de levensomstandigheden aanvragen bij het Landelijk instituut voor sociale verzekeringen (Lisv). Eén van die voorzieningen was de verstrekking van blindengeleidehonden, een forfaitaire vergoeding voor de kosten van het gebruik van de blindengeleidehond en een tegemoetkoming in de kosten van bijzondere medische behandelingen van de blindengeleidehond. Door de intrekking van de AAW per 1 juli 1998 dreigde de voorziening te vervallen. Dit werd niet wenselijk geacht. Opneming van de voorziening in enige andere wet was niet geregeld. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft toen de Ziekenfondsraad verzocht de voorziening te voort te zetten.

Tot medio 1996 werden geleidehonden verstrekt op basis van een drie partijen over-eenkomst tussen het Lisv, de verzekerde en de geleidehondenschool. In die periode was de geleidehondenschool meestal het Koninklijk Nederlands Geleidehondenfonds (KNGF). De geleidehondenschool bleef eigenaar van de geleidehond. Vanaf medio 1996 kocht het Lisv de geleidehonden van de geleidehondenschool en gaf ze in bruikleen aan de verzekerden. Vanaf medio 1996 is kreeg het Lisv dus de geleide-honden in eigendom.

In de tweede helft van 1998 heeft een overgangsregime gegolden (artikel 75 Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten). De bestaande overeenkomsten tussen het Lisv, de verzekerde en de geleidehondenschool bleven bestaan. De Ziekenfondsraad subsidieerde in de tweede helft van 1998 de gebruikskosten en de kosten van de bijzondere medische behandelingen van een geleidehond. Verder gaf de Ziekenfondsraad in die periode geleidehonden in bruikleen aan verzekerden volgens de sinds medio 1996 gehanteerde methode.

In artikel 75, zesde, zevende en achtste lid, van de Wet op de (re)integratie arbeids-gehandicapten is geregeld dat de Ziekenfondsraad met ingang van 1 januari 1999 de overeenkomsten ten aanzien van de geleidehonden en de eigendom van de geleidehonden van het Lisv overneemt.

Voor 1999 heeft de Ziekenfondsraad gekozen voor het ter beschikking stellen van geleidehonden aan verzekerden op een wijze die beter aansluit bij de in het kader van de AWBZ gehanteerde systematiek.

Om in aanmerking te komen voor een geleidehond dient de verzekerde, als hij een geleidehondenschool heeft gevonden die hem een geleidehond in bruikleen wil geven, een aanvraag in bij de Ziekenfondsraad tot terbeschikkingstelling van een geleidehond. Als de verzekerde aan de voorwaarden voldoet, stelt de Ziekenfondsraad een geleidehond ter beschikking onder de opschortende voorwaarde dat tussen de geleidehondenschool en de verzekerde een bruikleenovereenkomst en tussen de Ziekenfondsraad en de geleidehondenschool een terbeschikkingstellingsovereenkomst is gesloten. De geleidehondenschool blijft eigenaar van de geleidehond. In de overeenkomst tussen de Ziekenfondsraad en de geleidehondenschool (de terbeschikkingstellingsovereenkomst) geeft de Ziekenfondsraad tegen betaling opdracht aan de geleidehondenschool om een geleidehond in bruikleen te geven aan de ver-zekerde.

Als de Ziekenfondsraad een geleidehond ter beschikking stelt aan verzekerde maakt de verzekerde kosten voor de verzorging en medische kosten van de geleidehond. In hoofdstuk 3 en 4 van de regeling is daarom voorzien in subsidie voor die kosten. De verzekerde ontvangt net als vorig jaar een forfaitair bedrag van f 30 per week voor de kosten van het gebruik van de geleidehond. Met bedrag kan verzekerde alle, dan toch wel een groot deel van de kosten van het gebruik van de hond betalen met uitzondering van de kosten van bijzondere medische behandelingen van de geleidehond. In hoofdstuk 4 zijn daarom aparte subsidiebepalingen voor die bijzondere medische kosten opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

In Hoofdstuk 1 zijn de begripsbepalingen en algemene grondslagen van de regeling opgenomen.

Artikel 1 bevat de begripsbepalingen.

In artikel 2, eerste lid, staan de maximale beschikbaar gestelde bedragen voor:

• terbeschikkingstelling in 1999 van geleidehonden;

• subsidie voor in 1999 gemaakte gebruikskosten;

• subsidie voor in 1999 gemaakte kosten voor een bijzondere medische behandelingen.

Op grond van artikel 2, derde lid, worden de aanvragen behandeld in volgorde van ontvangst. Deze bepaling is met name van belang als één van de voor 1999 beschikbare bedragen dreigt op te raken. Daarom is in de tweede volzin ook opgenomen dat de blindengeleidehonden slechts ter beschikking worden gesteld en de subsidie slechts wordt verstrekt voor zover de in het eerste lid genoemde bedragen daar ruimte voor bieden. Indien gebrek aan middelen ertoe dreigt te leiden dat aanvragen moeten worden afgewezen zal de Ziekenfondsraad dat tijdig bekendmaken.

Hoofdstuk 2 regelt de terbeschikkingstelling van blindengeleidehonden

In artikel 3 zijn een vijftal voorwaarden opgesomd waaraan de verzekerde voor en gedurende de terbeschikkingstelling moet voldoen.

De eerste voorwaarde is dat de verzekerde blind of slechtziend is. Op zichzelf is het blind of slechtziend zijn onvoldoende om in aanmerking te komen voor een geleidehond. De verzekerde kan immers bedlegerig zijn of in zeldzame gevallen na verloop van tijd weer ziende worden. De tweede voorwaarde luidt dan ook dat de verzekerde redelijkerwijs aangewezen moet zijn op het gebruik van een geleidehond.

De derde voorwaarde is dat de geleidehond een passende voorziening is voor ver-zekerde. Met deze eis wordt vooral gedoeld op situaties waarin ten gevolge van di-verse omstandigheden het beter is dat de verzekerde geen geleidehond ter beschikking gesteld krijgt. Indien bijvoorbeeld in het verleden gebleken is dat de verzekerde een geleidehond mishandelde of slecht verzorgde en er is reden om aan te nemen dat verzekerde dat bij een nieuwe geleidehond weer zal doen kan de conclusie luiden dat een geleidehond geen passende voorziening is voor een verzekerde. De aanvraag wordt met betrekking tot de eerste drie voorwaarden getoetst door het zorgkantoor van het werkgebied waar verzekerde zijn woonplaats heeft.

De vierde voorwaarde is dat verzekerde een bruikleenovereenkomst heeft gesloten met de geleidehondenschool. Voor geleidehonden die eigendom zijn van de verzekerde bestaat geen mogelijkheid tot terbeschikkingstelling over te gaan. Een model van de bruikleenovereenkomst is opgenomen in bijlage 1 bij de regeling. In de bruikleenovereenkomst is geregeld welke verplichtingen de verzekerde (bruiklener) jegens de geleidehondenschool heeft, welke verplichtingen de geleidehondenschool jegens de verzekerde heeft, wanneer de bruikleenovereenkomst eindigt of door partijen kan worden opgezegd. In conflictsituaties bemiddelt de Ziekenfondsraad, veelal door het aanwijzen van een onafhankelijk deskundige. De geleidehond wordt de eerste zes maanden op proef in bruikleen gegeven. De bruikleenovereenkomst wordt aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat tussen de geleidehondenschool en de Ziekenfondsraad een terbeschikkingstellingsovereenkomst wordt gesloten. Het be-staan van de terbeschikkingstellingsovereenkomst is de vijfde voorwaarde. Het model van een terbeschikkingstellingsovereenkomst is opgenomen in bijlage 2 bij de regeling. In de terbeschikkingstellingsovereenkomst is geregeld aan welke eisen de geleidehond moet voldoen om ter beschikking van een verzekerde gesteld te kunnen worden. Die eisen wijken materieel niet af van de in 1998 gehanteerde eisen. Op het moment van de aanvraag is nog niet bekend of aan die eisen bij ter beschikkingstelling wordt voldaan. Per ter beschikking te stellen geleidehond wordt een terbeschikkingstellingsovereenkomst gesloten.

In artikel 4 is de aanvraag tot terbeschikkingstelling geregeld. De aanvraag wordt bij de Ziekenfondsraad ingediend. De aanvraag moet vergezeld gaan van een drietal verklaringen van de geleidehondenschool en een tweetal verklaringen van de verzekerde. De Ziekenfondsraad stelt een formulier vast voor de aanvraag met in de bijla-gen van het aanvraagformulier modelverklaringen.

Na ontvangst van de aanvraag beslist de Ziekenfondsraad over de terbeschikkingstelling, aldus artikel 5. Uit de tweede volzin van dat artikel blijkt dat de Ziekenfondsraad de geleidehond aan de verzekerde ter beschikking stelt onder de opschortende voorwaarde dat de bruikleenovereenkomst en de terbeschikkingstellingsovereenkomst gesloten zijn. Die twee overeenkomsten zijn nog niet gesloten op het moment van de aanvraag omdat dan nog niet met voldoende zekerheid bekend is welke hond het betreft en of de hond aan de gestelde eisen voldoet.

Op grond van artikel 6 kan de Ziekenfondsraad de terbeschikkingstelling onder an-dere intrekken indien niet meer wordt voldaan aan de eerste vier in artikel 3 genoemde voorwaarden.

Hoofdstuk 3. Het verstrekken van subsidie voor de gebruikskosten

In artikel 7 worden de voorwaarden waaronder subsidie voor gebruikskosten wordt verstrekt opgesomd. De voorwaarden zijn dat gedurende de subsidieperiode een bruikleenovereenkomst van kracht was en dat verzekerde gedurende de subsidieperiode een geleidehond in gebruik had. In het tweede lid is een overgangsbepaling opgenomen.

Artikel 8 bepaalt dat de subsidie f 30 per week bedraagt.

In artikel 9 en 10 is de (aanvraag tot) subsidieverlening geregeld, in artikel 11 is de (aanvraag tot) voorschotverlening (maandelijks) geregeld en in artikel 12 en 13 is de (aanvraag tot) subsidievaststelling geregeld.

Hoofdstuk 4. Het verstrekken van subsidie voor kosten van bijzondere medische behandelingen

De bijzondere medische behandeling is in artikel 14 gedefinieerd als de medische behandeling van een geleidehond waarvoor meer dan f 100 in rekening is gebracht. Het begrip behandeling dient te worden onderscheiden van het begrip verrichting. Een behandeling kan meerdere verrichtingen met betrekking tot dezelfde aandoening omvatten. In hoeverre een meerdere verrichtingen tot één behandeling kunnen worden gerekend moet van geval tot geval worden bezien.

In artikel 15, eerste lid, worden de voorwaarden opgesomd waaronder subsidie voor kosten van bijzondere medische behandelingen kan worden verstrekt. De behandeling moet noodzakelijk zijn voor het gebruik als geleidehond, is door een dierenarts gedaan en de kosten van behandeling moeten in een redelijke verhouding staan tot de waarde van de geleidehond. In het tweede en het derde lid worden niet-limitatieve opsommingen gegeven van behandelingen die respectievelijk wel en niet als bijzonder worden aangemerkt. In het vierde lid is bepaald op welke wijze de waarde van de geleidehond wordt bepaald.

De hoogte van de subsidie wordt, zo blijkt uit artikel 16, bepaald door de werkelijke behandelingskosten. De Ziekenfondsraad subsidieert een lager bedrag dan de werkelijke kosten indien de dierenarts meer dan normale kosten in rekening brengt. Wat normaal is zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

In artikel 17 is de aanvraagprocedure geregeld. De verzekerde moet de aanvraag uiterlijk één maand na ontvangst van de factuur van de dierenarts indienen. Bij twijfel of de Ziekenfondsraad de behandeling zal vergoeden, is het verstandig vooraf contact op te nemen met de Ziekenfondsraad. Omdat niet altijd op de factuur staat vermeld voor welke ziekte of aandoening de geleidehond behandeld is, heeft de Ziekenfondsraad in het tweede lid de voorwaarde gesteld dat de dierenarts een beschrijving geeft van de indicatie waarvoor de behandeling is gegeven.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

Artikel 19 bevat een informatieverplichting voor verzekerde. Artikel 20 geeft de Ziekeenfondsraad de mogelijkheid andere verplichtingen op te leggen die nodig zijn voor de goede uitvoering van de regeling. Artikel 21 regelt de inwerkingtreding en de citeertitel.

Naar boven