Instellingsbesluit Landelijke Coördinatiecommissie Milieuwethandhaving (LCCM)

11 februari 1999

Nr. LCCM/051198006L

Directoraat-Generaal Milieubeheer/ Hoofdinspectie Milieuhygiëne

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, gelet op het bepaalde in het LCCM-strategiedocument ’Naar samenhang en transparantie in de milieuwethandhaving’ van maart 1998 besluit mede namens de ministers van Justitie, van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuurbehoud en Visserij, van Economische Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en met instemming van het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen tot vervanging van het besluit tot instelling van de Landelijke Coordinatiecommissie Milieuwethandhaving (LCCM) d.d. 10 februari 1992, Kenmerk: HIMH/hm/LEF-IV-05N1005).

Het besluit luidt als volgt:

Artikel 1

1. Er is een Landelijke Coördinatiecommissie Milieuwethandhaving, verder te noemen LCCM.

2. In de LCCM zijn vertegenwoordigd de instanties, dan wel koepelorganisaties van instanties, die zijn belast met de handhaving van de milieuwetgeving, verder te noemen de handhavingspartners.

Artikel 2

1. De LCCM heeft tot taak:

- landelijk samenhang te brengen in de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het handhavingsbeleid door de handhavingspartners;

- de transparantie van de handhaving van de milieuwetgeving te vergroten door inspanningen en resultaten in samenhang inzichtelijk te maken;

- de verbetering te bevorderen van de uitvoering van de handhaving van de milieuwetgeving.

2. De LCCM voert deze taak uit door:

- de afstemming te bevorderen van het handhavingsbeleid van de handhavingspartners;

- de operationele samenwerking tussen de handhavingspartners te faciliteren;

- gevraagd of ongevraagd te adviseren aan de regering, de wetgever of een of meer handhavingspartners ten aanzien van de handhaving van de milieuwetgeving.

Artikel 3

1. De LCCM stelt tweejaarlijks een document vast, waarin afspraken worden vastgelegd inzake de gezamenlijke handhavingsprioriteiten, de vaststelling van het gezamenlijk beleid, alsmede over de verdere verbetering van de uitvoering.

2. De LCCM brengt over elke tweejaarlijkse periode waarop de afspraken betrekking hebben een rapportage uit over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de in het eerste lid bedoelde afspraken en de resultaten die daarmee zijn bereikt. Voor de aanlevering van gegevens voor deze rapportage stelt de LCCM een informatieprotocol vast, waarbij de rapportages op grond van de per provincie gesloten bestuursovereenkomsten inzake handhavingssamenwerking uitgangspunt zijn.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken worden door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de andere betrokken ministers, naar de Tweede Kamer gezonden.

Artikel 4

1. De leden van de LCCM verplichten zich ertoe zich te zullen inspannen, opdat de afspraken die zijn neergelegd in het eerste lid van artikel 3 genoemde document, doorwerken in de uitvoering van het handhavingsbeleid zoals dat tot stand komt door de instanties die zij vertegenwoordigen. In dit document wordt aangegeven op welke wijze aan deze verplichting uitvoering zal worden gegeven.

2. De leden van de LCCM verplichten zich er tevens toe zich te zullen inspannen dat de instanties die zij vertegenwoordigen, de gegevens als bedoeld in het tweede lid van artikel 3 aanleveren.

Artikel 5

1. De voorzitter van de LCCM wordt benoemd door de Minister van Volshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, gehoord de LCCM.

2. In de LCCM hebben naast de voorzitter in ieder geval zitting leden aan te wijzen door:

a. de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

b. de minister van Justitie;

c. de minister van Landbouw Natuurbeheer en Visserij;

d. de minister van Verkeer en Waterstaat;

e. de minister van Economische Zaken;

f. de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties;

g. het Interprovinciaal Overleg;

h. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

i. de Unie van Waterschappen;

j. de Raad van Hoofdcommissarissen;

k. het College van procureurs-generaal.

3. Over ad hoc deelname van andere dan de in het tweede lid genoemde handhavingspartners beslist de LCCM.

4. Voor elk lid van de commissie kan een vaste plaatsvervanger worden aangewezen.

Artikel 6

De LCCM wordt bijgestaan door een secretariaat dat is geplaatst binnen de organisatie van het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De secretaris en de aan hem toegevoegde ambtenaren zijn geen lid van de LCCM.

Artikel 7

De kosten die zijn verbonden aan het functioneren van de LCCM worden gedragen door het Rijk. De LCCM dient daartoe voorstellen in bij de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 8

De LCCM kan haar werkwijze nader vaststellen in een reglement van orde.

Artikel 9

1. Dit besluit wordt geplaatst in de Staatscourant.

2. Het treedt in werking met ingang van de dag volgend op die wanneer het in de Staatscourant wordt geplaatst en werkt terug tot en met l januari 1999.


’s-Gravenhage, 11 februari 1999. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. Pronk.

Toelichting

Algemeen

De LCCM is ingesteld bij besluit van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 februari 1992 mede namens de ministers van Verkeer en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Justitie en Landbouw, Natuurbehoud en Visserij in overleg met het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Unie van Waterschappen, het Openbaar Ministerie en het Raad van Hoofdcomissarissen(politie) met als doelstelling de stimulering van de implementatie en de werking van de handhavingsstructuur. De LCCM, voorlopig ingesteld voor 5 jaar, werd gezien als een platform voor de meest betrokken instanties op het gebied van het realiseren van de handhavingsstructuur.

Inmiddels is deze platformfunctie verbreed en is de LCCM het overlegorgaan op landelijk niveau met betrekking tot de algemene beleidsaspecten van de handhaving van de milieuwetgeving.

Bij brief van 29 augustus 1997 aan de Tweede Kamer berichtten de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Verkeer en Waterstaat en Justitie dat de oprichting en het functioneren van de LCCM heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering van de afstemming en informatie-uitwisseling tussen de handhavingspartners, maar dat er desalniettemin toch te veel aanwijzingen waren dat het nog niet goed genoeg gaat met de handhaving.

De gezamenlijke handhavingspartners zouden op een aantal onderwerpen met een gezamenlijke strategiebepaling moeten komen en daardoor tot een verbetering van de stuctruur en de resultaten van de handhaving. Aan de LCCM werd verzocht een dergelijke strategie voor te bereiden. In de mondelinge toelichting op de genoemde brief tijdens de behandeling in de Kamer op 4 september 1997 benadrukte de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer dat met name de vrijblijvendheid van de samenwerking verder zou moeten worden teruggedrongen.

De LCCM heeft aan het verzoek van de minister voldaan met de vaststelling van het Strategie-document ’Naar samenhang en transparantie in de milieuwethandhaving’ van maart 1998.

Deze strategie-bepaling heeft gevolgen voor de werkwijze van de LCCM en voor de individuele LCCM-participanten. De LCCM-participanten commiteren zich aan en zijn aanspreekbaar op de uitgangspunten en afspraken die in dit document zijn neergelegd.

Om dit waar te kunnen maken zijn er op een aantal punten duidelijke afspraken nodig over de status, de taakstelling, de besluitvorming, de verantwoordelijkheden en de financiering van de LCCM. Het onderhavige instellingsbesluit, dat in overleg met alle huidige LCCM-partners tot stand is gekomen, voorziet hierin.

Artikel 1

De LCCM is een platform op landelijk niveau van de overheidsinstanties die zijn belast met de handhaving van de milieuwetgeving in brede zin. Dit dient met name tot uiting te komen in de samenstelling. De decentrale overheden worden vertegenwoordigd door bestuurders die daartoe zijn aangewezen door de koepelorganisaties en gemandateerd zijn om namens de koepel te spreken. De rijksinstanties zitten in de LCCM via hoog-ambtelijke vertegenwoordigers, die daartoe door de desbetreffende bewindspersonen zijn gemandateerd. De politie wordt vertegenwoordigd door een afgevaardigde van de Raad van Hoofdcommissarissen en het Openbaar Ministerie door een afgevaardigde van het College van procureurs-generaal.

Het werkterrrein van de LCCM strekt zich uit tot de handhaving van de milieuwetgeving in brede zin; naast de milieuhygiënische wetgeving (grijze wetten) en de waterkwaliteitswetgeving (blauwe wetten) behoren daartoe ook de natuurbeschermingswetgeving (groene wetten) en voorzover daarmee samenhangend de wetgeving op het terrein van de ruimtelijke ordening (rode wetgeving).

Artikel 2

Lid 1

De taken van de LCCM volgen rechtstreeks uit het LCCM-strategiedocument waarop partijen zich hebben vastgelegd. Deze zijn gericht op samenhang en transparantie van de handhaving door de diverse overheidsinstanties. Er moet duidelijkheid bestaan over de afbakening en verdeling van verantwoordelijkheden, maar ook resultaatgerichtheid waartoe ondermeer samenwerking, afstemming en informatie-uitwisseling nodig zijn. Dan kan de professionale handhavingsorganisatie ontstaan die geloofwaardig is voor de burger en waarbinnen men op elkaar kan rekenen.

De operationalisering ervan zal vooral op provinciaal en regionaal niveau plaatsvinden met een belangrijke regierol voor de provincies, maar de landelijke strategie-ontwikkeling en het verschaffen van inzicht in de uitvoering en de resultaten, is de taak van de LCCM.

In het kader van het LCCM-werkprogramma wordt van alle participanten verwacht dat zij een aandeel nemen in de strategie-ontwikkeling. Inzet in menskracht door de diverse partners zal bij de vaststelling van het werkprogramma door de betrokken participanten worden gegarandeerd. Daartoe zal de vaststelling van het werkprogramma door de LCCM ook geschieden na overleg met de partners om te voorkomen dat het een vrijblijvende aangelegenheid wordt en de inzet wordt geleverd door de betrokken partners. Bij het leveren zal rekening worden gehouden met de betrokkenheid van bepaalde partners en een redelijke verdeling van de levering van inzet over alle partners.

Lid 2

De afstemming moet plaatsvinden binnen de bestaande gezags- en beheersstructuren met behoud van ieders verantwoordelijkheden en bevoegdheden; daarbij worden gemeenschappelijke strategische uitgangspunten gehanteerd. Deze worden op landelijk niveau door de LCCM geformuleerd in de vorm van landelijke prioriteiten en een gemeenschappelijke strategie. Om structureel te voorzien in een effectieve strategie die breed gedragen wordt door de handhavingsinstanties is daartoe in het LCCM-strategiedocument een cyclisch coördinatieproces opgenomen.

Bij faciliteren moet gedacht worden aan ondersteuning van operationele handhavingsactiviteiten door informatie-verschaffing over handhavingsmethodieken, beleid en regelgeving. Uitgangspunt hierbij is het zgn. adequate handhavingsproces dat als conceptueel kader door de LCCM is vastgesteld als een handreiking voor een bedrijfsmatige en resultaatgerichte aanpak. De LCCM ontwikkelt hiertoe een landelijk informatiepunt milieuwethandhaving (LIM), dat daarbij tevens als intermediair optreedt in de richting van andere informatiepunten.

De LCCM is een bestuurlijk platform voor overleg, afstemming en advies. Omdat verwacht mag worden dat de LCCM inzicht heeft in de feitelijke ontwikkelingen van handhavingsbeleid en -uitvoering, is de LCCM de aangewezen instantie om naast de handhavingspartners ook de regering en de wetgever van advies te dienen met betrekking tot de handhaving van de milieuwetgeving.

Artikel 3

Lid 1

De termijn van twee jaar komt voort uit het gezamenlijke coördinatieproces dat in de LCCM-strategie is vastgelegd. In het strategiedocument wordt uitgesproken, dat de landelijke coördinatie van de milieuwethandhaving op een systematische wijze gestalte dient te krijgen; daartoe is een cyclisch coördinatie proces ontwikkeld, dat tweejaarlijks wordt doorlopen. Hierbij vindt enerzijds afstemming plaats over collectieve handhavingsprioriteiten en anderzijds worden aanbevelingen geformuleerd ten aanzien van het uitvoeringsproces.

Lid 2

Resultaatgerichtheid en geloofwaardigheid van de in de LCCM gemaakte afspraken vragen om transparantie en het afleggen van verantwoording. Daartoe zal over elke tweejaarlijkse periode, waarvoor de afspraken zijn gemaakt een rapportage worden gemaakt van de inspanningen en resultaten. Ook de ontwikkelingen bij de diverse handhavingspartners kunnen hierbij worden betrokken, zoals die tot nog toe in de voortgangsberichten werden weergegeven. De rapportages op grond van de bestuursovereenkomsten die per provincie worden gesloten vormen de basis. Daarnaast leveren de landelijke handhavingspartners gegevens aan; alle gegevens moeten eenduidig en betrouwbaar zijn. Bij de totstandkoming van de Voortgangsberichten Milieuwethandhaving bleek het agregeren van vergelijkbare gegevens door de verschillende handhavingspartners een groot probleem. Er bestond zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht een grote discrepantie in de gegevens die werden aangeleverd, omdat er onvoldoende aansluiting bestond met de eigen bedrijfssystemen van de verschillende partners. Voor een geloofwaardige en betrouwbare rapportage over inspanningen en resultaten is meer uniformiteit in de gegevensverzameling en aanlevering vereist. Dit dient te worden vastgelegd in een informatieprotocol dat doorwerking krijgt in de bestuurovereenkomsten per provincie. Tevens zal aansluiting worden gezocht bij de activiteiten van de Coördinatiecommissie Overheidsmonitoring.

Lid 3

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is tegenover het parlement primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het landelijk milieubeleid. De landelijke handhavingsstrategie en de uitvoering hiervan maken deel uit van dit beleid, ook waar deze worden ontwikkeld en uitgevoerd door of in samenwerking met anderen. Voornemens en resultaten worden ter kennis gebracht van de Tweede Kamer.

Artikel 4

Lid 1 en 2

De LCCM-besluiten zijn veeleer leidend dan bindend voor de participanten. De koepelorganisaties als Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Unie van Waterschappen kunnen alleen zichzelf binden door zich te conformeren aan in de LCCM genomen besluiten. Deze verbintenis bestaat dan in een inspanningsverplichting om LCCM-standpunten uit te dragen bij de aangesloten decentrale overheden opdat zij zich hierdoor laten leiden bij de uitoefening van hun handhavingsbevoegdheden.

Dit geldt op een andere manier ook voor het Openbaar Ministerie en de politie die met een dubbele verantwoordelijkheid hebben te maken. Het Openbaar Ministerie heeft een verantwoordelijkheid richting minister (vervolgingsmonopolie) en richting rechterlijke macht (opportuniteitsbeginsel). Deze positie is vastgelegd in de Wet op de rechterlijk organisatie en vraagt een zekere onafhankelijkheid van het bestuur. De politie heeft een verantwoordelijkheid richting Openbaar Ministerie en richting bestuur en heeft in feite dan ook een afgeleide verantwoordelijkheid die bepaald wordt door Openbaar Ministerie en Bestuur; daartoe is het driehoeksoverleg ingesteld.

De rijksdiensten die hiërarchisch vallen onder de in de LCCM vertegenwoordigde ministers kennen een meer direkte lijn of zijn rechtstreeks in de LCCM vertegenwoordigd. De rijksdiensten betrokken bij de handhaving van de milieuwetgeving zullen als partners op basis van gelijkwaardigheid aan de implementatie meewerken. Dit betekent dat zij zullen streven naar overeenstemming en samenwerking met andere handhavende instanties, ook op provinciaal en gemeentelijk niveau. Dit alles binnen de randvoorwaarden met betrekking tot capaciteit en andere prioriteiten van alle betrokken LCCM-partners.

Onverlet de genoemde beperkingen zullen de LCCM-partners zich echter toch gebonden weten aan hetgeen wordt afgesproken en overeengekomen, omdat:

a. er gewerkt gaat worden met een cyclisch coordinatieproces dat de milieuwethandhaving transparant maakt. Hierdoor wordt het duidelijk waarover de betrokken bestuurders politieke verantwoordelijkheid moeten afleggen.

b. de gezamenlijke strategiebepaling ook doorwerking krijgt in de bestuursovereenkomsten per provincie en;

c. de bestuursovereenkomsten bepalen dat de door de LCCM te benoemen prioriteiten doorwerken in de provinciale en regionale handhavingsprogramma’s.

Om de aan de LCCM toegedeelde taken goed te kunnen uit voeren is het bovendien van belang dat de LCCM-participanten gezaghebbend en met (enig) mandaat kunnen spreken voor de achterban. Dit betekent voor de deelnemers aan de LCCM een systematische raadpleging van de achterban voorafgaand aan de LCCM-vergaderingen. Tevens verplichten de LCCM-participanten zich de landelijk gemaakte afspraken te communiceren in de eigen achterbannen. In het strategiedocument staat ook nog dat de LCCM-participanten worden aangesproken op hun inspanningsverplichting om uitvoering van de afspraken bij hun respectievelijke achterbannen te bevorderen.

De LCCM-participanten geven ieder voor zich naar elkaar toe aan hoe de noodzakelijke systematische raadpleging van de achterban plaats vindt en hoe de landelijk gemaakte afspraken worden gecommuniceerd met de achterban en handelen daar ook naar.

Artikel 5

Lid 1

De LCCM is geen zelfstandig gezaghebbend orgaan, het gezag ligt bij de vertegenwoordigde instanties. Zij moeten de druk blijven voelen om iets te doen, te communiceren en commitment te bereiken. De onafhankelijkheid van de voorzitter moet dan ook in dit licht worden gezien. Met onafhankelijkheid wordt in dit kader bedoeld dat de voorzitter geen representant is van een van de in de LCCM vertegenwoordigde instanties en geen zelfstandig belang vertegenwoordigt. Hij zal zich in zijn optreden gedragen moeten weten door de gezamenlijke handhavingspartners. Dit wordt versterkt door bij de benoeming een zorgvuldige draagvlaktoets uit te voeren onder de leden van de LCCM. Pas daarna benoemt de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de voorzitter.

Lid 2 en 3

In het tweede lid van artikel 5 is aangegeven hoe de samenstelling van de LCCM er tenminste uitziet. Enkele rijksinstanties die ook actief betrokken zijn bij de milieuwethandhaving (douane, arbeidsinspectie, inspectie ruimtelijke ordening), zijn niet in de LCCM vertegenwoordigd. Om enerzijds de LCCM niet te zeer te laten uitdijen en anderzijds toch de communicatie met instanties die betrokken zijn bij de milieuwethandhaving open te houden is er de mogelijkheid van het agendalidmaatschap. Agendaleden krijgen alle stukken ter informatie en kunnen indien onderwerpen daartoe aanleiding geven ter vergadering worden uitgenodigd.

Lid 4

Om de continuïteit en consistentie in de LCCM-deelname te waarborgen is voor de handhavingspartners de mogelijkheid geschapen om vaste plaatsvervangers aan te wijzen. De plaatsvervangers ontvangen ook alle stukken die aan de leden worden toegezonden.

Artikel 6

De LCCM dient onafhankelijk en professioneel te kunnen opereren. Om de onafhankelijkheid en professionaliteit te garanderen wordt in het strategiedocument gepleit voor uitbreiding en professionalisering van het LCCM-secretariaat. Dit moet worden gezien in het verlengde van een onafhankelijk voorzitterschap. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer neemt het secretariaat voor zijn rekening. Functioneel staat het secretariaat geheel ter beschikking van de LCCM, maar de lijnverantwoordelijkheid ligt bij het ministerie. Door andere handhavingspartners kunnen medewerkers worden gedetacheerd bij het secretariaat.

Artikel 7

Binnen de landelijke handhavingsstructuur is een bijzondere verantwoordelijkheid gelegd bij de provincies. Zij hebben een coördinerende taak bij de totstandkoming en uitvoering van de bestuursovereenkomsten die moeten leiden tot een structurele samenwerking van de handhavingspartners op regionaal niveau. Op het niveau van operationele samenwerking moeten alle partners hun bijdrage leveren door inzet van menskracht en middelen. De kosten voor de inzet ten behoeve van de provinciale coordinatie en het provinciale milieu-overleg komen niet rechtstreeks ten laste van het Rijk, maar worden gedragen door de desbetreffende provincie, of als daarover afspraken zijn gemaakt, ook door de overige bij de bestuursovereenkomst betrokken handhavingspartners. In deze constellatie past het dat het rijk op landelijk niveau de structurele inzet van menskracht en middelen voor zijn rekening neemt. De in de LCCM vertegenwoordigde ministeries dragen de kosten gezamenlijk en spreken hiervoor een passende verdeelsleutel af. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het centrale aanspreekpunt voor de LCCM.

Naar boven