Regeling openbaarheid van bestuur Sociale Zaken en Werkgelegenheid

25 januari 1999

WBJA/JA/99/980

Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Overwegende dat de toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur aanleiding geeft tot het vaststellen van een regeling ter uitvoering van die wet;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet openbaarheid van bestuur;

b. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

c. het ministerie: het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

d. gemachtigd ambtenaar: een ambtenaar die door Onze Minister tot het beslissen over verzoeken om informatie is gemachtigd;

e. informatiepunt: een persoon of een plaats binnen het ministerie en binnen de daaronder ressorterende instellingen, diensten of bedrijven waar informatie kan worden verkregen.

Artikel 2

1. Er is een register, waarin zijn opgenomen:

a. de onder het ministerie ressorterende externe diensten met vermelding van de namen en adressen;

b. de niet-ambtelijke adviescommissies, werkzaam onder verantwoordelijkheid van Onze Minister.

2. Het register wordt bijgehouden door en ligt voor een ieder ter inzage bij de directie Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie van het ministerie.

Artikel 3

Informatiepunt bij het ministerie is de directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden.

Artikel 4

Als gemachtigd ambtenaar worden aangewezen de Secretaris-Generaal en de plaats-vervangend Secretaris-Generaal.

Artikel 5

1. Het behandelen van verzoeken om informatie en vragen daaromtrent geschiedt door de directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden na raadpleging van de directie op wiens werkterrein de informatie betrekking heeft en na raadpleging van de directie Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie indien er sprake is van een verzoek met mogelijk publicitaire gevolgen. De directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden neemt bij de behandeling van verzoeken om informatie en vragen daaromtrent het bepaalde in deze regeling in acht.

2. Het in het eerste lid gestelde doet geen afbreuk aan de uit de normale taakuitoefening voortvloeiende plicht van de ambtenaar om aan particuliere personen en instanties met wie hij door zijn functie in contact komt informatie op verzoek te verschaffen over de daarbij aan de orde komende aangelegenheden.

Artikel 6

1. Een ambtenaar leidt een verzoek om informatie onverwijld ter behandeling door naar de directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, indien zich een situatie, als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, onder a, b, of c, voordoet, of indien uitdrukkelijk een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur gedaan is.

2. De directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden leidt een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur onverwijld ter beslissing door naar de gemachtigd ambtenaar, indien hij:

a. van oordeel is, dat het verzoek op grond van de bij of krachtens de wet gestelde regels niet kan worden ingewilligd;

b. weet of redelijkerwijs kan vermoeden, dat de geldende voorschriften ruimte laten voor verschillende benaderingen van de vraag of het verzoek al dan niet behoort te worden ingewilligd;

c. weet of redelijkerwijs kan vermoeden, dat inwilliging of afwijzing van het verzoek belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben.

De directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden zendt gelijktijdig met het verzoek een advies ten aanzien van de behandeling daarvan en zo mogelijk een concept beslissing aan de gemachtigd ambtenaar.

3. Indien een verzoek om informatie op grond van het eerste lid aan de directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden is doorgeleid en de in het tweede lid genoemde criteria niet van toepassing zijn, beslist de directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden op het verzoek om informatie.

Artikel 7

De gemachtigd ambtenaar legt een verzoek om informatie ter beoordeling aan Onze Minister voor, indien inwilliging of afwijzing daarvan belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben.Over de afdoening van een verzoek van dien aard wordt overlegd met de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken.

Artikel 8

Als het document, waarin de gevraagde informatie is opgenomen, zich bevindt bij het ministerie, maar tot stand is gekomen onder eerste verantwoordelijkheid van een andere minister, wordt de beslissing op het verzoek om informatie niet genomen dan nadat met die andere minister is overlegd. Leidt dit overleg tot de slotsom, dat de beslissing op het verzoek beter genomen kan worden door die andere minister, dan wordt verzoeker naar hem doorverwezen. In geval van een schriftelijk verzoek wordt dit doorgezonden onder mededeling hiervan aan verzoeker.

Artikel 9

Over openbaarmaking van adviezen van ambtelijke dan wel gemengd samengestelde adviescommissies, werkzaam onder verantwoordelijkheid van Onze Minister, beslist Onze Minister, onverminderd het bepaalde in artikel 4, tweede lid, onder g, van het Reglement van Orde voor de ministerraad.

Artikel 10

De openbaarmaking van adviezen van niet-ambtelijke adviescommissies en het doen van de mededeling daarvan in de Staatscourant geschieden door de zorg van de directie Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie.

Artikel 11

Adviezen, rapporten en nota’s die, gezien hun omvang, daarvoor in aanmerking komen, worden zo nodig voorzien van een eveneens voor openbaarmaking bestemde samenvatting.

Artikel 12

De regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 juni 1995, nr. WBJA/JA/95/0463 (Stcrt. 1995, 161), wordt ingetrokken.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, afschrift daarvan zal worden gezonden aan de Minister-President.

Artikel 14

Deze regeling kan worden aangehaald als de Regeling openbaarheid van bestuur Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


’s-Gravenhage, 25 januari 1999.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze,
R. Gerritse, Secretaris-Generaal.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling strekt tot vervanging van de huidige SZW-regeling inzake de organisatorische aspecten van de informatieverstrekking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. In de onderhavige regeling wordt het aantal informatiepunten teruggebracht tot één, namelijk de directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden (WBJA). De coördinatie van de behandeling van Wob verzoeken wordt met het terugbrengen van het aantal informatie-punten gecentraliseerd. Dit voorkomt afstemmingsproblemen. Tegelijkertijd wordt de regeling aangepast aan een recente wijziging van de modelregeling ter uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur.

Verzoeken om informatie van uiteenlopende aard komen dagelijks op veel plaatsen in het ministerie binnen. In de meeste gevallen zal de ambtenaar deze verzoeken zelf kunnen behandelen (art. 5, tweede lid, van de regeling). Een en ander onverminderd enige bij of krachtens een wet ten aanzien van de ambtenaar gestelde geheimhoudingsbepaling. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin de behandeling van een verzoek om informatie speciale aandacht behoeft. Deze situaties zijn omschreven in artikel 6, eerste en tweede lid, van de onderhavige regeling. Dergelijke verzoeken moeten worden doorgeleid naar de directeur WBJA. Deze heeft het initiatief bij de behandeling van het Wob verzoek en heeft een uitdrukkelijke advies- en verwijstaak ingevolge art. 5, eerste lid en art. 6, tweede lid, van de regeling. De directie WBJA behandelt het verzoek na raadpleging van de directie op wiens werkterrein de informatie betrekking heeft. De directie WBJA raadpleegt de directie Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie (VBD) omtrent de afwikkeling van het verzoek indien er publicitaire gevolgen aan de informatieverstrekking verbonden kunnen zijn. Indien de criteria van art. 6, tweede lid, onder a, b of c van de regeling van toepassing zijn, leidt de directeur WBJA het verzoek ter beslissing door aan de gemachtigd ambtenaar, de plaatsvervangend Secretaris-Generaal of de Secretaris-Generaal. Indien een Wob verzoek aan de directeur WBJA is doorgeleid en de criteria van art. 6, tweede lid, onder a, b of c niet van toepassing zijn, beslist de directeur WBJA op het verzoek (art. 6, derde lid).

Gaat het om een verzoek, waarvan het al dan niet inwilligen belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben, dan dient de gemachtigd ambtenaar, alvorens te beslissen, het verzoek aan Onze Minister voor te leggen (artikel 7).

Wat betreft de eventueel in rekening te brengen kosten zij in het algemeen verwezen naar het Besluit van 5 februari 1993, Stb. 1993, 112. Bij documenten van geringe omvang (minder dan 6 kopieën) worden in ieder geval geen kosten in rekening gebracht.

Artikelen 1 tot en met 4

Met de in artikel 2 aangeduide externe diensten word o.a. gedoeld op de Arbeidsinspectie en de Rijksconsulentschappen.

De belangrijkste wijziging ten opzichte van de huidige regeling is dat uitsluitend de directie WBJA voortaan als informatiepunt fungeert. Het feit dat de directie WBJA voortaan als het enige informatiepunt binnen SZW is aangewezen doet er niet aan af dat in veel gevallen een ambtenaar in het kader van de uitoefening van zijn functie informatievragen van externe organisaties, burgers, etc zelf zal kunnen afhandelen (artikel 5, tweede lid). Indien echter het gestelde in artikel 6, tweede lid, van toepassing is of indien door de verzoeker een uitdrukkelijk beroep op de Wet openbaarheid van bestuur is gedaan (art. 6, eerste lid), dient hij het verzoek direct door te zenden naar de directie WBJA.

Verder is besloten naast de Secretaris-Generaal de plaatsvervangend Secretaris-Generaal als gemachtigd ambtenaar aan te wijzen.

Uit het derde lid van art. 10:3 Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat mandaat tot het beslissen op bezwaar niet wordt verleend aan degene die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. Indien de plaatsvervangend Secretaris-Generaal het primaire besluit genomen heeft is derhalve de Secretaris-Generaal bevoegd tot het nemen van de beslissing op bezwaar. Bij afwezigheid van de gemachtigde ambtenaren geldt de normale mandaatregeling inzake vervanging van de Algemene Leiding.

Artikelen 5 tot en met 7

Verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur worden na inwerkingtreding van deze regeling, in die gevallen waar artikel 5, tweede lid, van de regeling niet van toepassing is, behandeld door de directie WBJA. WBJA raadpleegt daarbij de directie op wiens werkterrein het verzoek betrekking heeft en de directie VBD indien er mogelijk publicitaire gevolgen aan de informatieverstrekking verbonden zijn.

In bepaalde gevallen dient de beslissing op een verzoek om informatie door de gemachtigd ambtenaar te worden genomen, zo nodig met toepassing van artikel 7.

De ministerraad heeft bij besluit van 18 oktober 1996 bepaald, dat in geval een verzoek om informatie belangrijke politieke of bestuurlijke gevolgen heeft, over de afdoening van dit verzoek moet worden overlegd met de Minister-President. In de regel vindt dit overleg plaats door de directie WBJA met de secretaris van de ministerraad, die tevens fungeert als contactpersoon inzake de Wob. Naar aanleiding van bovengenoemde wijziging is de modelregeling Wob aangepast. Deze wijziging is nu in artikel 6, tweede lid, onder c en artikel 7 van de SZW regeling verwerkt.

Indien er aanleiding bestaat het verzoek aan de gemachtigd ambtenaar voor te leggen, geschiedt dit met een advies door de directeur WBJA. Dit in verband met de aan het verzoek verbonden juridische aspecten en de kans op eventuele toekomstige beroepsprocedures. De directeur WBJA treft voor deze advisering binnen zijn directie een voorziening. Bij het advies wordt zo mogelijk een concept beslissing gevoegd.

Zijn de criteria van art. 6, tweede lid, onder a, b of c van de regeling van toepassing, dan betekent dit uiteraard niet dat het informatieverzoek altijd zal worden afgewezen. Het betekent echter wel dat er bijzondere aspecten aan de orde zijn die rechtvaardigen dat het informatieverzoek op centraal niveau, met inschakeling van juridische expertise en van de gemachtigd ambtenaar, wordt behandeld.

De criteria uit art. 6, tweede lid, van de regeling zijn eveneens bepalend voor de vraag of een informatieverzoek naar de directeur WBJA moet worden doorgeleid. Daar is in dit verband voor de duidelijkheid nog een criterium aan toegevoegd. Doorgeleiding naar de directeur WBJA moet eveneens plaatsvinden indien verzoeker een uitdrukkelijk beroep op de Wob heeft gedaan (art. 6, eerste lid, van de regeling). In die gevallen is het aannemelijk dat het verzoek om informatie speciale aandacht behoeft. Bovendien heeft de verzoeker door expliciet naar de Wob te verwijzen gevraagd om toetsing van zijn verzoek aan de criteria uit de Wob. Indien het Wob verzoek aan de directeur WBJA is doorgeleid en de criteria van art. 6, tweede lid, onder a, b of c niet van toepassing zijn, beslist de directeur WBJA op het verzoek. Verzoeken om informatie van (regionale/landelijke) nieuwsmedia worden door WBJA behandeld in nauwe samenwerking met de directie VBD.

Artikel 8

Dit artikel voorziet in de coördinatie tussen de verschillende departementen ten behoeve van een goede uitvoering van de Wob.

Volledigheidshalve zij erop gewezen, dat dit artikel uiteraard niet ziet op gevallen, waarin het document al openbaar is of tegen de openbaarmaking van de informatie kennelijk geen bezwaar bestaat.

Artikelen 9 en 10

De verantwoordelijkheid voor de openbaarmaking van adviezen van niet-ambtelijke adviescommissies berust bij Onze Minister (met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 van de Wob). Het is uiteraard ook mogelijk, dat de openbaarmaking van een advies door de adviescommissie zelf wordt verzorgd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze,

R. Gerritse, Secretaris-Generaal.

Naar boven