Wijziging Uitvoeringsregeling Rekenmodellen Wet waardering onroerende zaken i.v.m. nieuwe systematiek verrekening waarderingskosten

22 december 1999

WDB99/2175M

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken Directie Wetgeving Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 4a van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken,

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling Rekenmodellen Wet waardering onroerende zaken1 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, eerste lid, wordt ’4, derde en vijfde lid,’ vervangen door: 4a.

B. In artikel 2 wordt ’4, derde lid’ vervangen door: 4a.

C. Het in Bijlage I opgenomen Model voor de berekening van de waarderingskosten 1997 wordt vervangen door het in de bij deze regeling behorende Bijlage I opgenomen Model voor de berekening van de in redelijkheid gemaakte waarderingskosten 1999.

D. In de bijlage, bedoeld in artikel 3, wordt ’Bijlage 2’ vervangen door: Bijlage II.

Artikel II

Het in de Uitvoeringsregeling Rekenmodellen Wet waardering onroerende zaken in Bijlage I opgenomen Model voor de berekening van de waarderingskosten 1997 zoals dat luidde op 31 december 1998 blijft van toepassing voorzover de berekening van de waarderingskosten betrekking heeft op de jaren 1997 en 1998.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1999.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,
W.A. Vermeend.

1 Stcrt. 1995, 38; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 24 december 1997, Stcrt. 250.

Toelichting

Algemeen

Ingevolge het Besluit van 15 december 1999 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken in verband met de invoering van een nieuwe systematiek van verrekening van de waarderingskosten (Stb. 577) (Uitvoeringsbesluit) komt in 1999 als bedrag van de kosten van de waardering voor verrekening in aanmerking f 25 per object. Aangezien er thans onvoldoende inzicht is in de omvang van de structurele, in redelijkheid te maken waarderingskosten, bestaat de kans dat dit bedrag voor individuele gemeenten niet volledig de in redelijkheid gemaakte waarderingskosten dekt. Daarom is het onder voorwaarden mogelijk dat de in redelijkheid gemaakte waarderingskosten integraal worden verrekend. In artikel 4a van het Uitvoeringsbesluit is bepaald dat de berekening van de in redelijkheid gemaakte waarderingskosten moet plaatsvinden volgens een rekenmodel. Dit rekenmodel is opgenomen in bijlage I bij de Uitvoeringsregeling Rekenmodellen Wet waardering onroerende zaken (Uitvoeringsregeling).

Toelichting op de artikelen

Artikel I, onderdelen A en B (artikelen 1 en 2)

De verwijzingen in deze artikelen zijn aangepast aan het gewijzigde Uitvoeringsbesluit.

Artikel I, onderdeel C (Bijlage I)

Het rekenmodel zoals dat is opgenomen in de nieuwe bijlage komt in hoofdlijnen overeen met het tot 1 januari 1999 geldende rekenmodel, maar dan zonder normbedragen. De verschillen tussen het oude en het nieuwe rekenmodel worden hierna toegelicht.

De oude berekening betreft een berekening van de waarderingskosten per jaar, terwijl de nieuwe berekening ziet op een tijdvak van vier achtereenvolgende jaren (het waarderingskostentijdvak). Indien het totaal van de in redelijkheid gemaakte waarderingskosten (totaal van de rubrieken 1 tot en met 4) gedurende het waarderingskostentijdvak meer dan 2,5% hoger is dan het totaal van de over het desbetreffende waarderingskostentijdvak in rekening gebrachte bedragen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit kan in beginsel het verschil tussen het totaal van de in redelijkheid gemaakte waarderingskosten en die in rekening gebrachte bedragen, met inachtneming van de berekende wettelijke rente, ten laste van de afnemers komen.

De in de Waarderingskamer vertegenwoordigde afnemers zijn overeengekomen dat in het nieuwe model de accountantsverklaring komt te vervallen. In verband hiermee is rubriek 5 (accountantskosten) in het nieuwe model niet meer opgenomen.

De kosten voor gegevensverkrijging zijn tot 1 januari 1999 genormeerd op een bedrag van f 1 per object per kalenderjaar. In het nieuwe model worden als kosten voor gegevensverkrijging in aanmerking genomen de in redelijkheid gemaakte kosten verbonden aan gegevens die van derden betrokken worden. De kosten die de gemeente moet maken voor de interpretatie en verwerking van deze gegevens in het kader van de uitvoering van de Wet WOZ behoren, net als onder het regime van de Uitvoeringsregeling zoals dat gold voor deze wijziging, eveneens daartoe.

In het nieuwe model komen de normbedragen voor bepaalde kosten van de waardebepaling, te weten de indirecte kosten en huisvestingskosten, (rubrieken 2.6. en 2.7.) te vervallen. Hetzelfde geldt voor de normbedragen genoemd in de rubrieken 3.1. en 3.2.: de kosten voor verzonden beschikkingen en verminderingsbeschikkingen. In het nieuwe model worden als kosten voor de waardevaststelling in aanmerking genomen de in redelijkheid gemaakte kosten die samenhangen met het opmaken en verzenden van beschikkingen en taxatieverslagen alsmede met het verstrekken van het waardegegeven aan belanghebbenden. Dit is in overeenstemming met het regime zoals dat gold voor deze wijziging.

De normbedragen, genoemd in rubriek 4, betreffende de kosten van bezwaar- en beroepschriften komen te vervallen, aangezien de in redelijkheid gemaakte kosten in de nieuwe berekening worden opgenomen. Ook behoeven de excessieve kosten voor bezwaarschriften met betrekking tot niet-woningen en de excessieve kosten voor beroepschriften niet meer afzonderlijk te worden opgevoerd.

In de rubrieken 2, 3 en 4 van de berekening moeten bij bepaalde onderdelen ook aantallen worden ingevuld (bijvoorbeeld het aantal uren algemene werkzaamheden, het aantal repeterende woningen, het aantal verzonden beschikkingen en het aantal bezwaarschriften). Hiermee krijgt de Waarderingskamer die de berekening beoordeelt in die gevallen inzicht in de verhouding tussen de aantallen en de gemaakte kosten.

Artikel I, onderdeel D (Bijlage II)

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de nummering van de bijlage in overeenstemming te brengen met artikel 3.

Artikel II (vervangen Bijlage I)

Het vervangen, in Bijlage I opgenomen, model blijft van toepassing voorzover de berekening van de waarderingskosten betrekking heeft op de jaren 1997 en 1998.

Artikel III (inwerkingtreding)

De wijzigingen van de Uitvoeringsregeling werken terug tot en met 1 januari 1999. Hiermee wordt bereikt dat de nieuwe systematiek van verrekening van de waarderingkosten zoals deze is opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en nader is uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling met ingang van 1 januari 1999 toepassing kan vinden.

De Staatssecretaris van Financiën,

W.A. Vermeend.

Naar boven