Beleidslijn art-62 verpachtingen oeverstroken

Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat

Achtergrond

Sinds het verschijnen van de Derde Nota Waterhuishouding in 1987 is Rijkswaterstaat geleidelijk aan overgegaan op een nieuwe wijze van oeverbeheer in de rijkswateren. Het oeverbeheer heeft nog steeds als doel het instandhouden van vaarweg en achterland. In plaats van het vasthouden van een harde oeverlijn van stortsteen wordt tegenwoordig echter een bredere oeverzone ingericht waar natuurlijke processen op de overgang van land naar water iets meer ruimte krijgen. De oevers zijn in eigendom van de Staat. Rijkswaterstaat richt de benodigde grondstrook in als oeverzone en voert het rivierkundige beheer uit. Het natuurbeheer wordt uitgevoerd door een natuurbeherende instantie.

Voor het gebruiksvrij maken van de oeverstrook kunnen art-62 verpachtingen worden beëindigd. Het pachthof heeft dit bevestigd. Deze beleidslijn geeft aan op welke manier de Staat zal omgaan met afrekenen van melkquota.

Beleidslijn

Overwegende dat:

· Rijkswaterstaat op een nieuwe wijze van oeverbeheer is overgegaan, waarbij het instandhouden van de oeverlijn gecombineerd wordt met het instandhouden van een natuurlijke overgang van land naar water;

· voor deze nieuwe wijze van oeverbeheer voor de inrichting van een oeverstrook noodzakelijk is;

· de breedte van de in te richten oeverstrook maximaal 75 meter bedraagt langs de Maas en maximaal 150 meter, gerekend vanaf de kop van de krib, langs de Rijntakken;

· verpachting van art-62 gronden aan het einde van de pachttermijn kan worden beëindigd als de verpachter het gebruik ervan voor de inrichting van natuurvriendelijke oevers nodig heeft;

· art-62 gronden in oeverstroken doorgaans kleine oppervlakten betreffen met een geringe(re) landbouwkundige waarde.

in aanvulling daarop overwegende dat:

· art-62 gronden en een deel van het daarop berustende melkquotum naar de mening van de Staat tot het vermogen van de Staat behoren;

· de regering ernaar streeft om het vermogen van de Staat in stand te houden;

· de Staat, gelet op het voorgaande, alsmede om praktische en (proces)economische redenen bereid is afstand te doen van eventuele aanspraken op het melkquotum bij pachtbeëindiging van oeverstroken, doch dat dit geenszins betekent het prijsgeven van bedoelde aanspraken op melkquotum van art-62 gronden buiten de oeverstroken;

volgt het Rijk de volgende beleidslijn bij pachtbeëindiging van art-62 verpachtingen in oeverstroken:

· Voor de verwerving van oeverstroken, met als doel de inrichting van natuurvriendelijke oevers langs rijkswateren, maakt het Rijk waar nodig gebruik van beëindiging van art-62 verpachtingen aan het einde van de pachttermijn.

· de Staat derhalve bereid is afstand te doen van eventuele aanspraken op het melkquotum bij pachtbeëindiging van oeverstroken, zodat bij de art-62 pachtbeëindiging van oeverstroken derhalve geen melkquotum (meer) wordt afgerekend of wordt ingedikt en de pachters het gehele melkquotum behouden zonder hiervoor een vergoeding verschuldigd te zijn aan de Staat; met betrekking tot de situatie buiten de oeverstroken behoudt de Staat zich alle rechten nadrukkelijk voor.

Meer informatie

Voor nadere informatie kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met

- de betreffende regionale dienst van de Directie Domeinen;

- de afdeling waterhuishouding van de betreffende Regionale Directie van Rijkswaterstaat;

- het Hoofdkantoor van de Waterstaat, afdeling Integraal Waterbeleid, drs. R. Postma, tel. 070 - 3518363.


De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze,
de plv. directeur-generaal,
L.H. Keijts.

Naar boven