Uitvoeringsregeling Besluit drukapparatuur

23 november 1999

ARBO/APM/99/71647

Directie Arbeidsomstandigheden

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst;

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 4, vijfde en zesde lid, 5 derde lid, 11 eerste lid, 12 eerste lid, eerste zin, en 19 van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en artikel 26, derde lid, van het Besluit drukapparatuur,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. het besluit: het Besluit drukapparatuur;

b. drukapparatuur of drukapparaten, samenstellen, richtlijn en wet: hetgeen het besluit daaronder verstaat.

Artikel 2

1. Als certificaat van goedkeuring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet worden aangemerkt de in bijlage III bij de richtlijn genoemde verklaring van EG-typeonderzoek (module B: EG-typeonderzoek) en de in bijlage III bij de richtlijn genoemde verklaring van overeenstemming ten aanzien van de verrichte proeven (module F en G: productkeuring en EG-eenheidskeuring).

2. Als merk van goedkeuring als bedoeld in artikel 4 van de wet wordt aangemerkt de CE-markering, bedoeld in artikel 16 van het besluit.

3. Met het in het eerste lid genoemde certificaat van goedkeuring worden gelijkgesteld de in het buitenland afgegeven verklaring van EG-typeonderzoek en de in het buitenland afgegeven verklaring van overeenstemming ten aanzien van de verrichte proeven.

4. Met het in het tweede lid genoemde merk van goedkeuring wordt gelijkgesteld een in het buitenland aangebrachte CE-markering.

Artikel 3

De CE-markering alsmede de gegevens, bedoeld in punt 3.3 van bijlage I bij de richtlijn, worden aangebracht op de in dit punt omschreven wijze.

Artikel 4

Tot het aanbrengen van de CE-markering op drukapparatuur en samenstellen worden ingevolge artikel 5, derde lid, van de wet, bevoegd verklaard de in Nederland gevestigde fabrikant van drukapparatuur of samenstellen, alsmede de in Nederland gevestigde gemachtigde van de niet in Nederland gevestigde fabrikant of, bij ontstentenis daarvan, degene die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van het drukapparaat of samenstel.

Artikel 5

Als ambtenaar als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet wordt ten aanzien van drukapparatuur en samenstellen die worden gebruikt in de ondergrondse werken van mijnen, benevens in de bij een mijn behorende bovengronds gelegen werken en inrichtingen, alsmede in de bij mijnbouwkundige onderzoekingen behorende werken en inrichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de Mijnwet 1903, aangewezen de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

Artikel 6

Het merk van afkeuring van drukapparatuur of samenstellen bestaat uit een metalen plaat waarop duidelijk en onuitwisbaar is vermeld:

Schaal 1:1

Het merk van afkeuring wordt door middel van stevig metaaldraad en een loodzegel aan het drukapparaat of samenstel bevestigd.

Artikel 7

Verzegeling van een drukapparaat of samenstel vindt plaats door het aanbrengen van één of meer zegels op een zodanige wijze, dat zonder verbreking, opheffing of beschadiging van die zegels het drukapparaat of het samenstel niet kan worden gebruikt.

Artikel 8

In de bijlage bij de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 juli 1997, nr. ARBO/APM/97/1749, (Stcrt. 144)1, ter uitvoering van Richtlijn 83/198/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften wordt de volgende tekst toegevoegd:

Drukapparatuur en samenstellen

Richtlijn 97/23/EG vastgesteld op 29 mei 1997, gepubliceerd in PbEG nr. L 181 van 9 juli 1997. Besluit van 5 juli 1999 tot vaststelling van een Algemene Maatregel van Bestuur ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, de Brandweerwet 1985, de Mijnwet 1903, de Mijnwet continentaal plat, de Wet milieubeheer en de Stoomwet met betrekking tot drukapparatuur (Besluit drukapparatuur).

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 29 november 1999.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 23 november 1999. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.F. Hoogervorst.

1 Gewijzigd bij ministeriële regeling van 17 maart 1999 (Stcrt. 64).

Toelichting

De onderhavige regeling is gebaseerd op de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Wgw) en het Besluit drukapparatuur. Dit besluit strekt ter uitvoering van Richtlijn nr. 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181) (hierna: de richtlijn). Het besluit geeft daartoe een uniform stelsel van productveiligheidsvoorschriften en beoordelingsovereestemmingsprocedures.

De artikelen 2 tot en met 7 van de regeling geven bepalingen ter uitvoering van artikelen van de Wgw.

De regeling bevat bepalingen omtrent de verklaring van EG-typeonderzoek en de verklaring van overeenstemming ten aanzien van de verrichte proeven die worden afgegeven door de keuringsinstantie die de betreffende drukapparatuur of samenstellen heeft gekeurd. Deze verklaringen worden aangemerkt als certificaat van goedkeuring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wgw. Daarnaast bevat de regeling bepalingen met betrekking tot de CE-markering en gelijkschakeling van buitenlandse verklaringen en merken van goedkeuring.

Fabrikanten stellen in het kader van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van de richtlijn voor drukapparatuur en samenstellen zelf de EG-verklaring van overeenstemming op, houdende dat aan de eisen van de richtlijn is voldaan en brengen de CE-markering aan. Zij brengen ook de CE-markering aan nadat een keuringsinstantie een verklaring van EG-typeonderzoek of een verklaring van overeenstemming ten aanzien van de verrichte proeven heeft afgegeven indien voor een drukapparaat of samenstel een EG-typeonderzoek (module B van bijlage III bij de richtlijn) onderscheidenlijk een keuring (modules F en G: productkeuring en EG-eenheidskeuring) is voorgeschreven. Het Besluit drukapparatuur en de richtlijn bevatten bepalingen waaraan fabrikanten zich moeten houden bij het aanbrengen van de CE-markering.

Op grond van artikel 16, eerste lid, van de wet zijn in het Organisatie- en mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996, de algemeen directeur en de directeuren van de regionale kantoren van de Arbeidsinspectie aangewezen als ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving van de wet en de daarop berustende bepalingen. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de wet is bij gezamenlijke ministeriële regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, en de minister van Economische Zaken van 3 juni 1999, nr. WBJA/W2/99/24442 (Stcrt. nr. 107) het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet mede opgedragen aan de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen.

Op grond van artikel 12, eerste lid, van de wet, zijn in het Organisatie- en mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996, de directeuren van de regionale kantoren van de Arbeidsinspectie aangewezen als ambtenaren die bevoegd zijn om gevaarlijke werktuigen en beveiligingsmiddelen te beproeven of te onderzoeken, of ten aanzien hiervan herstelling of behandeling te eisen of een merk van afkeuring aan te brengen als bedoeld in dit artikel. Een aanwijzing op grond van artikel 12, eerste lid, van de wet van de Inspecteur-Generaal der Mijnen van het Staatstoezicht op de Mijnen ten aanzien van gevaarlijke werktuigen die bij mijnbouwactiviteiten worden gebruikt, heeft echter niet plaatsgevonden. Artikel 5 voorziet daar nu in, voorzover het drukapparatuur en samenstellen betreft.

Bij afzonderlijke beschikkingen worden de keuringsinstanties aangewezen die in het kader van de richtlijn bevoegd zijn tot het verrichten van onderzoeken, het administreren en onderzoeken van technische dossiers, het onderzoeken van drukapparatuur en samenstellen, het uitvoeren van (eind)-controles en beproevingen, het verstrekken van verklaringen en het houden van toezicht op kwaliteitsborgingssystemen, het verrichten van (eenheids-)keuringen en, indien van toepassing, het verlenen van de Europese materiaalgoedkeuring en het keuren van uitvoeringsmethoden en personeel ten behoeve van permanente verbindingen.

Voorts worden bij afzonderlijke beschikkingen keuringsdiensten van gebruikers aangewezen die in het kader van de richtlijn bevoegd zijn tot het verrichten van onderzoeken, het administreren en onderzoeken van technische dossiers, het onderzoeken van drukapparatuur en samenstellen, het uitvoeren van (eind)-controles en beproevingen, het verstrekken van verklaringen en het verrichten van (eenheids-)keuringen.

Tot slot worden bij afzonderlijke beschikking onafhankelijke instellingen aangewezen die in het kader van de richtlijn bevoegd zijn tot het keuren van uitvoeringsmethoden en personeel ten behoeve van permanente verbindingen en van personeel dat niet-destructief onderzoek op de permanente verbindingen verricht.

Bij artikel 8 is de ministeriële regeling mandatering NNI/NEC (Nederlands Normalisatie-instituut/Nederlands Elektrotechnisch Comité) gewijzigd, in die zin dat de Richtlijn drukapparatuur en het Besluit drukapparatuur zijn toegevoegd aan de hierbij behorende bijlage. Op grond van deze regeling is het NNI/NEC bevoegd om namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geharmoniseerde normen, die op grond van de desbetreffende productveiligheidsrichtlijnen in Europees verband totstandkomen, nationaal aan te wijzen en te publiceren.

De onderhavige regeling treedt in werking op het moment dat ook het Besluit drukapparatuur in werking treedt, te weten 29 november 1999.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

Naar boven