Aanwijzing inbeslagneming bij verkeersdelicten

Categorie: opsporing, vervolging

Rechtskarakter: aanwijzing in de zin van art. 130 lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 1999A030

Datum vaststelling: 14-09-1999

Datum inwerkingtreding: 01-11-1999

Geldigheidsduur: 01-11-2003

Publikatie in Stcrt: 30-11-1999, nr. 231

Vervallen: Richtlijn inbeslagneming bij verkeersdelicten d.d. 20-12-1995

Relevante richtlijnen voor strafvordering: ‐

Wetsbepalingen: de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV90); de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM); het Voertuigreglement (VR)

Jurisprudentie: ‐

Bijlage(n): ‐

Achtergrond

Deze aanwijzing heeft betrekking op de inbeslagneming bij verkeersdelicten (misdrijven en overtredingen) door een opsporingsambtenaar in geval van staandehouding of aanhouding van de verdachte bij ontdekking op heterdaad.

De aanwijzing beperkt zich tot de voornaamste wetten en reglementen op dit gebied:

- de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994),

- het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV90),

- de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) en

- het Voertuigreglement (VR).

Beslag zal worden gelegd indien dit naar het oordeel van de opsporingsambtenaar voor de bewijsvoering nodig is, maar dient niet langer te duren dan noodzakelijk in het belang van het onderzoek.

Deze aanwijzing heeft een aanvullend karakter op de handleiding inbeslagneming (art. 94 WvSv) (reg. nr. 1999H001). Het gestelde in de handleiding inbeslagneming (art 94 WvSv) is eveneens van toepassing op verkeersdelicten, tenzij hiervan in deze aanwijzing uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Samenvatting

Deze aanwijzing geeft regels inzake inbeslagneming bij verkeersdelicten door een opsporingsambtenaar in geval van staandehouding of aanhouding van de verdachte bij ontdekking op heterdaad.

Opsporing

1. Overleg tussen het OM en de politie inzake de inbeslagneming

In twijfelgevallen verdient het verdient aanbeveling dat vóórdat tot inbeslagneming wordt overgegaan altijd overleg plaatsvindt tussen het OM en de politie. Overleg is steeds nodig indien inbeslagneming aangewezen lijkt, maar de aanwijzing niet van toepassing is.

2. De inbeslagneming

Voertuigen of onderdelen daarvan die niet voldoen aan de wettelijke vereisten worden in beslag genomen indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat herstel niet mogelijk is, of door de kosten ervan niet te verwachten is. Indien de demontage van het betrokken onderdeel op een eenvoudige wijze kan geschieden, beperkt de inbeslagneming zich tot dat onderdeel. Met nadruk, ter voorkoming van misverstanden, wordt opgemerkt dat het van belang is duidelijk, schriftelijk, vast te leggen wat wél en wat níet in beslag wordt genomen.

Inbeslagneming van het gehele voertuig komt ook in aanmerking als de verkeersveiligheid dat vereist, bijvoorbeeld als een verdachte bij herhaling met een voertuig een ernstig verkeersdelict pleegt.

Bij inbeslagneming van voertuigen worden ook het kentekenbewijs deel I en II en de sleutels (contact-, koffer- en portiersleutels) betrokken. Indien zich in het voertuig losse voorwerpen bevinden die geen relatie hebben met het strafbare feit worden deze voorwerpen niet in beslag genomen.

3. Afzien van inbeslagneming

Indien herstel van het voertuig of vervanging van een onderdeel daarvan redelijkerwijs mogelijk en te verwachten is, kan van inbeslagneming worden afgezien. De opsporingsambtenaar vordert op grond van art. 60 WVW 1994 de overgifte van het kentekenbewijs. Hij behoudt - tegen afgifte van een ontvangstbewijs - deel I en geeft deel II terug.

De opsporingsambtenaar geeft de verdachte een redelijke termijn, doch ten hoogste vier weken, om het voertuig te repareren en bij de politie ter controle aan te bieden. Het onder zich houden, respectievelijk het teruggeven van het kentekenbewijs, dient door de politie aan de Dienst Wegverkeer (RDW) te worden doorgegeven. Dit om de zuiverheid van het kentekenregister te waarborgen. Voldoet de verdachte binnen de gestelde termijn niet aan de afspraak om het voertuig te repareren, dan wordt het kentekenbewijs, onder vermelding van de reden van invordering, naar de RDW gezonden.

4. Vrijwillige medewerking

Wanneer de rechthebbende op het in beslag te nemen voorwerp bereid is om mede te werken aan een oplossing die tengevolge heeft dat het voorwerp niet meer aan het verkeer op de weg deel zal nemen, kan eveneens van inbeslagneming worden afgezien. In een dergelijk geval dient een voor vernietiging in aanmerking komend voorwerp, bijvoorbeeld een personenauto, naar een erkend bedrijf te worden gebracht om daar onder toezicht van de politie te worden vernietigd.

Een eventueel aanwezig kentekenbewijs behoort ook in dit geval op de manier als hierboven omschreven te worden ingenomen en te worden gezonden aan de RDW, onder vermelding van de reden van invordering.

In het op te maken proces-verbaal worden de eventueel gemaakte kosten om tot vernietiging (sloop) te komen vermeld, zodat daarmee bij de berechting rekening kan worden gehouden. Om te voorkomen dat de verdachte de indruk krijgt dat hij door reparatie of vernietiging van het voorwerp een strafvervolging ontgaat, wordt hem in beide gevallen uitdrukkelijk proces-verbaal aangezegd.

5. De afstand van het in beslag genomen voorwerp door de rechthebbende

In de praktijk levert de opslag van in beslag genomen voorwerpen, zowel voor de politie als voor de bewaarder tal van problemen van ruimtelijke en administratieve aard op. Indien verwacht kan worden dat verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal volgen, verdient het aanbeveling de beslagene afstand van het in beslag genomen voorwerp te laten doen (art. 116, tweede lid, WvSv). De afstand wordt gedaan bij een door de beslagene ondertekende schriftelijke verklaring.

De verdachte zal in de meeste gevallen zowel beslagene als rechthebbende op het voorwerp zijn. Mocht dit in een voorkomend geval niet zo zijn, dan is tevens van belang dat ook rechthebbende afstand doet van het in beslag genomen voorwerp.

De kennisgeving van inbeslagneming en de door de rechthebbende ondertekende afstandsverklaring dienen met het proces-verbaal te worden gezonden aan het OM. Het OM zal dan, tenzij het belang van de strafvordering zich daartegen verzet, schriftelijk opdracht geven tot afwikkeling van het beslag. Er moet voor worden gewaakt dat de verdachte de indruk krijgt dat hij door afstand te doen van het in beslag genomen voorwerp de strafrechtelijke vervolging ontloopt. De verdachte wordt steeds proces-verbaal aangezegd.

6 Minderjarigen

Indien inbeslagneming heeft plaatsgevonden bij verkeersdelicten die zijn begaan door minderjarigen, is terughoudendheid geboden bij het laten doen van afstand. Afstand dient pas plaats te vinden na overleg van de politie met de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige

7. Het deponeren van het beslag

De in beslag genomen voorwerpen worden, tenzij de officier van justitie op grond van art. 117, tweede lid, WvSv machtiging tot vernietiging geeft, onder de hoede gesteld van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bewaarder. Dit geschiedt op last van het OM en geschiedt schriftelijk na ontvangst van het proces-verbaal. Totdat het OM over het depot of de teruggave heeft beslist, blijft het voorwerp onder de hoede van de politie, die voor een voorlopige opslag zorgt en daarvan de kosten draagt.

8. Het proces-verbaal

Bij inbeslagneming wordt steeds proces-verbaal opgemaakt. Dat geschiedt ook als van inbeslagneming wordt afgezien omdat het voorwerp is hersteld of vernietigd. Het proces-verbaal wordt met de kennisgeving van inbeslagneming en een eventuele afstandsverklaring rechthebbende aan het OM toegezonden.

Een snelle inzending is nodig om op korte termijn een beslissing over de afwikkeling van het in verkeerszaken vaak omvangrijke beslag te kunnen verkrijgen.

Om te bevorderen dat het proces-verbaal op het parket de vereiste aandacht krijgt, wordt door de politie op de voorzijde daarvan met rood het woord BESLAG vermeld. Eventuele bijzonderheden worden steeds in het proces-verbaal vermeld. Daarbij valt te denken aan de reparatie van een voertuig, nadat het kentekenbewijs is ingenomen, het afzien van inbeslagneming omdat het voorwerp vernietigd is, het doen van afstand of een verzoek tot teruggave van het beslag.

In het proces-verbaal wordt de staat vermeld waarin het voorwerp zich bevindt of het bedrag dat het voorwerp bij vernietiging - bijvoorbeeld door sloop - heeft opgebracht. In de kennisgeving van inbeslagneming wordt de geschatte waarde van het voorwerp opgenomen.

9. Aanwijzingen omtrent inbeslagneming bij een aantal overtredingen van wegenverkeerswetgeving

stcrt-1999-231-p12-SC21530-1.gifstcrt-1999-231-p12-SC21530-2.gif

Opmerkingen 30 WAM:

a. Bij inbeslagneming is het uitgangspunt dat verbeurdverklaring (al dan niet met de compensatie van art. 33c WvSr) op de terechtzitting wordt geëist. Het OM dient zich dan ook terughoudend op te stellen ten aanzien van verzoeken tot teruggave.

b. In de gevallen waar overleg met het OM is vereist dient de officier van justitie mede de vordering ex art. 34 WAM in zijn besluitvorming te betrekken.

10 Samenloop van gedragingen

In geval een verdachte verschillende wettelijke bepalingen overtreedt, zal steeds het meest verstrekkende voorschrift worden gevolgd. Zo zal bij het tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid besturen van een auto, die zo ondeugdelijk is dat reparatie niet mogelijk is, overeenkomstig deze aanwijzing in geval van overtreding van art. 5.1.1, lid 1, sub a, Voertuigreglement direct inbeslagneming volgen. Of voldaan is aan de recidive-eis met betrekking tot art. 9 WVW 1994 doet dan niet terzake.

11. Uitleg recidive/herhaald plegen

In paragraaf 9 van de aanwijzing dient onder (bekende) recidive en herhaald plegen verstaan te worden:

a. voor de politie de wetenschap dat reeds eerder tegen de verdachte proces-verbaal is opgemaakt (onder vermelding in het proces-verbaal);

b. voor het OM de situatie dat er sprake is van eerdere onherroepelijke veroordelingen of betaalde transacties.

Overgangsrecht

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

Feiten gepleegd op of na de datum van inwerkingtreding dienen op basis van deze aanwijzing te worden afgedaan.

Naar boven