Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 1999, 229 pagina 6 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 1999, 229 pagina 6 | Overig |
19 november 1999
S/P&K-2010856
De Staatssecretaris van Volksgezond-heid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid;
Gelet op de artikelen 5, 44, eerste lid, en 56 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid,
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. breedtesport: sportactiviteiten die op lokaal niveau plaatsvinden en die niet beroepsmatig of op topsportniveau worden beoefend;
b. breedtesportproject: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op duurzame versterking van de breedtesport en op versterking van de lokale maatschappelijke en sociale infrastructuur;
c. de minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
d. G25: de gemeenten Almelo, Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Haag, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, ’s Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Tilburg, Utrecht, Venlo en Zwolle.
1. De minister kan aan een gemeente met meer dan tienduizend inwoners éénmaal een meerjarige uitkering verlenen voor een breedtesportproject van die gemeente of van een aantal gemeenten gezamenlijk.
2. De minister kan aan een gemeente met minder dan tienduizend inwoners éénmaal een meerjarige uitkering verlenen voor een gezamenlijk breedtesportproject van meerdere gemeenten.
3. Een breedtesportprojectplan wordt conform bijlage 1 bij deze regeling ingericht en in tweevoud ingediend.
4. Een breedtesportprojectplan wordt beoordeeld aan de hand van het gestelde in de artikelen 3, 4 en 8 en in bijlage 1 bij deze regeling.
1. In het breedtesportproject wordt een relatie gelegd met gemeentelijk beleid op andere terreinen dat relevant is voor de uitvoering van het breedtesportproject dan wel waaraan het breedtesportproject een bijdrage kan leveren.
2. Het breedtesportproject is innovatief en verschaft inzichten voor toekomstig breedtesportbeleid.
3. Het breedtesportproject is gericht op duurzame versterking van de breedtesport in de gemeente.
4. Het breedtesportprojectplan wordt in overleg met lokale sportaanbieders en sporters opgesteld en uitgevoerd.
Bij de beoordeling van de breedtesportprojectplannen wordt rekening gehouden met:
a. een evenwichtige spreiding van activiteiten over verschillende vormen van breedtesport;
b. een evenwichtige spreiding van activiteiten naar organisatiegraad waarin breedtesport wordt aangeboden;
c. een evenwichtige spreiding van breedtesportprojecten over het land, gerelateerd aan het aantal inwoners per provincie;
d. een evenwichtige spreiding van breedtesportprojecten naar grootte van gemeenten.
1. Een meerjarige uitkering voor een breedtesportproject bedraagt ten hoogste de helft van de totale kosten van een breedtesportproject, met als maximum het bedrag genoemd in bijlage 2 bij deze regeling.
2. Een meerjarige uitkering voor een gezamenlijk breedtesportproject bedraagt ten hoogste 55% van de totale kosten van een breedtesportproject, met als maximum het bedrag genoemd in bijlage 3 bij deze regeling.
3. Een meerjarige uitkering voor een breedtesportproject wordt ten minste gedurende drie jaar en ten hoogste gedurende zes jaar verleend.
4. De hoogte van de meerjarige uitkering is de laatste twee jaren van een breedtesportproject aflopend. De bijdrage van de gemeente aan een breedtesportproject loopt in dezelfde periode op.
1. In 1999 kunnen alleen gemeenten met meer dan 50.000 inwoners en provinciehoofdsteden een aanvraag voor een meerjarige uitkering indienen. Een aanvraag wordt uiterlijk 1 november 1999 ingediend. Uiterlijk 20 december 1999 geeft de minister een beschikking op de aanvraag.
2. Indien de minister van oordeel is dat een aanvraag als bedoeld in het eerste lid niet voor een uitkering in aanmerking komt, stelt hij de gemeente in de gelegenheid het breedtesportprojectplan aan te passen. Hij stelt daarbij een termijn en geeft aan op welke onderdelen het breedtesportprojectplan aanpassing behoeft.
3. Met ingang van 2000 kunnen alle gemeenten een aanvraag indienen. Een aanvraag wordt uiterlijk 1 april voorafgaand aan het jaar waarin het project start bij de minister ingediend.
4. Indien een tot de G25 behorende gemeente een aanvraag indient voor een meerjarige uitkering voor een breedtesportproject dat in 2000 aanvangt, is een samenvatting van het breedtesportproject onderdeel van het goedgekeurd stedelijk ontwikkelingsplan in het kader van de integrale aanvraag voor het grotestedenbeleid bij de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid.
5. Een tot de G25 behorende gemeente die een aanvraag indient voor een breedtesportproject dat na 2000 aanvangt en geen samenvatting heeft opgenomen in het stedelijk ontwikkelingsplan, kan volstaan met het in de aanvraag aangeven van de samenhang met het in het stedelijk ontwikkelingsplan opgenomen beleid.
Indien een meerjarige uitkering is verleend, verstrekt de ontvangende gemeente de minister tussentijdse informatie door binnen dertien weken na afloop van ieder projectjaar waarover de uitkering is verleend een verslag in te dienen. Dit verslag geeft inzicht in het verloop van het project, in vergelijking met de voorgenomen activiteiten in het breedtesportprojectplan en geeft financiële informatie over de mate waarin de werkelijke kosten zich verhouden tot de begrote kosten.
Bij de verdeling van het beschikbare budget geeft de minister die aanvragen voorrang waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen naar verwachting van meer belang is voor het beleid en meer zal bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de uitkering.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 oktober 1999 en vervalt met ingang van 31 december 2007.
2. Uitkeringen die de looptijd van deze regeling overschrijden worden overeenkomstig deze regeling afgewikkeld.
Deze regeling kan worden aangehaald als: Stimuleringsregeling breedtesport.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Met de brief van 18 juni 1999 (Kamerstukken II, 1998-1999, 26 632, nr.1) is het voorgenomen beleid inzake de versterking van de breedtesport, de zogenaamde beleidsbrief Breedte-sport, uiteengezet. Doel van dit beleid is dat gemeenten en lokale organisaties (verdere) initiatieven ontplooien die bijdragen aan een duurzame verbetering van het lokale sportaanbod. Ter ondersteuning van de realisering van deze breedtesportimpuls kunnen gemeenten een beroep doen op de onderhavige (tijdelijke) stimuleringsregeling.
Teneinde de samenhang van het breedtesportbeleid met het grote stedenbeleid zoveel mogelijk te bevorderen is deze regeling opgesteld in overeenstemming met de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid. De overeenstemming geldt voor breedtesportprojecten binnen de G25.
De stimuleringsregeling maakt het mogelijk om gemeenten een specifieke uitkering te verlenen ten behoeve van een meerjarig breedtesportproject. Gelet op het doel van het breedtesportbeleid dient een project gericht te zijn op duurzame versterking van (onderdelen van) de breedtesport, verbetering van de sportparticipatie van achterstandsgroepen en/of verbetering van de leefbaarheid in wijken, buurten of gemeenten. Zowel de intrinsieke waarde van sport als de maatschappelijke betekenis ervan, waarbij een integrale benadering door samenwerking tussen verschillende sportaanbieders en/of (gemeentelijke) sectoren wordt nagestreefd, worden benadrukt. Dit alles als onderdeel van het kabinetsbeleid dat gericht is op het verbeteren van de kwaliteit van onze samenleving. Het is daarbij van belang de betrokkenen zoveel mogelijk te laten participeren in de voorbereiding en uitvoering van een project.
Projecten kunnen zowel door gemeenten zelf als door andere organisaties worden ontwikkeld. Hierin wordt samengewerkt met lokale sportaanbieders, sporters en mogelijke andere betrokkenen zoals lokale, regionale of landelijke sportorganisaties. Initiatieven die gezamenlijk met deze sportorganisaties worden genomen worden positief gewaardeerd. Gelet op de gewenste gemeentelijke integrale benadering en de duurzaamheid van de activiteiten is het de gemeente die de aanvraag voor een uitkering indient.
In dit artikel zijn geen begrippen opgenomen die reeds in de Welzijnswet 1994 en het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid zijn omschreven. In artikel 1 van de wet en van het besluit is bepaald dat de daarin gehanteerde begrippen ook gelden voor de daarop berustende bepalingen.
Voor de definitie van een breedtesportproject is aangesloten bij de doelstellingen die in de Beleidsbrief Breedtesport zijn verwoord. De term ’Sportactiviteiten’ wordt in dit verband ruim uitgelegd. Zo betreffen het de zogenaamde georganiseerde sportactiviteiten, zoals sport in (sport-)verenigingsverband of via de scouting, maar ook ongeorganiseerde sportactiviteiten. Onder deze laatste vallen bijvoorbeeld hardlopen, skeeleren of straatvoetbal. Gemeenten kunnen voor dergelijke ongeorganiseerde sportactiviteiten voorzieningen treffen als het aanleggen van trapveldjes of het voorzien in veilige hardloop- of skeelerroutes. Onder sportactiviteiten vallen ook de denksporten.
Het lokale niveau waarop de activiteiten plaatsvinden, beperkt zich niet tot de gemeentengrenzen. Het kan vóórkomen dat meerdere gemeenten samenwerken in een project en dat activiteiten interlokaal worden georganiseerd.
Zoals vermeld streeft de breedtesportimpuls een breder doel na dan het bevorderen van sportdeelname. Sport- en bewegingsactiviteiten kunnen immers bijdragen aan verbetering van onderwijs, naschoolse opvang, criminaliteitspreventie, hulpverlening, revalidatie en gezondheidszorg. Om deze brede doelstelling zo goed mogelijk te kunnen effectueren is een groot bereik van het breedtesportproject wenselijk. Om deze reden is bepaald dat aan gemeenten met minder dan 10.000 inwoners alleen dan een uitkering kan worden verleend als een gezamenlijk projectplan wordt ingediend. Ook als het totale aantal inwoners van de gemeenten die een gezamenlijk projectvoorstel indienen niet boven de 10.000 uitkomt, komen de gemeenten in aanmerking voor een uitkering. Overigens kunnen ook gemeenten met meer dan 10.000 inwoners een gezamenlijk projectplan indienen.
Aan een gemeente kan slechts éénmaal een uitkering voor een breedtesportproject worden verleend. Ook gemeenten die gezamenlijk een aanvraag hebben ingediend, kunnen niet op een later moment afzonderlijk een aanvraag indienen.
Indien een breedtesportproject op meer gemeenten betrekking heeft, wordt de uitkering slechts aan één van de betrokken gemeenten verstrekt. De gemeenten dienen onderling te bepalen wie de aanvraag voor een uitkering bij het ministerie indient. Dit geldt ook voor gemeenten met meer dan 10.000 inwoners die een gezamenlijke aanvraag indienen.
Ingeval er sprake is van deelgemeenten is het altijd de gemeente waartoe die deelgemeenten behoren die de aanvraag indient.
Het brede doel van de breedtesport-impuls blijkt ook uit de onderwerpen die in een projectplan aan de orde moeten komen en waarop de aanvragen worden geselecteerd. Uit het projectplan moet duidelijk het integrale karakter van de activiteiten blijken. De beoordeling vindt plaats aan de hand van het beleid zoals verwoord in de Beleidsbrief Breedtesport. Een project dient een bijdrage te leveren aan dit beleid. Dit betekent dat activiteiten die geen element van sport en bewegen in zich hebben, activiteiten die slechts bijdragen aan de versterking van het ambtelijk apparaat of activiteiten die anderszins geen onderdeel zijn van een integraal breedtesportbeleid, niet in aanmerking komen voor een specifieke uitkering. Omdat het beleid gericht is op een impuls voor de breedtesport, komen ook activiteiten die reeds door de gemeente bekostigd worden niet voor een specifieke uitkering in aanmerking. Een uitbreiding van of aanvulling op bestaande activiteiten, waarmee een duidelijke impuls wordt gegeven aan die activiteiten, kan wel in het projectplan worden opgenomen.
Op basis van een vergelijking van de ingediende projectplannen wordt beslist of een plan voldoende bijdraagt aan het breedtesportbeleid. Er heeft geen gelijkmatige verdeling van het beschikbare bedrag plaats. Aanvragen worden geselecteerd op basis van kwaliteit en meerwaarde voor het beleid.
Een breedtesportproject heeft een integraal karakter. Het project dient daarmee meer dan sport alleen. Ook aan terreinen als onderwijsbeleid, preventief gezondheidsbeleid, recreatiebeleid, vrijwilligers- en werkgelegenheidsbeleid, beleid inzake leefbaarheid in wijken en buurten, beleid inzake versterking van de sociale cohesie en jeugdbeleid kan sport een zeer positieve bijdrage leveren en kan het worden ingezet om de doelstellingen van het betreffende beleid te bereiken. De meerwaarde van sport wordt op deze wijze zoveel mogelijk benadrukt.
Het breedtesportbeleid is gericht op versterking van de lokale sportinfra-structuur. In dit kader mag de voorwaarde dat projecten innovatief zijn worden opgevat als innovatief voor de lokale situatie. Dit kan per gemeente verschillen. Indien met de aanvragen het budget dat in een jaar beschikbaar is voor projecten wordt overtroffen zal worden geselecteerd op basis van de mate van vernieuwing op gemeentelijk niveau, maar tevens op landelijk niveau. De voorkeur wordt dan gegeven aan projecten die tevens een meerwaarde voor het landelijk beleid kunnen betekenen.
De voorwaarde dat een activiteit innovatief moet zijn kan op gespannen voet staan met de voorwaarde dat er sprake moet zijn van duurzaamheid. Het kan vóórkomen dat een innovatieve activiteit minder succesvol blijkt dan verwacht. In dat geval is continuering van die activiteit uiteraard niet wenselijk. De gemeente die dit constateert wordt dan in staat gesteld het projectplan aan te passen en andere activiteiten te ondernemen. Indien eerst na afloop van het project blijkt dat de (innovatieve) activiteiten onvoldoende succesvol zijn geweest om te continueren, wordt van de gemeente verwacht dat desondanks de op gang gebrachte intensivering van het breedtesportbeleid met andere activiteiten wordt voortgezet.
Voor het welslagen van een project is een vraaggerichte aanpak belangrijk. Daarom is de voorwaarde opgenomen dat in ieder geval met (vertegenwoordigers van) de lokale sportaanbieders en sporters overleg wordt gevoerd over de inhoud van het breedtesportprojectplan. Gelet op de relatie van het breedtesportbeleid met andere gemeentelijke beleidsterreinen ligt het voor de hand dat ook daar afstemming plaatsheeft.
In dit artikel is een aantal criteria opgesomd aan de hand waarvan aanvragen, die aan de kwalitatieve voorwaarden van de artikelen 3 en 8 voldoen, worden beoordeeld. Deze criteria zijn met name van belang indien onvoldoende budget beschikbaar is om alle in een jaar kwalitatief goedgekeurde projectplannen te honoreren. In dat geval wordt aan de hand van de criteria een nadere selectie van projectplannen verricht.
Bij het criterium genoemd onder a., de vormen van breedtesport, moet worden gedacht aan evenementen, recreatieve sport, competitiesport, e.d. Bij het criterium genoemd onder b., de organisatiegraad, moet worden gedacht aan georganiseerde sportbeoefening, ongeorganiseerde sportbeoefening en anders-georganiseerde sportbeoefening. Met de criteria genoemd onder c. en d. wordt gestreefd naar een zo breed mogelijk ’bereik’ van de breedtesportimpuls.
De onderhavige regeling betreft een tijdelijke kwaliteitsimpuls waarbij uiteindelijk gemeenten, organisaties en/of deelnemers zelf de kosten moeten dragen. Om deze reden wordt van de gemeente ’een duidelijk te onderscheiden eigen financiële inbreng verwacht’ (Beleidsbrief Breedtesportimpuls, pagina 15). Er bestaat in principe geen bezwaar tegen het invullen van deze eigen financiële inbreng met bijvoorbeeld gelden van provincies, sponsors of fondsen. In ieder geval wordt kritisch bezien of er voldoende garantie is voor continuering van de activiteiten na afloop van het project.
Om te voorkomen dat een gemeente na beëindiging van de uitkering in een ’financieel gat’ valt, is bepaald dat de uitkering in de laatste twee jaren van het project afloopt. De bijdrage van de gemeente zal in diezelfde periode derhalve verhoogd moeten worden. Deze afbouw resp. opbouw is onafhankelijk van de duur van het project.
De hoogte van de uitkering is gerelateerd aan het aantal inwoners en de duur van het project, zoals blijkt uit de bijlagen 2 en 3. Daarin is ook bepaald wat het hoogste bedrag is dat gedurende het project kan worden verleend. Dit hoogste bedrag kan, gelet op het beschikbare budget, slechts gedurende één projectjaar verleend worden.
Alleen projecten die minimaal drie jaar en maximaal zes jaar duren komen in aanmerking voor een uitkering. Gebleken is dat van meerjarige projecten eerder een duurzaam resultaat te verwachten is dan van één- of tweejarige projecten. Het bereiken van een duurzaam resultaat is een belangrijke overweging bij het oordeel over de duur van het project. Overigens hoeft een projectjaar niet parallel te lopen met een kalenderjaar; een projectjaar kan bijvoorbeeld ook de periode september tot en met augustus betreffen.
Met het beleid inzake de breedtesportimpuls wordt aangesloten bij het grote stedenbeleid van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid. In het kader van dit beleid stellen de G25 stedelijke ontwikkelingsprogramma’s op. De activiteiten die onder een breedtesportproject vallen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van de stedelijke ontwikkelingsprogramma’s. Om de samenhang tot uitdrukking te brengen, is met de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid afgesproken dat voor een G25 gemeente die een aanvraag indient voor een breedtesportproject dat in 2000 aanvangt een samenvatting van het project onderdeel dient te zijn van het stedelijk ontwikkelingsprogramma. In dat geval zal de beslissing over de toekenning van een meerjarige uitkering ook worden opgenomen in het GSB-convenant tussen rijk en betrokken gemeente.
De datum van 1 november 1999 is dezelfde als die waarop de G25 hun stedelijke ontwikkelingsprogramma’s ingediend moeten hebben.
Mede gelet op de lange looptijd die projecten kunnen hebben is opgenomen dat een gemeente na ieder projectjaar zowel inhoudelijke als financiële informatie aan de minister verstrekt. Het verloop van het project kan op deze wijze goed worden gevolgd.
Aan de hand van de financiële informatie kan worden vastgesteld in welke mate de werkelijke kosten in een bepaald jaar zich verhouden tot de begrote kosten zoals die in de begroting per projectjaar zijn opgenomen. De inhoudelijke informatie, beschreven conform de in bijlage 1 opgenomen onderdelen van de aanvraag, geeft aan in hoeverre het project verloopt en de voorgenomen activiteiten zijn uitgevoerd.
Voor de uitvoering van de onderhavige regeling is in 2000 f 16,5 miljoen beschikbaar, in 2001 f 19,25 miljoen en in 2002 en volgende jaren f 30,15 miljoen. Hoewel dit een aanzienlijk budget is, kan het vóórkomen dat in een bepaald jaar het totaalbedrag van de aangevraagde uitkeringen het beschikbare budget overtreft. De prioriteit van projecten wordt op basis van dit artikel bepaald door het belang van een project voor het beleid, zowel op landelijk als gemeentelijk niveau. Ook de haalbaarheid van de verwezenlijking van de doelstelling van een project is van belang bij de rangschikking van projectplannen.
Als na de inhoudelijke weging van projecten alsnog een keuze tussen aanvragen moet worden gemaakt geschiedt dit aan de hand van de criteria genoemd in artikel 4.
Indien een aanvraag moet worden afgewezen kan een gemeente in een volgend jaar een nieuwe aanvraag indienen.
De ingangs- en vervaldatum van deze regeling zijn ontleend aan de Beleidsbrief Breedtesportimpuls.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Vliegenthart.
Bijlage 1 behorende bij de Stimuleringsregeling breedtesport, artikel 2, derde lid
Bij de invulling van dit formulier dient zoveel mogelijk beschrijvend en inhoudelijk te worden ingegaan op de verschillende onderwerpen. Er kan niet worden volstaan met aanduidingen in trefwoorden. Dit formulier in tweevoud indienen.
Naam gemeente1
Aantal inwoners gemeente2
Postadres
Postcode
Plaats
Bezoekadres
Postcode
Plaats
Naam contactpersoon
Telefoonnummer
Telefax
Bank- of gironummer gemeente
1 Ingeval van een gezamenlijke aanvraag de correspondentiegegevens van alle deelnemende gemeenten vermelden in de bijlage. Als aanvrager de gemeente die de uitkering aanvraagt noteren.
2 Meest recente cijfers vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
1. Titel van het project
2. Doelstelling van het project
3. Doelgroep(en) waarop het project zich richt
4. Datum aanvang project
5. Duur van het project 3 / 4 / 5 / 6 jaar
6. Jaren waarin het project wordt uitgevoerd
... tot en met ....
Beschrijving van:
1. Het probleem/ aanleiding tot het project
2. De verschillende fasen/ stappen in het project (gerelateerd aan de projectdoelen)
3. De werkzaamheden en methode/ aanpak waarmee getracht wordt het doel te bereiken
4. De verschillende vormen van breedtesport die in het project aan de orde komen (evenementen, recreatieve sport, competitiesport, e.d.)
5. Beoogd/te verwachten resultaat (zo concreet mogelijk)
6. Factoren die de uitvoering/realisering van het project kunnen beïnvloeden/risicofactoren voor de haalbaarheid
7. De tijdsinvestering/ personele inzet voor het project
8. Een evaluatie c.q. effectmeting, waarin tevens wordt aangegeven op welke wijze en gedurende welke periode de activiteiten na beëindiging van de uitkering door de gemeente worden voortgezet
Beschrijving van:
1. De betrokkenheid van/ overleg met/ inspraak van doelgroepen dan wel derden, bij de totstandkoming van het plan
2. De samenwerking met andere organisaties en/ of instellingen voor de uitvoering van het project (naam/ wijze van samenwerken/ looptijd)
3. De (mogelijk) benodigde inhoudelijke ondersteuning van derden bij de uitvoering van het project (bijv. NISB, NOC*NSF, provinciale sportraden).
1. Welke inzichten zal het project ten behoeve van het toekomstige breedtesportbeleid naar uw verwachting kunnen verschaffen?
2. Op welke wijze is het project gericht op versterking van de lokale sportinfrastructuur?
3. Op welke wijze draagt de inzet van sport als middel bij aan oplossingen voor maatschappelijke lokale ’problemen’?
4. Het project is gericht op het aanbrengen van dwarsverbanden met de volgende aan de breedtesport gerelateerde beleidsterreinen:
Een overzicht van opbrengsten en kosten per projectjaar
Bijlage 2 behorende bij de Stimuleringsregeling breedtesport, artikel 5, eerste lid
1 Het inwoneraantal gebaseerd op de meest recente cijfers vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit inwoneraantal geldt gedurende de gehele projectperiode.
2 De maximale uitkering wordt slechts gedurende één projectjaar verleend. In de overige projectjaren is de uitkering lager dan de maximale uitkering.
Bijlage 3 behorende bij de Stimuleringsregeling breedtesport, artikel 5, tweede lid
1 Het inwoneraantal gebaseerd op de meest recente cijfers vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit inwoneraantal geldt gedurende de gehele projectperiode. Het totaal aantal inwoners van de gezamenlijk aanvragende gemeenten bepaalt de (maximale) uitkering per jaar.
2 De maximale uitkering wordt slechts gedurende één projectjaar verleend. In de overige projectjaren is de uitkering lager dan de maximale uitkering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-1999-229-p6-SC21335.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.