Wijziging Regeling geluidwerende voorzieningen 1997

«Luchtvaartwet»

12 november 1999

Nr. DGRLD/JBZ/l 99.210576

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretaris van Defensie, handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 26b van de Luchtvaartwet,

Besluiten:

Artikel I

De Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

Indien de kosten van het aanbod, bedoeld in artikel 12, derde lid, hoger zijn dan de kosten bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder d, wordt niet tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen overgegaan, tenzij de eigenaar van de woning het verschil voor zijn rekening neemt.

B

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

Indien de kosten van het aanbod, bedoeld in artikel 15, derde lid, hoger zijn dan de kosten bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder d, wordt niet tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen overgegaan, tenzij de eigenaar van de woning het verschil voor zijn rekening neemt.

C

In artikel 9, eerste lid, wordt ’en artikel 6, eerste tot en met vijfde lid en zevende lid,’ vervangen door: artikel 6, eerste tot en met vijfde lid en zevende lid, en artikel 6a,.

D

In artikel 9, tweede lid, wordt ’en artikel 8, eerste tot en met vijfde lid en zevende lid,’ vervangen door: artikel 8, eerste tot en met vijfde lid en zevende lid, en artikel 8a,.

E

In artikel 12 wordt na het tweede lid - onder vernummering van het derde tot en met het achtste lid tot het vierde tot en met het negende lid - een lid ingevoegd, luidende:

3. Het in het tweede lid bedoelde aanbod kan op verzoek van de eigenaar betrekking hebben op minder geluidsgevoelige ruimten dan bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder a. Indien de eigenaar het verschil in kosten als bedoeld in artikel 6a voor zijn rekening neemt wordt bij het aanbod tevens een voorstel voor een overeenkomst bijgevoegd.

F

In artikel 12, zesde lid (nieuw), wordt - onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel d door een puntkomma - een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. zij zich, indien van toepassing, verbinden tot het betalen van de in artikel 6a bedoelde kosten.

G

In artikel 12, zevende lid (nieuw), wordt ’het vijfde lid’ vervangen door: het zesde lid.

H

In artikel 12, achtste lid (nieuw), wordt ’het zesde lid’ telkens vervangen door: het zevende lid.

I

In artikel 12, negende lid (nieuw), wordt ’het vijfde lid’ telkens vervangen door: het zesde lid.

J

In artikel 15 wordt na het tweede lid - onder vernummering van het derde tot en met het achtste lid tot het vierde tot en met het negende lid - een lid ingevoegd, luidende:

3. Het in het tweede lid bedoelde aanbod kan op verzoek van de eigenaar betrekking hebben op minder geluidsgevoelige ruimten dan bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder a. Indien de eigenaar het verschil in kosten als bedoeld in artikel 8a voor zijn rekening neemt wordt bij het aanbod tevens een voorstel voor een overeenkomst bijgevoegd.

K

In artikel 15, zesde lid (nieuw), wordt - onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel d door een puntkomma - een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. zij zich, indien van toepassing, verbinden tot het betalen van de in artikel 8a bedoelde kosten.

L

In artikel 15, zevende lid (nieuw), wordt ’het vijfde lid’ vervangen door: het zesde lid.

M

In artikel 15, achtste lid (nieuw), wordt ’het zesde lid’ telkens vervangen door: het zevende lid.

N

In artikel 15, negende lid (nieuw), wordt ’het vijfde lid’ telkens vervangen door: het zesde lid.

O

Aan artikel 17 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Indien sprake is van een aanbod als bedoeld in artikel 12, derde lid, is het eerste lid alleen van toepassing op die geluidsgevoelige ruimten ten behoeve waarvan geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

P

Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien sprake is van een aanbod als bedoeld in artikel 15, derde lid, is het eerste lid alleen van toepassing op die slaapkamers ten behoeve waarvan geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.

Artikel II

Deze regeling is niet van toepassing op een aanbod tot het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen als bedoeld in de artikelen 12, tweede lid, en 15, tweede lid, dat is aanvaard of afgewezen vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling of dat betrekking heeft op een woning opgenomen in een isolatieprogramma als bedoeld in artikel 10, eerste lid, of artikel 13, eerste lid, dat is vastgesteld vóór de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos. De Staatssecretaris van Defensie,
H.A.L. van Hoof.

Toelichting

Algemeen

De Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 heeft als centraal doel bewoners en gebruikers van bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen door middel van het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen minder hinder te laten ondervinden van luchtvaartgeluid. Als tot isolatie wordt overgegaan dienen, krachtens de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997, alle geluidsgevoelige ruimten van de in aanmerking komende woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen te worden geïsoleerd. De kwaliteit van de geluidwerende voorzieningen dient aan een bepaalde mate van geluidwering te voldoen.

Het is gebleken dat er situaties zijn waarin de eigenaar van een woning een of meer geluidsgevoelige ruimten van zijn woning niet wil laten isoleren of in één of meer geluidsgevoelige ruimten een of meer geluidwerende voorzieningen niet wenst. Dergelijke wensen zouden tot gevolg hebben dat niet alle geluidsgevoelige ruimten worden geïsoleerd respectievelijk dat de krachtens artikel 17, eerste lid, of artikel 18, eerste lid, vereiste geluidwering van één of meer geluidsgevoelige ruimten niet kan worden behaald, hetgeen zich niet verdraagt met de vigerende Regeling geluidwerende voorzieningen 1997.

Het feit dat de regeling niet de mogelijkheid kent rekening te houden met genoemde wensen heeft tot gevolg dat het doel van de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 niet (volledig) wordt gerealiseerd. Onderhavige wijziging van de regeling komt erop neer dat in de situatie waarin een eigenaar van een woning of een ander geluidsgevoelig gebouw bepaalde geluidwerende voorzieningen niet wenst aan de wens tegemoet kan worden gekomen.

De resultaten van het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek worden met de eigenaar besproken. Uit dit overleg kan blijken dat de eigenaar bepaalde wensen heeft ten aanzien van de geluidsgevoelige ruimten of geluidwerende voorzieningen in geluidsgevoelige ruimten.

Indien een eigenaar een of meer geluidsgevoelige ruimten niet wil laten isoleren dan zullen deze ruimten buiten beschouwing worden gelaten en wordt de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw dientengevolge partieel geïsoleerd. Als een eigenaar een of meer geluidwerende voorzieningen in een geluidsgevoelige ruimten niet wenst, dan wordt eerst bezien in hoeverre er een alternatief is waarmee kan worden voldaan aan de vereiste mate van geluidwering. Is een dergelijk alternatief niet aanwezig, dan heeft dit tot gevolg dat aan onderhavige geluidsgevoelige ruimte geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht en is sprake van partiële isolatie.

Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw om te beslissen of er minder geluidsgevoelige ruimten worden geïsoleerd. Daarbij is het voor de eigenaar van belang dat het aanbod ook bij partiële isolatie eenmalig is. De eigenaar noch zijn rechtsopvolgers zullen aanspraak kunnen maken op een tweede aanbod.

In het overleg met de eigenaar van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw - over de isolatie van de woning of het gebouw en de aan te brengen voorzieningen - kan blijken dat voldoen aan de wens van de eigenaar tot gevolg zal hebben dat de volgens artikel 17 of 18 beoogde geluidwering niet voor alle geluidsgevoelige ruimten kan worden bereikt. De eigenaar zal daarover geïnformeerd worden.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B, C en D

Het is mogelijk dat de kosten van het partieel isoleren - waarbij een of meer geluidsgevoelige ruimten buiten beschouwing worden gelaten hoger zijn dan de kosten van isolatie van alle geluidsgevoelige ruimten in een woning of ander geluidsgevoelig gebouw. Omdat een bepaalde geluidsgevoelige ruimte buiten beschouwing blijft moeten aan de overige geluidsgevoelige ruimten immers extra maatregelen worden getroffen om in die ruimten de vereiste mate van geluidwering - als bedoeld in de artikelen 17 en 18 van de RGV 1997 - te halen. Op grond van de artikelen 6a (Ke-isolatie) en 8a (LAeq-isolatie) is het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in dat geval alleen mogelijk als de eigenaar de meerkosten voor zijn rekening neemt.

Onderdelen E, F, J en K

Het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek heeft altijd betrekking op alle geluidsgevoelige ruimten van de woning of het ander geluidsgevoelig gebouw. Op basis van het derde lid van de artikelen 12 en 15 is mogelijk dat in het uiteindelijke aanbod dat de eigenaar krijgt een of meer van de geluidsgevoelige ruimten buiten beschouwing zijn gelaten. Een dergelijk aanbod is het resultaat van overleg met de eigenaar naar aanleiding van de resultaten van het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek.

Zijn de kosten van het partieel isoleren hoger dan de kosten van isolatie van alle geluidsgevoelige ruimten dan wordt met het aanbod een voorstel voor een overeenkomst meegestuurd op grond waarvan de eigenaar zich verplicht om de meerkosten te betalen. In het nieuwe onderdeel e van het zesde lid van de artikelen 12 en 15 is de ondertekening van deze overeenkomst geregeld.

Onderdelen O en P

Op grond van het eerste lid van de artikelen 17 en 18 van de RGV 1997 moeten de geluidwerende voorzieningen van alle geluidsgevoelige ruimten aan de in die artikelen genoemde eisen voldoen. Indien partiele isolatie plaatsvindt hoeven alleen de geluidsgevoelige ruimten ten behoeve waarvan geluidwerende voorzieningen worden aangebracht aan de eisen te voldoen. In lid 5 van artikel 17 (voor Ke-isolatie) en lid 4 van artikel 18 (voor LAeq-isolatie) is dit geregeld. Het is mogelijk dat in een bepaalde (al dan niet geluidsgevoelige) ruimte geluidwerende voorzieningen moeten worden aangebracht om de vereiste mate van geluidwering in een andere geluidsgevoelige ruimte te behalen. De woorden ’ten behoeve waarvan’ zijn gekozen om aan te geven dat alleen die laatstbedoelde ruimte aan de eisen van de artikelen 17 en 18 moet voldoen.

Naar boven