Regeling adviescommissie Raad voor Cultuur bezwaar- en klaagschriften Awb

9 september 1999

rc-99.1164/1

De Raad voor Cultuur;

Gelet op de artikelen 7:13 en 9:14 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat het wenselijk is een adviescommissie in te stellen voor de behandeling van bezwaarschriften tegen daarvoor vatbare besluiten van of namens de Raad alsmede voor de behandeling van klaagschriften over gedragingen van de Raad,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder

a. de Raad: de Raad voor Cultuur;

b. de commissie: de commissie bedoeld in artikel 2;

c. de voorzitter: de voorzitter van de commissie bedoeld in artikel 2;

d. bezwaarschrift: een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

e. klaagschrift: een klaagschrift als bedoeld in artikel 9:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. De Commissie voor de bezwaar- en klaagschriften

1. Er is een Commissie voor de bezwaar- en klaagschriften.

2. De commissie heeft tot taak het horen van belanghebbenden en het adviseren van de Raad over de te nemen beslissingen op bezwaarschriften op het terrein van de Raad.

3. Voorts heeft de commissie tot taak het behandelen van en het adviseren van de Raad over te nemen beslissingen op klaagschriften op het terrein van de Raad.

Artikel 3. Samenstelling

1. De commissie bestaat uit:

a. een voorzitter;

b. een of meer leden van wie uit hoofde van hun kennis van het terrein van de Raad of anderszins een bijdrage aan de werkzaamheden van de commissie kan worden verwacht;

c. een of meer leden uit het midden van de Raad.

2. De voorzitter van de Raad benoemt de voorzitter en de leden.

3. De voorzitter en de leden, bedoeld in het eerste lid onder b, maken geen deel uit van de Raad en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de Raad.

4. De voorzitter van de Raad wijst uit een van de leden, bedoeld in het eerste lid, onder b, een plaatsvervangend voorzitter aan.

5. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter bezitten de hoedanigheid van meester in de rechten.

Artikel 4. Werkverdeling

1. De commissie behandelt een bezwaar- of klaagschrift in de volgende samenstelling:

de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter, een lid als bedoeld in het eerste lid onder b van artikel 3, en een lid als bedoeld in het eerste lid onder c van artikel 3.

2. Voor elke hoorzitting worden door de voorzitter de leden aangewezen.

3. Voor de behandeling van een bezwaar- of klaagschrift kan niet als lid bedoeld in het eerste lid onder c van artikel 3 worden aangewezen een persoon die bij de voorbereiding van het bestreden besluit of de bestreden gedraging betrokken is geweest.

Artikel 5. Secretariaat

De voorzitter van de Raad voegt aan de commissie een secretaris toe.

Hij pleegt hiertoe overleg met de algemeen secretaris van de Raad.

Artikel 6. Informatieverschaffing aan commissie

1. De voorzitter van de Raad draagt er zorg voor dat de commissie over alle stukken die zij in verband met de uitoefening van haar taken nodig heeft, tijdig en volledig kan beschikken.

2. Ieder die uit hoofde van benoeming of aanstelling betrokken is bij de werkzaamheden van de Raad geeft aan een oproep of een verzoek van de commissie gehoor.

Artikel 7. Het horen in geval van bezwaarschriften

1. In een zaak die daarvoor naar het oordeel van de voorzitter geschikt is, kan het horen ingevolge artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht en het uitbrengen van advies geschieden door de voorzitter.

2. Het horen geschiedt in het openbaar, tenzij de commissie op verzoek van een belanghebbende of om gewichtige redenen ambtshalve anders beslist.

3. Over de toepassing van de artikelen 7:3 en7:4, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de voorzitter.

4. De secretaris draagt na overleg met de voorzitter zorg voor de tijdige uitnodiging voor de hoorzitting van de belanghebbenden alsmede van de vertegenwoordiger van de Raad.

5. Van elke hoorzitting stelt de secretaris een verslag op.

Artikel 8. Het horen in geval van klaagschriften

1. De voorzitter beslist over de wijze waarop de indiener van het klaagschrift en degene op wiens gedraging dat klaagschrift betrekking heeft, worden gehoord.

2. De voorzitter beslist tevens of de in het vorige lid bedoelde personen in elkaars aanwezigheid worden gehoord.

3. Indien een hoorzitting plaats heeft geschiedt deze niet in het openbaar.

4. Over de toepassing van artikel 9:10, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de voorzitter.

5. De secretaris draagt na overleg met de voorzitter zorg voor tijdige uitnodiging voor de hoorzitting van de in het eerste lid bedoelde personen.

6. Van elke hoorzitting stelt de secretaris een verslag op. Indien het horen op andere wijze geschiedt, wordt dit verslag opgemaakt door degene, die hoort.

Artikel 9. Reglement werkwijze

De commissie stelt een reglement omtrent haar werkwijze vast en brengt dit ter kennis van de Raad.

Artikel 10. Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 1999 en vervalt, behoudens verlenging bij besluit van de Raad, met ingang van 30 september 2001.

2. Indien deze regeling niet wordt verlengd, handelt de commissie de op 30 september 2001 nog aanhangige zaken af.

Artikel 11

Uiterlijk op 31 augustus 2001 brengt de commissie aan de Raad een evaluatieverslag uit waarin zij aandacht besteedt aan haar taakvervulling. Dat verslag bevat tevens haar advies over de verlenging van deze regeling als bedoeld in artikel 10.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling adviescommissie Raad voor Cultuur bezwaar- en klaagschriften Awb.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.


Vastgesteld in de vergadering van de Raad voor Cultuur op 9 september 1999 te ’s-Gravenhage.
J. Jessurun, voorzitter.
J.A. Brandenbarg, algemeen secretaris.

Naar boven