Verkeersmaatregel te water

Plaatsing van een verkeersteken A.5. met twee richting aanduidingsborden F.2a van de bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement aan de oostzijde van het toeleidingskanaal naar de Biesboschsluis aan de rivierzijde van de Biesboschsluis binnen de gemeente Werkendam

12 oktober 1999

Nr. AVS nr. 7/1999

Rijkswaterstaat/ Directie Zuid-Holland

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Blijkens overleg, gevoerd op 20 augustus 1999, verzoekt de dienstkring Merwede en Maas te Dordrecht om ten behoeve van een veilige vaart een verkeersteken A.5 met twee richtingaanduidingsborden F.2a met het cijfer ’100’ van de bijlage 7 van het BPR te plaatsen, conform hierboven aangegeven.

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

1. ’hoofdingenieur-directeur’; de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Zuid-Holland, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam;

2. ’hoofd Scheepvaartzaken’; het hoofd van de afdeling Scheepvaartzaken van de Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam;

3. ’dienstkringhoofd’; het hoofd van de dienstkring Merwede en Maas, van de Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland, Postbus 464, 3300 AL Dordrecht;

4. ’BPR’; het Binnenvaartpolitiereglement.

Vereiste van besluit

Op grond van het bepaalde in artikel 2 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer moet het bevoegd gezag een verkeersbesluit nemen voor het plaatsen of verwijderen van een verkeersteken, dat een gebod of een verbod bevat zoals opgenomen in bijlage 7 van het BPR.

Op grond van artikel 2, eerste lid, onder a. sub 1 van de Scheepvaartverkeerswet ben ik het bevoegde gezag.

Procedure

De bijzondere bepalingen over besluiten in hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht zijn voor zover nodig opgevolgd.

Belangenafweging en motivering

In het toeleidingskanaal en in de voorhaven naar de Biesboschsluis vanaf de rivier de Nieuwe Merwede liggen regelmatig schepen afgemeerd. Deze schepen meren soms voor een bepaalde tijd af en zorgen soms voor overlast van de doorgaande scheepvaart die de sluis willen passeren. Voor een veilige en doelmatige scheepvaart is het noodzakelijk dat ter plaatse het vaarwater over de gehele breedte bruikbaar moet zijn. Om de veiligheid voor de scheepvaart te vergroten zal het afmeren middels verkeerstekens ter plaatse verboden worden.

Er kan redelijkerwijs van worden uitgegaan, dat andere belanghebbenden door het verlenen van dit besluit niet in hun rechten worden aangetast.

Derhalve is de procedure, als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, achterwege gelaten.

Besluit:

I. Op grond van vorenstaande overwegingen besluit ik een anker- en afmeerverbod in te stellen aan de oostzijde van het toeleidingskanaal aan de rivierzijde van de Biesboschsluis binnen de gemeente Werkendam door middel van het plaatsen van een verkeersteken A.5 met twee richtingaanduidingsborden F.2a met het cijfer ’100’ uit de bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement.

II. Dit verkeersbesluit treedt in werking 3 dagen na plaatsing in de Staatscourant.

III. Dit verkeersbesluit middels een Bekendmaking aan de Scheepvaart bekend te maken.


Rotterdam, 12 oktober 1999.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze,
de hoofdingenieur-directeur,
namens deze,
het hoofd Scheepvaartzaken,
R.J. Hagman.

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag, waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift worden ingediend.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat en worden gezonden aan de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Zuid Holland, t.a.v. het hoofd van de Afdeling Bestuurs- en Juridische Zaken ( RX), Postbus 556, 3000 AN Rotterdam.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende bevatten:

a. naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaar zich richt en

d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

Indien het bezwaarschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.

Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen.

Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de president van de Arrondissementsrechtbank binnen het rechtsgebied, waarin de indiener van het bezwaarschrift zijn woonplaats heeft.

Het verzoek dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten:

a. de naam en het adres van de verzoeker;

b. de dagtekening;

c. vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en de datum en nummer van het besluit en

d. de gronden van het verzoek (motivering).

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd.

Zo mogelijk wordt tevens een afschrift van het besluit, waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.

Indien het verzoekschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het verzoek noodzakelijk is, dient de

indiener zorg te dragen voor een vertaling.

Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde president een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist.

Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierechten geheven. De griffier van de betrokken Arrondissementsrechtbank wijst de verzoeker na indiening van diens verzoek op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.

Naar boven