Verkeersmaatregel te water

Instelling van een invaarverbod voor de Amerikahaven in de gemeente Amsterdam en plaatsing van de nodige verkeerstekens. Verkeersbesluit tot instelling van een invaarverbod en meldingsplicht voor de oliehavens te Amsterdam

12 oktober 1999

Nr. SVW/99/30

Namens de directeur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, maakt de havenmeester van Amsterdam in zijn functie van (gemandateerde) bevoegde autoriteit (Gemeenteblad 1997, afd. 3, volgnr. 40) het volgende bekend.

In verband met de veiligheid en vlotheid voor het scheepvaartverkeer is het van belang om de scheepvaart in de Amerikahaven en zijhavens te beperken tot vaartuigen met een directe en aantoonbare bestemming in dit havengebied.

Op grond van het bepaalde in artikel 5, 6 en 7 van de Scheepvaartverkeerswet moet het bevoegd gezag een verkeersbesluit nemen voor het plaatsen of verwijderen van een verkeersteken zoals opgenomen in bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement, dat een verbod of gebod oplevert.

Belangen afweging en motivering

In dit besluit gaat het om het instellen van een voor de scheepvaart duidelijk toegangsregime tot havens die worden gebruikt voor de overslag, opslag en verwerking van goederen. Bovendien wordt een deel van dit havengebied gebruikt voor overslag en opslag van brandbare vloeistoffen en gassen (gevaarlijke stoffen), het z.g. oliehavengebied.

Mede vanwege de overslag en opslag van gevaarlijke stoffen is het wenselijk om ter wille van de veiligheid voor de scheepvaart met duidelijke tekens aan te geven dat deze havens niet vrij toegankelijk zijn.

Ter verzekering van de veiligheid van de scheepvaart is het noodzakelijk om in dit havengebied alleen vaartuigen toe te laten met een direct aan dit havengebied gebonden bestemming.

Zee of binnenvaartuigen die in dit havengebied moeten laden en/of lossen, vaartuigen die deze schepen assisteren en overheidsvaartuigen die deze haven invaren ter uitoefening van hun taak worden beschouwd als vaartuigen met een directe bestemming in dit havengebied.

Voor deze vaartuigen wordt een algemene ontheffng van het verbod tot invaren verleend. Bovendien wordt ontheffng verleend aan overheidsvaartuigen die deze haven invaren voor de uitoefening van hun taak.

Indien andere dan bovengenoemde vaartuigen deze haven in willen varen kan de havenmeester van Amsterdam onder voorwaarden die de algemene veiligheid waarborgen, ontheffng verlenen.

Overleg met belanghebbenden heeft plaatsgevonden.

Gelet op het voorgaande worden de volgende besluiten genomen:

De Havenmeester van Amsterdam;

Gelet op artikel 5, 6 en artikel 7 lid 1 van de Scheepvaartverkeerswet,

Besluit:

1. dat het verboden is om met vaartuigen de Amerikahaven, de Australiëhaven, de Aziëhaven, de Cacaohaven en de Tasmaniëhaven in de gemeente Amsterdam in te varen;

2. dit verbod kenbaar te maken door aan de oost- en westoever nabij de monding van de Amerikahaven het teken A.1 voorzien van het teken F3 zoals omschreven in bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement, waarbij het teken F3 wordt voorzien van de tekst ’M.U.V. ONTHEFFING’;

3. dat van het verbod onder 1 ontheffng kan worden verleend;

4. dat ontheffng van dit verbod wordt verleend aan vrachtschepen die bestemd zijn om in deze havens te laden en/of te lossen, vaartuigen die assistentie verlenen aan deze vrachtschepen en overheidsvaartuigen ter uitoefening van hun taak.

Dit besluit in de Staatscourant te plaatsen en in werking te laten treden met ingang van de tweede dag na dagtekening van plaatsing in de Staatscourant.


Amsterdam, 12 oktober 1999.
Namens de directeur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaal,
C. Oudendijk, havenmeester.

Mededelingen

Ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht kan tegen dit besluit schriftelijk een bezwaarschrift worden ingediend bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaal, postbus 19406, 1000 GK Amsterdam.

Het bezwaar moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekend gemaakt (verzonden of uitgereikt). Het bezwaar moet worden ondertekend en dient ten minste te bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen bij de president van de rechtbank te Amsterdam.

Naar boven