Wijziging Regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten

27 september 1999

TRCJZ/1999/9707

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964, inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121), Beschikking 99/465/EG van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 13 juli 1999 houdende erkenning van de rundveebeslagen in bepaalde lidstaten of regio’s van lidstaten als officieel vrij van enzoötische boviene leukose (PbEG L 181), Beschikking 99/466/EG van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 13 juli 1999 houdende erkenning van de rundveebeslagen in bepaalde lidstaten of regio’s van lidstaten als officieel brucellosevrij en tot intrekking van Beschikking 97/175/EG (PbEG L 181) en Beschikking 99/467/EG van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 13 juli 1999 houdende erkenning van de rundveebeslagen in bepaalde lidstaten of regio’s van lidstaten als officieel tuberculosevrij en tot intrekking van Beschikking 97/76/EG (PbEG L 181);

Gelet op artikel 15, eerste lid, en artikel 100 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren,

Besluit:

Artikel I

De Regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding ’1’ geplaatst.

Na het eerste lid wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

Voor de toepassing van artikel 10b wordt onder abortus verstaan: het spontaan meer dan 21 dagen eerder dan de gemiddelde draagtijd van het desbetreffende runderras ter wereld brengen van een vrucht of vruchten door een rund, ingeval de dracht meer dan 100 dagen heeft geduurd.

B

Artikel 2, onderdelen n, o en p komen te luiden:

brucellose;

endemische leukose bij runderen;

tuberculose ten gevolge van M. bovis;

C

In artikel 9 vervallen de onderdelen a tot en met c en worden de onderdelen d tot en met k geletterd a tot en met h.

D

Na artikel 10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10b

Voor zover een rund abortus vertoont, wordt aan de houder van dit rund vrijstelling verleend van de kennisgeving van dit verschijnsel van brucellose, bedoeld in artikel 19 van de wet, indien voldaan wordt aan het tweede en derde lid.

Indien een rund abortus vertoont, stuurt de houder binnen 7 dagen na de abortus een door een dierenarts bij dit rund genomen bloedmonster aan een door de inspecteur-districtshoofd van de Veterinaire Dienst aangewezen laboratorium ten behoeve van overeenkomstig bijlage C van richtlijn nr. 64/432/EEG uit te voeren serologisch onderzoek.

Zodra de houder ervan op de hoogte is gesteld dat de abortus blijkens het in het tweede lid bedoelde onderzoek vermoedelijk aan brucellose te wijten is, geeft de houder terstond kennis van dit vermoeden aan de inspecteur-districtshoofd van de Veterinaire Dienst.

Indien de verdenking van brucellose door de inspecteur-districtshoofd van de Veterinaire Dienst met een daartoe geëigende onderzoeksmethode wordt bevestigd, geeft de houder van dat rund hiervan terstond kennis aan de burgemeester van de gemeente waar het rund zich bevindt.

De vrijstelling is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 100 van de wet bedoelde kennisgeving van brucellose bij een rund door de dierenarts.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 1999.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H. Faber.

1 Stcrt. 1996, 61; gewijzigd bij ministeriële regeling van 28 december 1998 (Stcrt. 1998, 247).

Toelichting

Bij Beschikking 99/465/EG (PbEG L 181), Beschikking 99/466/EG (PbEG L 181) en Beschikking 99/467/EG (PbEG L 181) heeft de Europese Commissie Nederland erkend als lidstaat die officieel vrij is van enzoötische boviene leukose (endemische runderleukose), brucellose respectievelijk tuberculose. Deze beschikkingen zijn gebaseerd op bijlage D, hoofdstuk I, onder E, op bijlage A, deel II, punt 7 respectievelijk op bijlage A, deel I, punt 4 van Richtlijn 64/432/EEG, zoals deze sinds de wijziging bij Richtlijn 98/99/EG (PbEG L 358) per 1 juli 1999 luiden.

Genoemde erkenning is het uiteindelijk resultaat van de in de in de eerste helft van deze eeuw door de Gezondheidsdienst voor dieren opgezette programma’s om de runderziekten uit te bannen. Door aan deze programma’s (aanvankelijk vrijwillig, later op basis van autonome verordeningen van het Landbouwschap en het Bedrijfschap voor de handel in Vee verplicht) deel te nemen hebben nagenoeg alle bedrijven de runderziektevrije status verkregen.

Het bezitten van de status van officieel brucellose-, endemische runderleukose- en tuberculosevrije lidstaat betekent dat het regime voor de bewaking van deze ziekten aanmerkelijk versoepeld is. Als gevolg hiervan is het niet langer noodzakelijk dat nagenoemde verplichtingen zoals deze voorheen op basis bovenbedoelde verordeningen golden, gecontinueerd worden:

- de verplichting om alle rundveebedrijven volgens een bepaalde frequentie te onderzoeken;

- de verklaring dat runderen afkomstig zijn van ziektevrije beslagen.

In bijlage D, hoofdstuk I, onder F, bijlage A, deel II, punt 8 en 9 respectievelijk bijlage A, deel I, punt 5 zijn de voorschriften opgenomen waaraan lidstaten moeten voldoen om de officieel runderziekte vrije status te behouden. Deze voorschriften zien naast het verrichten van officiële keuringen op het slachthuis en de mogelijkheid om aan de hand van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 820/97 opgezet I&R-systeem verplaatsingen van runderen te traceren (waarin voorzien is krachtens het Vleeskeuringsbesluit resp. krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren) op:

- een aangifteplicht van (een verdenking van) de ziekten aan de bevoegde autoriteit;

- het ter opsporing van brucellose en endemische runderleukose verrichten van steekproefsgewijze controle onderzoeken gedurende de eerste 5 jaar;

- het schorsen of intrekken van de ziektevrije status van een beslag zodra een der runderziekten zich manifesteert of indien het vermoeden bestaat dat dit het geval is, b.v. in geval de uitslag van een onderzoek een niet negatieve reactie vertoont;

- het treffen van maatregelen bij een (verdenking van een) ziekte om verspreiding van de ziekte tegen te gaan, zoals het afzonderen van zieke en verdachte runderen, het reinigen en ontsmetten van gebouwen en het verplicht laten slachten van zieke en verdachte runderen.

Om te kunnen voldoen aan deze EU-verplichtingen moeten brucellose, rundertuberculose en endemische runderleukose ingevolge artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) worden aangewezen als een besmettelijke dierziekte. Dit gebeurt met onderhavige wijziging van de Regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten. Vanwege het vermeende gevaar voor de volksgezondheid is deze aanwijzing in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geschiedt.

Met deze aanwijzing is de implementatie van bovengenoemde EU-regelgeving thans onder de exclusieve werking van de GWWD gebracht. Tevens wordt hiermee voorzien in de overheveling van taken op dit terrein als gevolg van de aanstaande opheffing van het Landbouwschap en het Bedrijfschap voor de handel in Vee.

Door deze aanwijzing worden de in Hoofdstuk II, afdeling 3, van de GWWD opgenomen bestrijdingsvoorschriften op genoemde ziekten van toepassing. Voorts geldt ingevolge artikel 19 GWWD de verplichting voor de houder om ziekteverschijnselen te melden aan de burgemeester. Ingevolge artikel 100 GWWD geldt soortgelijke meldingsplicht voor de dierenarts. Laatstgenoemde verplichting was overigens tot op heden gebaseerd op het bij deze regeling geschrapte artikel 9, onderdeel a tot en met c. Thans vloeit de verplichting voort uit de aanwijzing als besmettelijke dierziekte. Ingevolge Bijlage A, deel II, punt 8, onderdeel a, van Richtlijn 64/432/EEG dienen als verschijnsel van brucellose evenwel niet alle gevallen van abortus gemeld te worden, maar slechts die gevallen die vermoedelijk aan brucellose te wijten zijn. Deze moeten vervolgens door de bevoegde autoriteiten onderzocht worden. Achtergrond hiervan is dat het aborteren van een rund weliswaar een verschijnsel is dat mogelijk kan wijzen op de aanwezigheid van de brucellose bij runderen, maar dat dit verschijnsel niet specifiek genoeg is en vaak bij dieren voorkomt, zonder dat er sprake hoeft te zijn van de aanwezigheid van die ziekte. Om deze reden is in artikel 10b de houder van dieren onder voorwaarden vrijgesteld van de melding, bedoeld in artikel 19 GWWD, van deze ziekte. Deze vrijstelling wordt ook verleend aan de dierenarts. Dat wil zeggen dat bij een abortus (binnen bepaalde grenzen) eerst bloedmonsters aan een door de inspecteur districtshoofd aangewezen laboratorium moet worden gezonden. Indien deze tests uitwijzen dat de abortus vermoedelijk aan brucellose te wijten is moet dit gemeld worden aan de inspecteur districtshoofd van de Veterinaire Dienst. Indien deze de besmetting na onderzoek bevestigt, moet aangifte worden gedaan bij de burgemeester.

De tot de lidstaten gerichte bepalingen met betrekking tot het verrichten van steekproefsgewijze controle onderzoeken en de rapportage aan de Commissie van de Europese Gemeenschap behoeven geen implementatie. Op grond van artikel 114, tweede lid, GWWD is de inspecteur-districtshoofd van de Veterinaire Dienst belast met de opsporing van besmettelijke dierziekten. Via artikel 115 GWWD beschikt deze over de noodzakelijke bevoegdheden. De rapportageverplichting aan de EU behoeft naar zijn aard geen nadere regelgeving.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G.H. Faber.

Implementatietabel

stcrt-1999-187-p6-SC20589-1.gif
Naar boven