Tarieven vrijwillige dienstverlening Scheepvaartinspectie 1999

14 januari 1999

DGG/J-98011074

Directoraat-generaal Goederenvervoer

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,

maakt bekend dat met ingang van 1 februari 1999 de volgende tarieven voor vrijwillige dienstverlening door de Scheepvaartinspectie verschuldigd zijn:

Artikel 1

Voor het onderzoek van niet in Nederland thuis behorende schepen op verzoek van buitenlandse autoriteiten en voor verdere werkzaamheden, nodig voor de hernieuwing of visering van een certificaat voor deze schepen, zijn de onderstaande tarieven verschuldigd:

a. voor een uitrustingscertificaat:

stcrt-1999-16-p8-SC17367-1.gif

b. voor een certificaat voor de radio-installatie f 350,-;

c. voor het onderzoek van een radio-telefonie-installatie f 480,-;

d. voor het onderzoek van een radio-telegrafie-installatie f 1199,-;

e. voor het onderzoek van een GMDSS radio-installatie (zeegebieden A1 en A2) f 480,-;

f. voor het onderzoek van een GMDSS radio-installatie (zeegebieden A3 en A4) f 1199,-.

Artikel 2

1. Voor het onderzoek en de verdere werkzaamheden nodig voor de afgifte van een verklaring bestman, afgegeven op grond van een ontheffing als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet op de zeevaartdiploma’s, is een tarief verschuldigd van f 656,-.

2. Indien het onderzoek buiten toedoen van de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie niet leidt tot de afgifte van een verklaring als bedoeld in het eerste lid, is een tarief verschuldigd van f 608,-.

3. Indien voor de afgifte van een verklaring als bedoeld in het eerste lid geen onderzoek aan boord plaatsvindt, is een tarief verschuldigd van f 253,-.

Artikel 3

Voor een verzoek aan een erkend klassebureau tot onderzoek van schepen buiten Nederland ten behoeve van de afgifte van certificaten, is een tarief verschuldigd van f 200,-.

Artikel 4

Voor het onderzoek van schepen zonder voortstuwing en de verdere werkzaamheden nodig voor de afgifte van een verklaring, behorend bij het certificaat van deugdelijkheid, waaruit blijkt dat deze schepen voldoende zijn uitgerust om buitengaats bemand werkzaamheden te verrichten of de hiermee verband houdende visering van het certificaat van deugdelijkheid, is het tarief verschuldigd, genoemd in onderstaande tabel:

stcrt-1999-16-p8-SC17367-2.gif

Artikel 5

1. Voor het verstrekken van een verklaring, behorend bij het certificaat van deugdelijkheid, met betrekking tot verandering van een werkhaven, is een tarief verschuldigd van f 236,-.

2. Voor het verstrekken van een verklaring, behorend bij het certificaat van deugdelijkheid, met betrekking tot een tijdelijke aanpassing van het vaargebied in verband met ijsgang, is een tarief verschuldigd van f 236,-.

Artikel 6

1. Voor het onderzoek aan boord en de verdere werkzaamheden nodig voor de afgifte van een verklaring, behorend bij het certificaat van deugdelijkheid, is een tarief verschuldigd van f 779,-.

2. Indien voor de afgifte van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, geen onderzoek aan boord plaatsvindt, is een tarief verschuldigd van f 350,-.

Artikel 7

De artikelen 30 en 31 van de Regeling tarieven Schepenwet 1999 zijn van toepassing.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.

Toelichting

De conclusies en de aanbevelingen uit het rapport ’Prijzen bij het Rijk’ van de Algemene Rekenkamer (Kamerstukken II 1992/93, 23 065, nrs. 1-2, blz. 64 e.v) hebben geleid tot een onderzoek naar de structuur en de mate van kostendekkendheid van de door de Scheepvaartinspectie gehanteerde tarieven. Dit onderzoek heeft tot de conclusie geleid dat de door de Scheepvaartinspectie voor de sector koopvaardij gehanteerde tarieven veelal onder het niveau van de integrale kostprijs liggen. Ook de tarieven die zijn opgenomen in de onderhavige regeling, liggen beneden de integrale kostprijs. Als gevolg van deze lage kostendekkingsgraad is de afgelopen jaren een aanzienlijk deel van de ten behoeve van de sector koopvaardij gemaakte kosten ten laste van de algemene middelen gekomen.

Op grond van het algemene tarievenbeleid voor dienstverlening aan derden dienen deze tarieven volledig kostendekkend te zijn. Op basis hiervan werd in 1997 een aanvang gemaakt met de herziening van de door de Scheepvaartinspectie gehanteerde tarieven. Voor de vaststelling van de tarieven werd in 1997 besloten door middel van een herstructureringstraject in een aantal jaren de tarieven tot een kostendekkend niveau aan te passen. In de tweede, thans door te voeren fase, worden de tarieven aangepast met een derde van het verschil tussen de huidige tarieven en de berekende integrale kostprijs.

De tarieven die verschuldigd zijn voor het onderzoek ten behoeve van de goedkeuring van uitrustingsstukken en materialen en de daarbij behorende afgifte van documenten ten bewijze dat deze uitrustingsstukken voldoen aan de bij of krachtens de Schepenwet gestelde eisen zijn in deze regeling niet langer opgenomen. Deze tarieven zijn in verband met de gewijzigde grondslag van de Regeling tarieven Schepenwet 1999 - artikel 72, eerste lid, van de Schepenwet - in genoemde regeling opgenomen. Voorts is in de onderhavige regeling een tarief opgenomen voor een verzoek aan een erkend klassebureau tot onderzoek van schepen buiten Nederland ten behoeve van de afgifte van certificaten.

Tot slot is de bepaling met betrekking tot de verschuldigde vergoedingen in het kader van het verrichten van werkzaamheden buiten Nederland herzien. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar hetgeen hierover wordt vermeld in de toelichting op de Regeling tarieven Schepenwet 1999.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,

H.G.H. ten Hoopen

Naar boven