Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 1999, 15 pagina 12 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 1999, 15 pagina 12 | Overig |
«Telecommunicatiewet»
11 januari 1999
Nr. DGTP/98/3516/HR
Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 4.1 van de Telecommunicatiewet;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. college: college, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;
b. IMSI-nummer: een identiteitsnummer ten behoeve van internationale mobiliteit als bedoeld in de ITU-T aanbeveling E.212 van Internationale Telecommunicatie Unie bestaande uit een mobiele landencode, een mobiele netwerkcode en een randapparaatnummer of abonneenummer;
c. mobiele landencode: een nummer toegekend door de Internationale Telecommunicatie Unie aan een bepaald land ten behoeve van de identificatie van de in dat land aanwezige openbare telecommunicatienetwerken;
d. mobiele netwerkcode: een nummer dat een bepaald openbaar telecommunicatienetwerk identificeert;
e. randapparaatnummer: het deel van een IMSI-nummer achter de mobiele landencode en de mobiele netwerkcode dat een bepaald randapparaat identificeert;
f. abonneenummer: het deel van een IMSI-nummer achter de mobiele landencode en de mobiele netwerkcode dat een bepaalde abonnee identificeert.
1. Een nummer als bedoeld in dit besluit bestaat uit een mobiele landencode gevolgd door een mobiele netwerkcode.
2. De lengte van het nummer bedraagt vijf of zes cijfers.
3. De in dit besluit bedoelde nummers die beschikbaar zijn voor toekenning of reservering bevinden zich uitsluitend in de nummerblokken die zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage.
4. De nummers die behoren tot hetzelfde nummerblok hebben dezelfde lengte.
5. De randapparaatnummers en de abonneenummers kunnen door de houders van de nummers als bedoeld in dit besluit zelf worden gekozen met dien verstande dat de totale lengte van de mobiele landencode, de mobiele netwerkcode en het randapparaatnummer of abonneenummer tezamen maximaal uit 15 cijfers kan bestaan.
1. Indien nummers als bedoeld in dit besluit voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit nummerplan in gebruik waren bij een aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken, en indien deze de nummers wenst te behouden, dient deze binnen acht weken na het tijdstip van inwerkingtreding van dit nummerplan een aanvraag in.
2. De aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken blijft gerechtigd tot het gebruik van deze nummers totdat op de aanvraag door het college, is beslist, of - indien een aanvraag als bedoeld in het vorige lid met betrekking tot in gebruik zijnde nummers niet tijdig is ingediend - tot acht weken na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.
3. Aanvragen worden niet eerder afgehandeld dan acht weken na het tijdstip van inwerkingtreden van dit besluit.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit wordt aangehaald als: Nummerplan voor identiteitsnummers ten behoeve van internationale mobiliteit (IMSI-nummers).
Dit besluit met bijbehorende bijlage en toelichting zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Sinds de liberalisering van de mobiele telecommunicatiemarkt in 1995 zijn er meerdere mobiele openbare telecommunicatienetwerken ontstaan. Mobiele toestellen en mobiele gebruikers van deze netwerken worden geïdentificeerd via zogenaamde identiteitsnummers ten behoeve van internationale mobiliteit (IMSI-nummers) van maximaal 15 cijfers.
Een wereldwijd uniek IMSI-nummer maakt het mogelijk dat mobiele toestellen en gebruikers als bezoekers herkend kunnen worden wanneer zij zich buiten het dekkingsgebied van hun thuislocatie begeven. Het IMSI-nummer is niet zichtbaar voor de gebruiker. Zij is bijvoorbeeld gekoppeld aan toestellen of, bij GSM-netwerken, aan de Subscriber Identification Module (SIM-kaart). Structuur en gebruik van IMSI-nummers wordt beschreven in aanbeveling E.212 van de Internatio-nale Unie voor Telecommunicatie (ITU).
Een IMSI-nummer is door de ITU gestructureerd in een mobiele landencode (MCC), een mobiele netwerkcode (MNC) en een randapparaatnummer of abonneenummer (MSIN) voor identificatie van respectievelijk een apparaat dan wel een abonnee.
De combinatie van MCC en MNC maakt het onderscheid mogelijk tussen meerdere mobiele openbare telecommunicatienetwerken die in een land actief zijn.
Het onderhavige nummerplan heeft vooral betrekking op de combinatie MCC plus MNC. De MSIN’s voor de randapparaten of abonnees worden door de aanbieders van telecommunicatienetwerken zelf vastgesteld, met dien verstande dat het aldus door de IMSI nummerhouder nader ’in te vullen’ IMSI nummer nooit langer mag zijn dan 15 cijfers.
Tot begin 1998 waren in Nederland mobiele netwerkcodes (MNC’s) in gebruik genomen door twee aanbieders van mobiele openbare telecommunicatienetwerken, namelijk PTT Telecom en Libertel. Deze codes zijn bekendgemaakt bij de Internationale Unie voor Telecommunicatie.
Sinds 1998 is er een tweetal ontwikkelingen op gang gekomen die een toenemende behoefte aan IMSI-nummers met zich meebrengt. Het meest zichtbaar is de groei van het aantal mobiele openbare telecommunicatienetwerken in Nederland. Zo heeft de veiling voor DCS 1800/GSM 900 frequenties, gehouden in het voorjaar van 1998, een aantal nieuwe partijen op de markt gebracht voor mobiele openbare telecommunicatienetwerken. De aangekondigde veiling voor frequenties ten behoeve van het Universeel Mobiel Telecommunicatie Systeem (UMTS) zal resulteren in een verdere toename van het aantal mobiele openbare telecommuncatienetwerken.
Ingrijpender voor de behoeftegroei aan IMSI-nummers zijn echter bij de ITU door Studiegroep 2 van de ITU ingediende voorstellen om het toepassingsgebied van de IMSI-nummers uit te breiden. Een IMSI-nummer wordt daarmee voor zowel mobiele als vaste openbare telecommunicatienetwerken een wereldwijd uniek nummer voor toestellen en gebruikers die zich niet op vaste locaties bevinden. In de Engelstalige documenten hierover wordt tegenwoordig het woord ’mobility’ gebruikt in de plaats van ’mobile’ om aan te geven dat het niet alleen meer draadloze communicatie betreft.
Een vergelijkbaar voorstel voor expansie van het toepassingsgebied van IMSI-nummers is gemaakt door de GSM MoU Association voor de UMTS-techniek. Hierin worden naast exploitanten van een ’Home’ netwerk en ’Visitor’ netwerk, nieuwe marktpartijen geïntroduceerd zoals ’Mobility Provider’ en ’Roaming Broker’. Beide voorstellen zijn voorbeelden van integratie van vaste en mobiele openbare telecommunicatienetwerken en diensten die tot nu toe langs gescheiden lijnen werden ontwikkeld.
De verwachte toename van aanbieders en groeiende diversiteit van het gebruik van IMSI-nummers in de komende jaren, doet de behoefte aan een onafhankelijk en efficient beleid en beheer ten aanzien van deze nummers ontstaan. Door de vaststelling van het onderhavige nummerplan wordt in deze behoefte voorzien. Immers hiermee wordt tevens bereikt dat de toekenning van bedoelde nummers voortaan plaatsvindt door het van marktpartijen onafhankelijke college, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit.
De vaststelling van het onderhavige nummerplan is conform artikel 4.1 van de Telecommunicatiewet na overleg met het college geschied. Het college heeft in de brief van 1 december 1998, OPTA/V/98/3281 haar advies en opmerkingen gegeven welke verwerkt zijn in het onderhavige nummerplan.
Het onderhavige Nummerplan legt de relatie vast tussen de nummers als bedoeld in dit besluit (de combinatie van mobiele landencodes en mobiele netwerkcodes) en hun bestemmingen. Er wordt slechts één bestemming van de combinaties van mobiele landencodes en mobiele netwerkcodes onderscheiden, namelijk de categorie van openbare telecommunicatienetwerken in Nederland. Deze nummers moeten worden gezien als de adressen van openbare telecommunicatienetwerken.
Eén van de nummerblokken wordt niet beschikbaar gesteld voor toekenning of reservering, maar in reserve gehouden voor onvoorziene of toekomstige ontwikkelingen.
De toekenning of reservering van nummers is opgedragen aan het college. Het nummerplan ligt bij deze dienst ter inzage evenals een overzicht van de toegekende of gereserveerde nummers.
Het onderhavige nummerplan is gebaseerd op artikel 4.1 van de Telecommunicatiewet.
Tevens is het onderhavige nummerplan in lijn met de ITU-T Aanbeveling E.212: ’The international identification plan for mobile terminals and mobile users’, Annex A bij aanbeveling E.212: ’List of Mobile Country Codes or Geographical Area Codes’ en de Europese Telecommunicatie Standaard (ETS) 300927: ’Digital cellular telecommunications system (Phase 2+): Numbering, addressing and identification (GSM 03.03)’.
Nummers zijn volgens de definitie in artikel 1, onder t, van de Telecommunicatiewet: cijfers, letters of andere symbolen, al dan niet in combinatie, die dienen voor toegang tot of identificatie van gebruikers, netwerkexploitanten, diensten, netwerkaansluitpunten of andere netwerkelementen.
Het onderhavige nummerplan bevat nummers die alleen uit cijfers bestaan. In deze nummers komen geen letters of andere symbolen voor. De lengte van deze nummers bedraagt vijf of zes cijfers. Nummers die in hetzelfde nummerblok zitten hebben, ter verkrijging van een minimale kans op programmeerfouten en een vereenvoudigde nummeranalyse, dezelfde nummerlengte. Dit betekent aparte nummerblokkken voor 2-cijferige MNC’s en aparte nummerblokken voor 3-cijferige MNC’s.
De lengte van het nummer wordt bepaald door de relevante aanbevelingen en standaarden.
In de ITU-T aanbeveling E.212 wordt de gezamenlijke nummerlengte van MCC en MNC tot maximaal 6 cijfers beperkt, wat voor Nederlandse MNC’s een maximale lengte van drie cijfers overlaat. In ETS 300927 wordt de MNC voor GSM-netwerken gestandaardiseerd op een nummerlengte van 2 cijfers. Het is echter goed denkbaar dat voor andere een MNC met een nummerlengte van 3 zal gaan gelden. Het college zal dan ook, rekening houdende met de toepassing waarvoor een nummer wordt aangevraagd, moeten bepalen of een 5-cijferig nummer, dan wel een 6-cijferig nummers moet worden toegekend.
Een IMSI-nummer bestaat uit ten hoogste 15 cijfers uit het decimale stelsel waarvan de eerste drie cijfers een mobiele landencode aangeven, de volgende twee of drie cijfers een mobiele netwerkcode en de resterende cijfers een randapparaatnummer of een abonneenummer (MSIN) voor de identificatie van respectievelijk een apparaat dan wel een abonnee.
De mobiele landencode die door de ITU aan Nederland is toegekend is het nummer 204.
Een nummerhouder kan met een mobiele landencode van drie cijfers, gevolgd door een mobiele netwerkcode van twee cijfers nog tien cijfers gebruiken voor de MSIN, waarmee maximaal 10 miljard apparaten of abonnees kunnen worden geïdentificeerd. Bij een mobiele netwerkcode van drie cijfers resteren nog negen cijfers voor de MSIN, hetgeen overeenkomt met een capaciteit van 1 miljard. Deze volumes zijn dusdanig dat besloten is niet meer dan één nummer als bedoeld in dit besluit, de combinatie van mobiele landen code en mobiele netwerkcode, te verstrekken per netwerk.
Voorbeelden:
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J.M. de Vries.
Bijlage, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Nummerplan voor identiteitsnummers ten behoeve van internationale mobiliteit (IMSI-nummers)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-1999-15-p12-SC17344.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.