Regeling benoeming en vergoedingen Adviescommissie Wet op de jeugdzorg

21 juli 1999

DJB/JHV-99.3331

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie;

Gelet op artikel 6, derde lid, van de Kaderwet adviescolleges en artikel 3 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges,

Besluiten:

Artikel 1

In de Adviescommissie Wet op de jeugdzorg zijn benoemd:

a. tot voorzitter, tevens lid:

mw. drs. I. Günther;

b. tot lid:

prof. dr. P.A.H. van Lieshout;

prof. dr. J. M. A. Hermanns;

drs. W. Oosterom, RA

prof. Mr. P. Vlaardingerbroek;

J. Dijkstra;

mw. mr. J.W. Regouw-Vellinga.

Artikel 2

De vergoeding voor de werkzaamheden van de Adviescommissie Wet op de jeugdzorg bedraagt per vergadering:

a. voor de voorzitter f 560,-;

b. voor de overige leden f 420,-.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 14 april 1999.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling benoeming en vergoedingen Adviescommissie Wet op de jeugdzorg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A.M. Vliegenthart. De Minister van Justitie,
A. H. Korthals.

Toelichting

Met ingang van 14 april 1999 is de Adviescommissie Wet op de jeugdzorg ingesteld. Ingevolge artikel 6, derde lid, van de Kaderwet adviescolleges kunnen de leden van adviescolleges met een eenmalige adviesopdracht door de minister worden benoemd. Hieraan is gevolg gegeven door middel van deze regeling.

Voorts bepaalt artikel 14 van de Kaderwet adviescolleges dat de vergoedingen van de leden van de adviescolleges bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Deze algemene maatregel van bestuur, het Vergoedingenbesluit adviescolleges, geeft een algemene regeling die voor alle adviescolleges geldt. Hoofdregel is dat leden van adviescolleges een vergoeding per vergadering ontvangen. De vergoeding dient bij ministeriële regeling vastgesteld te worden. De onderhavige regeling voorziet daarin, waarbij is aangesloten bij de hoofdregel.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals.

Naar boven