Verlening opsporingsvergunning

Wintershall Noordzee B.V. c.s. (blok A15)

12 januari 1999

E/EOG/MW/98086397

De Minister van Economische Zaken,

Gelezen de aanvraag van Wintershall Noordzee B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, Marathon Petroleum Netherlands Ltd, gevestigd te Wilmington (Delaware, VS), en Dana Petroleum (E&P) Limited (voorheen Seafield Resources plc), gevestigd te Cardiff (VK), van 28 april 1998 om een opsporingsvergunning ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat voor koolwaterstoffen voor blok A15, welk blok is aangegeven op de als bijlage I bij de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (Stcrt. 93) gevoegde kaart;

Overwegende, dat naar aanleiding van de indiening van de onderhavige aanvraag in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 4 juni 1998 (nr. C169) en de Staatscourant van 24 juni 1998 (nr. 116) een uitnodiging is geplaatst voor het indienen van concurrerende aanvragen voor blok A15;

Overwegende, dat gedurende dertien weken na plaatsing van bovenbedoelde uitnodiging in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen geen andere aanvragen om een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen voor blok A15 zijn ingediend;

Overwegende, dat ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat juncto artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht kennis is gegeven van de aanvraag in de Staatscourant van 14 september 1998, nr. 174;

Overwegende, dat ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat juncto artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht de zakelijke inhoud van de aanvraag gedurende vier weken na de datum van publicatie van bovenbedoelde kennisgeving voor belanghebbenden ter inzage heeft gelegen;

Overwegende, dat gedurende vier weken na bedoelde kennisgeving niemand op grond van artikel 3:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn/haar zienswijze over de aanvraag naar voren heeft gebracht;

Overwegende, dat noch de technische noch de financiële mogelijkheden van de aanvrager noch de wijze waarop aanvrager voornemens is de opsporing in het gebied, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, te verrichten aanleiding geeft tot weigering van de gevraagde vergunning;

Overwegende, dat het door aanvrager ingediende programma van werkzaamheden verenigbaar is met een doelmatige en voortvarende opsporing van koolwaterstoffen in het aangevraagde deel van het continentaal plat;

Gehoord de Mijnraad (advies van 15 december 1998, kenmerk MIJR/98076122);

Gelet op de artikelen 2, 7, 7a, eerste, derde en vierde lid, 8 en 10, tweede en derde lid, van de Mijnwet continentaal plat, artikel 2.1 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 en de artikelen 3.1, eerste lid, en 4.1 van de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996;

Besluit:

Artikel 1

1. Aan Wintershall Noordzee B.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, Marathon Petroleum Netherlands Ltd, gevestigd te Wilmington (Delaware, VS), en Dana Petroleum (E&P) Limited (voorheen Seafield Resources plc), gevestigd te Cardiff (VK), wordt een opsporingsvergunning verleend voor koolwaterstoffen.

2. De vergunning geldt voor het op de kaart, die als bijlage I is gevoegd bij de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996, aangegeven blok A15 van het continentaal plat.

Artikel 2

De vergunning wordt verleend met de beperkingen en voorschriften die zijn opgenomen in:

a. de artikelen 2.2 tot en met 2.7 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996;

b. de artikelen 4.2 tot en met 4.11 van de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996;

c. de hiernavolgende artikelen 3 tot en met 5.

Artikel 3

De vergunninghouder is verplicht in blok A15 van het continentaal plat het verkenningsonderzoek, bedoeld in zijn op 28 april 1998 ingediende aanvraag om een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen voor dit blok, binnen een termijn van 2 jaar na het van kracht worden van de vergunning uit te voeren en de 3 boringen, omschreven in dezelfde aanvraag van 28 april 1998, binnen een termijn van respectievelijk 1, 4 en 6 jaar na het van kracht worden van de vergunning te zetten.

Artikel 4

De vergunning geldt, tenzij zij eerder wordt ingetrokken of vervalt, vanaf het tijdstip van vankrachtwording tot 8 jaren, nadat zij onherroepelijk is geworden.

Artikel 5

De vergunninghouder is verplicht de ingevolge de vergunning verschuldigde bedragen te voldoen door storting bij de N.V. Nederlandsche Bank ten gunste van ’s Rijks schatkist onder vermelding van ’betaling bonus opsporingsvergunning ministerie van Economische Zaken, nr E/EOG/MW/98086397’, onderscheidenlijk ’betaling oppervlakterecht opsporingsvergunning ministerie van Economische Zaken, nr E/EOG/MW/98086397’.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.


De Minister van Economische Zaken,
voor deze:
C.W.M. Dessens, directeur-generaal van Energie.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20101, 2500 EC ’s-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven