Instellingsbesluit commissie advisering bezwaarschriften Defensie

1 juli 1999

CWO 99/063/99002090

De Minister van Defensie;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. het bestuursorgaan: de Minister onderscheidenlijk de Staatssecretaris van Defensie;

b. de commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2;

c. de minister: de Minister van Defensie;

d. het ministerie: het Ministerie van Defensie.

Artikel 2

Er is een commissie advisering bezwaarschriften Defensie.

Artikel 3

1. De voorzitter van de commissie wordt door de minister benoemd. De voorzitter is niet werkzaam bij het ministerie.

2. De benoeming vindt, behoudens tussentijds ontslag, plaats voor de duur van ten hoogste vier jaar.

3. De voorzitter kan worden herbenoemd.

4. Er kan een plaatsvervangend voorzitter worden benoemd. Indien de plaatsvervangend voorzitter niet werkzaam is bij het ministerie vinden de artikelen 3 en 4 overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

De minister ontslaat de voorzitter:

a. op zijn verzoek;

b. wanneer hij uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

c. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

d. wanneer hij ingevolge onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen dan wel wegens schulden is gegijzeld.

Artikel 5

1. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris.

2. De voorzitter kan, in overleg met de Directeur Juridische Zaken, een plaatsvervangend secretaris aanwijzen.

3. De secretaris van de commissie en zijn plaatsvervanger zijn werkzaam bij de Directie Juridische Zaken.

Artikel 6

1. De commissie heeft tot taak het bestuursorgaan te adviseren over de te nemen beslissingen op haar door het bestuursorgaan voorgelegde bezwaren tegen door of namens het bestuursorgaan genomen besluiten.

2. Van het bepaalde in het eerste lid is uitgesloten de behandeling van bezwaarschriften waarvoor andere voorzieningen binnen het ministerie openstaan dan wel worden opengesteld.

3. De voorzitter van de commissie kan de behandeling van een bezwaarschrift overdragen aan het bestuursorgaan.

Artikel 7

1. Aan de behandeling van een bezwaarschrift nemen deel de voorzitter en ten minste nog twee, door hem aan te wijzen, leden.

2. De voorzitter draagt zorg voor een zodanige aanwijzing dat aan de behandeling van een bezwaarschrift in ieder geval deelnemen:

a. een lid, werkzaam bij de Directie Juridische Zaken;

b. een lid, werkzaam bij het organisatie-onderdeel dat het bestreden besluit genomen heeft.

3. De aangewezen leden mogen niet rechtstreeks bij de totstandkoming van het bestreden besluit betrokken zijn geweest.

4. Van de samenstelling van de commissie wordt de indiener van het bezwaarschrift in kennis gesteld.

Artikel 8

De commissie kan daarvoor in aanmerking komende derden oproepen voor het verkrijgen van inlichtingen die zij behoeft. Iedere als zodanig opgeroepen medewerker is verplicht aan een oproep van de commissie gevolg te geven en desgevraagd alle inlichtingen naar waarheid en zonder voorbehoud te verstrekken.

Artikel 9

1. De commissie kan de archieven van het ministerie raadplegen en overlegging van ter zake dienende stukken vorderen.

2. De commissie is bevoegd ter plaatse een onderzoek in te stellen of te doen instellen.

Artikel 10

1. De bij de behandeling van een bezwaarschrift betrokken leden van de commissie stellen het advies van de commissie vast bij meerderheid van stemmen. Geen der betrokken leden onthoudt zich van stemming.

2. De voorzitter en de fungerend secretaris ondertekenen het advies.

3. De secretaris of zijn plaatsvervanger zendt het advies en het verslag van de hoorzitting naar het bestuursorgaan.

4. De secretaris of zijn plaatsvervanger zendt belanghebbenden alsmede degene die het bestreden besluit heeft genomen afschriften van het door de commissie aan het bestuursorgaan uitgebrachte advies en het verslag van de hoorzitting.

Artikel 11

Het is de leden en de secretaris van de commissie verboden:

a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie gevorderd wordt;

b. de gevoelens te openbaren, die tijdens de beraadslaging over het bezwaar zijn geuit;

c. over een aan hen voorgelegde zaak of over een zaak die, naar zij weten of kunnen vermoeden, aan hen zal worden voorgelegd zich uit te laten in enig onderhoud of gesprek met belanghebbenden, hun gemachtigden, degene die het bestreden besluit heeft genomen of de door deze aangewezen vertegenwoordiger;

d. enige schriftelijk informatie in ontvangst te nemen van de onder c bedoelde personen of dezen in de gelegenheid te stellen anderszins hierover mededelingen aan hen te doen, met uitzondering van informatie of mededelingen aan de secretaris in het kader van de normale secretariaatswerkzaamheden.

Artikel 12

De Directeur Juridische Zaken is gemachtigd namens het bestuursorgaan te beslissen op bezwaarschriften met betrekking tot besluiten en andere handelingen op grond van titel II van de Ambtenarenwet en inzake schade voor zover de bevoegdheden daartoe voorbehouden zijn aan de Directeur Juridische Zaken.

Artikel 13

Het besluit van 20 april 1994 houdende instelling Bezwaarschriftencommissie Directie Juridische Zaken Defensie wordt ingetrokken.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 juli 1999.

Artikel 15

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit commissie advisering bezwaarschriften Defensie.


’s-Gravenhage, 1 juli 1999. De Minister van Defensie,
F.H.G. de Grave.

Toelichting

Algemeen

Sinds de invoering van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Bezwaarschriftencommissie van de Directie Juridische Zaken gefungeerd als algemene adviescommissie voor die bezwaarschriften waarvoor geen andere voorzieningen binnen het Ministerie van Defensie zijn. De taak van deze interne commissie was derhalve beperkt. Zo was de commissie bij voorbeeld niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die waren ingediend inzake:

a. besluiten en andere handelingen genomen ten aanzien van een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 Ambtenarenwet of een dienstplichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet rechtstoestand dienstplichtigen als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden, met uitzondering van de schadebesluiten die vatbaar zijn voor bezwaar bij de Directeur Juridische Zaken;

b. besluiten genomen door de Dienst Zorg Postactieve Militairen, voor zover niet begrepen onder a.;

c. besluiten genomen door de Directie Dienstplichtzaken.

Bij de inrichting van de rechtsbescherming binnen het Ministerie van Defensie is er voor gekozen kwesties rond de rechtspositie van militair en burgerpersoneel in haar algemeenheid, en voor zover niet behorend tot de aparte categorie welke specifiek bij de Directeur Juridische Zaken is neergelegd, te laten behandelen door bezwaarschriftencommissies bij respectievelijk de krijgsmachtdelen dan wel de diensthoofden. Het zwaartepunt voor de bezwaarschriftencommissie Directie Juridische Zaken lag derhalve bij die besluiten waarbij Defensie zich richt tot belanghebbenden buiten de eigen organisatie, zoals op grond van de Luchtvaartwet en de Wet openbaarheid van bestuur.

De praktijk van de afgelopen jaren heeft aangetoond dat de hiervoor geschetste lijn een juiste is geweest. Toch is er de behoefte ontstaan om te komen tot een commissie die met wat meer afstand tot de organisatie kan adviseren. Daarom is er gekozen voor het aantrekken van een externe voorzitter. Een en ander heeft tevens gevolgen voor het karakter van de commissie. Deze zal in beginsel als een zgn. 7:13-commissie optreden. Daarbij zal de commissie zijn samengesteld uit de voorzitter en ten minste twee leden.

In voorkomend geval, met name bij (kennelijke) niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift, zal het niet nodig zijn dat er een voltallige commissie adviseert. De voorzitter en de secretaris kunnen dan alleen de behandeling voor hun rekening nemen. In dat geval is er evenwel geen sprake van een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb. Dit betekent dat dan de kortere behandeltermijnen gelden. Dit behoeft evenwel onder de gegeven omstandigheden niet op bezwaren te stuiten.

Indien het reeds bij de ontvangst van het bezwaarschrift bij het bestuursorgaan aanstonds duidelijk is dat het als kennelijk niet-ontvankelijk moet worden aangemerkt dan kan het er ook voor kiezen zelf dat besluit te nemen zonder de commissie in te schakelen. Dit geldt ook indien na kennisneming van de relevante feiten besloten wordt volledig aan het bezwaar tegemoet te komen.

Artikelen

Artikel 3

De zittingsduur van de voorzitter is in beginsel vier jaar met de mogelijkheid van verlenging. Met de toevoeging ’ten hoogste’ is het mogelijk bij een (her)benoeming vooraf rekening te houden met de bij betrokkene levende wensen of mogelijkheden aangaande de zittingsduur.

Artikel 3, vierde lid, biedt de mogelijkheid, al dan niet op ad-hoc basis, een plaatsvervangend voorzitter te benoemen. Indien deze persoon afkomstig is van buiten het ministerie dan zijn de bepalingen van de artikelen 3 en 4 van overeenkomstige toepassing. De plaatsvervangend voorzitter vervult bij afwezigheid van de voorzitter diens taken zoals omschreven in het besluit.

Artikel 6

In dit artikel is de taakomschrijving van de commissie opgenomen. De commissie adviseert over de bezwaren die aan haar ter beoordeling worden voorgelegd. Als een bezwaarschrift niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen - b.v. een motivering ontbreekt - stelt het bestuursorgaan de betrokkene in de gelegenheid om binnen twee weken het verzuim te herstellen. Wordt daarvan geen gebruik gemaakt dan volgt niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. In dit geval wordt het bezwaarschrift niet aan de commissie voorgelegd.

Mocht de commissie van oordeel zijn dat er sprake is van een bezwaarschrift dat elders bij Defensie behandeld moet worden dan kan het de behandeling overdragen aan het desbetreffende organisatieonderdeel van het ministerie. Daarvan wordt de indiener in kennis gesteld.

Artikel 7

De voorzitter draagt er zorg voor dat de commissie naar behoren wordt samengesteld. Op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht is er slechts sprake van een commissie als bedoeld in artikel 7:13 indien er sprake is van ten minste twee leden en een voorzitter die niet werkzaam is bij of onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. In het algemeen zal een commissie van drie leden volstaan. In dat geval zullen naast de voorzitter alleen in de commissie zitting nemen een lid afkomstig uit de Directie Juridische Zaken en een lid afkomstig van het organisatie-onderdeel dat het be-streden besluit genomen heeft.

Artikelen 8 tot en met 11

Deze specifieke bepalingen met betrekking tot de procedure kent de Algemene wet bestuursrecht niet. Zij dienen als aanvulling op de bepalingen van de hoofdstukken 6 en 7 van die wet.

De Minister van Defensie,

F.H.G. de Grave.

Naar boven