Vergoedingenregeling leden College voor zorgverzekeringen en Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie

22 juni 1999

Z/VU-991771

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 1b en 1u van de Ziekenfondswet,

Besluit:

Artikel 1

De bestuursleden van het College voor zorgverzekeringen en de leden van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie ontvangen een vaste vergoeding. De leden van door het College voor zorgverzekeringen ingestelde commissies ontvangen een vergoeding per vergadering.

Artikel 2

1. De vaste vergoeding van de voorzitter van het bestuur van het College voor zorgverzekeringen en de voorzitter van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie is gelijk aan het salaris van Directeur-Generaal van departementen van Algemeen bestuur op grond van bijlage A van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en bedraagt, rekening houdend met een arbeidsduur van gemiddeld 21,6 uren per week, f 9.488,40 bruto per maand.

2. De voorzitter van het bestuur van het College voor zorgverzekeringen en de voorzitter van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie hebben aanspraak op een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering. De bepalingen van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 betreffende de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering zijn van overeenkomstige toepassing. Indien in afwijking van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 voor de sector Rijk een andere regeling wordt overeengekomen, is de laatste regeling van overeenkomstige toepassing.

3. De voorzitter van het bestuur van het College voor zorgverzekeringen en de voorzitter van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie hebben aanspraak op een tegemoetkoming voor het afsluiten van een particuliere ziektekostenverzekering overeenkomstig het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en vergoeding van redelijkerwijs uit hoofde van hun functie te maken kosten.

Artikel 3

1. De vaste vergoeding van de andere bestuursleden van het College voor zorgverzekeringen en de andere leden van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie is gelijk aan het salaris van Directeur-Generaal van departementen van Algemeen bestuur op grond van bijlage A van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en bedraagt, rekening houdend met een arbeidsduur van gemiddeld 7,2 uren per week, f 3.162,80 bruto per maand.

2. Indien een bestuurslid van het College voor zorgverzekeringen met een bijzondere taak wordt belast waardoor de gemiddelde arbeidsduur 7,2 uren per week overtreft, kan de vaste vergoeding, rekening houdend met de gemiddelde extra arbeidsduur, worden verhoogd tot maximaal f 6.325,60 bruto per maand.

3. De andere bestuursleden van het College voor zorgverzekeringen en de andere leden van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie hebben aanspraak op vergoeding van redelijkerwijs uit hoofde van hun functie te maken kosten.

Artikel 4

1. De leden van door het College voor zorgverzekeringen ingestelde commissies, niet zijnde bestuursleden van het College voor zorgverzekeringen, ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen per dagdeel waarin wordt vergaderd een vergoeding van f 420,-.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder dagdeel verstaan de delen van de dag waarvan het eerste aanvangt op het tijdstip van aanvang van de eerste bijgewoonde vergadering en het tweede en derde aanvangen nadat vanaf dat tijdstip vijf respectievelijk tien uren zijn verstreken.

3. In afwijking van het eerste lid kan het College voor zorgverzekeringen ten behoeve van leden van een commissie een hogere vergoeding vaststellen. Deze vergoeding behoeft vooraf de toestemming van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 5

1. Indien de som van de vaste vergoeding en andere inkomsten die een voorzitter of een ander lid van het bestuur van het College voor zorgverzekeringen of de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie ontvangt uit hoofde van het vervullen van een of meer functies waaraan bezoldiging uit een openbare kas of uit een van overheidswege gesubsidieerde kas is verbonden, per maand meer bedraagt dan de bezoldiging van respectievelijk een minister of een staatssecretaris, wordt de vaste vergoeding verminderd met dat meerdere.

2. Van het genieten van inkomsten die leiden tot de toepasselijkheid van het eerste lid, doet het betrokken lid terstond mededeling aan het College voor zorgverzekeringen.

Artikel 6

1. De vergoeding bedoeld in artikel 4 wordt, ingeval het lid gebruik maakt van een eigen vervoermiddel en zijn woonhuis is gelegen in een gemeente die meer dan 10 kilometer is verwijderd van de gemeente waarin de vergadering wordt gehouden, vermeerderd met een vergoeding voor elke afgelegde kilometer. Deze vergoeding bedraagt f 0,60.

2. De vergoeding bedoeld in artikel 4 wordt, ingeval het lid gebruik maakt van een openbaar vervoermiddel en zijn woonhuis is gelegen in een gemeente die meer dan 10 kilometer is verwijderd van de gemeente waarin de vergadering wordt gehouden, vermeerderd met:

a. de kosten voor een retourbiljet (1e klasse) van het gebruikte openbaar vervoer;

b. de gemaakte kosten voor plaatselijk vervoer in de gemeente, waarin de vergadering wordt gehouden.

Artikel 7

1. Indien een bestuurslid van het College voor zorgverzekeringen of een lid van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie tussentijds wordt ontslagen, anders dan op eigen verzoek en anders dan als gevolg van eigen schuld of toedoen, heeft deze aanspraak op een uitkering ten laste van het College voor zorgverzekeringen. De uitkering wordt toegekend voor een periode gelijk aan het tijdvak waarin betrokkene zonder onderbreking als bestuurslid van het College voor zorgverzekeringen of lid van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie benoemd is geweest, doch niet langer dan tot het einde van de voorziene benoemingstermijn of, indien eerder, tot de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt of komt te overlijden. De uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80% en vervolgens 70% van de als bestuurslid van het College voor zorgverzekeringen of lid van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie genoten vergoeding. De inkomsten die betrokkene geniet uit of in verband met arbeid of bedrijf en die niet reeds werden genoten voor het ontslag worden met de uitkering verrekend.

2. Indien een bestuurslid van het College voor zorgverzekeringen of lid van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie niet wordt herbenoemd na ommekomst van de benoemingstermijn heeft deze geen aanspraak op een eenmalige of periodieke uitkering, in welke vorm dan ook, ten laste van het College voor zorgverzekeringen of de Staat.

Artikel 8

De bedragen genoemd in de artikelen 2 en 3 worden aangepast met het percentage van de algemene salarisherziening voor de sector Rijk.

Artikel 9

In afwijking van artikel 2, tweede lid, bedraagt de eindejaarsuitkering ten aanzien van degene die op 1 juli 1999 voorzitter is van het College voor zorgverzekeringen, tot de dag waarop de betrokkene aftreedt of voor de eerste maal wordt herbenoemd, 8,33 procent van de in dat jaar ontvangen vergoeding.

Artikel 10

Artikel 5 blijft buiten toepassing ten aanzien van degene die op 1 juli 1999 voorzitter is van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie tot de dag waarop de betrokkene aftreedt of voor de eerste maal wordt herbenoemd.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 1999.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingenregeling leden College voor zorgverzekeringen en Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


De Minister voornoemd,
E. Borst-Eilers.

Toelichting

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de wet van 27 maart 1999 tot wijziging van de Ziekenfondswet, de Wet tarieven gezondheidszorg en de Wet ziekenhuisvoorzieningen in verband met wijzigingen in de taak, samenstelling en werkwijze van de in die wetten geregelde bestuursorganen, alsmede wijziging van andere wetten in verband daarmee (uitvoeringsorganen volksgezondheid) (Stb. 1999, 185) is geregeld dat de vergoedingen ten behoeve van de bestuursleden en commissieleden van het College voor zorgverzekeringen en de leden van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie door de minister worden vastgesteld. Hoewel bestuursleden van het College voor zorgverzekeringen en de leden van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie ingevolge artikel 1 van de Ambtenarenwet ambtenaren zijn, is op grond van artikel 2 van die wet het materiële ambtenarenrecht op hen niet van toepassing. Met de onderhavige regeling is de rechtspositie afzonderlijk vastgelegd waarbij zoveel mogelijk aansluiting is gezocht bij de rechtspositie geldend voor de sector burgerlijk rijkspersoneel. De onkostenvergoedingen voor de commissieleden van het College voor zorgverzekeringen zijn in overeenstemming met het op grond van de Kaderwet adviescolleges vastgestelde Vergoedingenbesluit adviescolleges (Stb. 1996, 583).

Artikel 2

Ten behoeve van de bestuursleden van het College voor zorgverzekeringen en de leden van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie voorziet de regeling in een vaste vergoeding die is gerelateerd aan de bezoldigingen genoemd in bijlage A van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. Bij het bepalen van de hoogte van de vaste vergoeding van de voorzitters is rekening gehouden met een tijdsbesteding van 3 dagen per week. De voorzitters ontvangen naast de vaste vergoeding een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering overeenkomstig het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en een tegemoetkoming voor het afsluiten van een ziektekostenverzekering overeenkomstig het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel. Indien bij algemene maatregel van bestuur voor de sector Rijk rechtspositionele aanspraken zijn vastgelegd die afwijken van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, worden de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde afwijkende afspraken overeenkomstig toegepast. Tot slot hebben de voorzitters recht op vergoeding van redelijkerwijs uit hoofde van hun functie te maken kosten, waaronder reiskosten. Deze onkostenvergoeding kan, binnen het geldende fiscale regime, worden vastgesteld op een vast bedrag per maand.

Artikel 3

Voor de overige bestuursleden van het College voor zorgverzekeringen is voorzien in een vaste vergoeding, die is afgestemd op een tijdsbesteding van 1 dag per week. Bij het bepalen van de tijdsbesteding van 1 dag per week is ermee rekening gehouden dat het bestuur gemiddeld eenmaal per maand vergadert, dat een bestuurslid per maand gemiddeld aan een of twee vergaderingen van een commissie deelneemt, dat bestuursleden worden betrokken bij ad hoc dossiers en dat bestuursleden contacten onderhouden met de directie van het College voor zorgverzekeringen. De vaste vergoeding van de leden van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie komt overeen met de vergoeding van de bestuursleden van het College voor zorgverzekeringen. Indien een bestuurslid van het College voor zorgverzekeringen met een bijzondere taak wordt belast waardoor dat bestuurslid structureel meer dan 1 dag per week besteedt aan het bestuurswerk, kan op initiatief van het College voor zorgverzekeringen de vaste vergoeding, tot een maximum van 2 dagen, worden afgestemd op een tijdsbesteding die overeenkomt met meer dan 1 dag per week. Tot slot hebben de bestuursleden van het College voor zorgverzekeringen en de leden van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie recht op vergoeding van redelijkerwijs uit hoofde van hun functie te maken kosten, waaronder reiskosten. Deze onkostenvergoeding kan, binnen het geldende fiscale regime, worden vastgesteld op een vast bedrag per maand.

Artikel 4

De vergoeding van commissieleden van het College voor zorgverzekeringen is in overeenstemming met hetgeen daaromtrent is geregeld voor leden van adviescolleges in de zin van de Kaderwet adviescolleges. Indien de op grond van deze regeling vastgestelde vacatievergoeding voor commissieleden een verantwoorde samenstelling van een commissie onmogelijk maakt, kan met de betrokken commissieleden een hogere vergoeding worden overeengekomen.

Artikel 5

De reden van deze anti-cumulatiebepaling, die overeenstemt met hetgeen hieromtrent is geregeld voor leden van adviescolleges in de zin van de Kaderwet adviescolleges, is het uitgangspunt dat binnen de sfeer van de overheid aan personen geen hogere bezoldiging wordt toegekend dan de bezoldiging die ingevolge de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen geldt in de topstructuur bij een volledige betrekking (ook wel aangeduid als de ’schalen’ 20 en 21). Het College voor zorgverzekeringen past de anti-cumulatiebepaling toe en vermindert de vaste vergoeding tot het ingevolge dit artikel toepasselijke bedrag. Bij de toepassing van dit artikel gaat het College voor zorgverzekeringen in beginsel uit van de door het betrokken lid verstrekte gegevens over de ten laste van de openbare of van overheidswege gesubsidieerde kas komende vergoedingen. Om die reden is in het tweede lid van dit artikel een inlichtingenplicht opgenomen.

Artikel 7

Indien een bestuurslid van het College voor zorgverzekeringen of een lid van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie tussentijds onvrijwillig wordt ontslagen heeft deze aanspraak op een wachtgelduitkering. Met de wachtgeldbepaling is aansluiting gezocht bij de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. De uitkering wordt toegekend voor een periode gelijk aan het tijdvak waarin betrokkene zonder onderbreking als bestuurslid van het College voor zorgverzekeringen of een lid van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie benoemd is geweest, doch niet langer dan tot het einde van de voorziene benoemingstermijn of, indien eerder, tot de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt of komt te overlijden. De uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80% en vervolgens 70% van de genoten vergoeding. Indien een bestuurslid van het College voor zorgverzekeringen of een lid van de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie niet wordt herbenoemd bestaat geen aanspraak op een eenmalige of periodieke uitkering of een “gouden handdruk”. Deze bepaling doorkruist evenwel niet eventuele vergelijkbare aanspraken uit voorgaande dienstbetrekkingen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Naar boven