Vergunningverlening Oostnet

18 mei 1998

Nr. DGP/WJZ/V-821686

Directoraat-generaal personenvervoer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Beslissende op de aanvraag van 17 november 1997 van Oostnet GVM, Postbus 292, 6800 AG te Arnhem, om verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 5 van de Wet personenvervoer, hierna te noemen ’de wet’, voor het verrichten van interlokaal openbaar vervoer per trein tussen station Almelo en station Mariënberg;

Overwegende:

dat het op grond van artikel 5 van de wet verboden is om zonder vergunning openbaar vervoer te verrichten;

dat de vergunningaanvraag dient te worden getoetst aan de eis van betrouwbaarheid van de vervoerder als bedoeld in artikel 9 van de wet en artikel 23 van het Besluit personenvervoer;

dat Oostnet GVM door het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag aan deze eis voldoet;

dat op grond van artikel 16, derde lid j° artikel 16a van de wet, tevens de wenselijkheid van de vervoersvoorziening en het financieel belang van het Rijk bij de beoordeling van de aanvraag dienen te worden betrokken;

dat NS-Reizigers deze treindienst ter contactering aan mij heeft aangeboden;

dat ik op 7 februari 1997 de brief inzake de contractsector spoorvervoer aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal heb gezonden waarin ik heb gemeld dat ik op grond van regionale omstandigheden en financiële en vervoerkundige doelmatigheid tot de conclusie ben gekomen dat de treindienst Almelo-Mariënberg niet gestimuleerd kan worden naar een voor het spoorvervoer gewenst niveau;

dat ik echter een budget heb gereserveerd voor het realiseren van een alternatieve busverbinding omdat ik een vervoersvoorziening wenselijk acht;

dat de provincie Overijssel en het kaderwetgebied Regio Twente toch de voorkeur gaven aan het exploiteren van een treindienst op het traject Almelo-Mariënberg met het budget dat gereserveerd zou worden voor het realiseren van een alternatieve busverbinding;

dat de provincie Overijssel en het kaderwetgebied Regio Twente na een aanbestedingsprocedure het openbaar dienstcontract aan Oostnet GVM hebben gegund;

dat Railned B.V. is nagegaan of de door Oostnet GVM voorgenomen treindienst past binnen de beschikbare railcapaciteit en dat Railned B.V. heeft geoordeeld dat deze treindiensten inpasbaar zijn;

dat voorts het financieel belang van het Rijk zich niet verzet tegen de door Oostnet GVM voorgenomen openbaar vervoervoorzieningen, nu het gereserveerde budget voor de busvoorziening gebruikt wordt voor de treindienst;

dat Oostnet GVM bovendien niet om een rijksbijdrage in de kosten van de exploitatie heeft verzocht en dat het mijn wettelijke bevoegdheid en verantwoordelijkheid is om nu binnen de door de wet gestelde termijn te beschikken op de vergunningaanvraag van Oostnet GVM en dat ik daarbij geen rekening kan en behoef te houden met toekomstige planvorming;

dat gezien het vorenstaande geen belemmeringen bestaan voor inwilliging van de in de aanhef bedoelde aanvraag van Oostnet GVM tot vergunningverlening;

dat de vergunning wordt verleend in afwachting van een nieuw marktordeningsbeleid voor het spoorvervoer, te verankeren in wetgeving, welke wetgeving gevolgen kan hebben voor de thans verleende vergunning;

Besluit:

aan Oostnet GVM, Postbus 292, 6800 AG te Arnhem, voor onbepaalde tijd vergunning te verlenen als bedoeld in artikel 5 van de Wet personenvervoer, voor het verrichten van interlokaal openbaar vervoer per trein tussen station Almelo en station Mariënberg.

De vergunning geldt onder de beperkende voorwaarde dat zij van kracht is indien en voor zolang op het betreffende traject een contract met een overheidsorgaan is gesloten.

Dit besluit wordt bekendgemaakt door toezending aan Oostnet GVM. Van dit besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant, waarna het besluit gedurende vier weken voor iedere belanghebbende ter inzage ligt ten kantore van de Directeur-Generaal Personenvervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Plesmanweg 1-6 te Den Haag.


Den Haag, 18 mei 1998. De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink.

Binnen zes weken na dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst kunnen belanghebbenden schriftelijk en gemotiveerd een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, ter attentie van de Directie Mobiliteitsmarkt, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Naar boven