Vaststelling formulier eed/belofte rijksambtenaren
23 april 1998
Nr. AD98/U232
Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid
De Minister van Binnenlandse Zaken,
Gelet op artikel 51, derde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 86, derde lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal;
Besluit:
Artikel 1
Voor het afleggen van de eed of de belofte, bedoeld in artikel 51, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 86, eerste lid, van het Ambtenaren-reglement Staten-Generaal, wordt gebruik gemaakt van het formulier dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken,
voor deze,
de directeur-generaal Management en Personeelsbeleid,
A.H.C. Annink.
Bijlage
Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn an de Koning en dat ik de Grondwet en alle overige wetten van ons land zal eerbiedigen;
Ik zweer/verklaar dat ik noch direct, noch indirect in welke vorm dan ook valse informatie heb verstrekt in verband met het verkrijgen van mijn aanstelling;
Ik zweer/verklaar dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb geschonken of beloofd en dat ik dit ook niet zal gaan doen;
Ik zweer/verklaar dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling van niemand giften heb aanvaard en aan niemand beloften heb gedaan en dat ik dit ook niet zal gaan doen;
Ik zweer/beloof dat ik plichtsgetrouw en nauwgezet de mij opgedragen taken zal vervullen en zaken die mij uit hoofde van mijn functie vertrouwelijk ter kennis komen of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet inzien, geheim zal houden voor anderen dan die personen aan wie ik ambtshalve tot mededeling verplicht ben;
Ik zweer/beloof dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!
Op ........................................................, werd te ........................................................
ten overstaan van (1) ..........................................................................................., en
in tegenwoordigheid van (2) ......................................................................................
door...............................................................................................................................
de eed/belofte volgens bovenvermeld formulier afgelegd.
de......................................................
DE AMBTENAAR: 1)......................................................:
(2).....................................................: