Gecombineerd goederenvervoer 1998

10 april 1998

Nr. DGG/J-98003112

Directoraat-generaal Goederenvervoer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1 Algemene bepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. gecombineerd goederenvervoer: vervoer van goederen in dezelfde laadeenheid, met uitzondering van eenheden die onder de ISO serie I freight containers vallen, door middel van een combinatie van tenminste twee vervoersmodaliteiten die behoren tot de categorieën wegvervoer, binnenvaart, spoorvervoer of kustvaart, zonder dat daarbij de goederen zelf worden behandeld;

c. transportonderneming:

1. de in Nederland gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die zelfstandig activiteiten uitoefent die geheel of gedeeltelijk bestaan uit het beroepsmatig exploiteren van vervoermaterieel ten behoeve van het gecombineerd goederenvervoer, of

2. twee of meer in Nederland gevestigde rechtspersonen of natuurlijke personen die te samen in de vorm van een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap activiteiten uitoefenen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit het beroepsmatig exploiteren van vervoermaterieel ten behoeve van het gecombineerd goederenvervoer;

d. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

1. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die direct of indirect:

- meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

- volledig aansprakelijk vennoot is van, of

- overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

2. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

e. leasen:

1. het aangaan van een lease-overeenkomst met een looptijd van minimaal 24 maanden waarin aan de lessee het recht is toegekend het geleaste object aan het einde van de lease-periode te kopen voor een bedrag van maximaal 5% van de oorspronkelijke kostprijs;

2. het aangaan van een overeenkomst tot huurkoop als bedoeld in artikel 1576h:7a BW;

f. Senter: agentschap van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 2 Subsidie

1. De Minister kan, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, ter bevordering van het gebruik van het gecombineerd goederenvervoer subsidie verlenen voor de koop of lease van specifiek op het gecombineerd goederenvervoer afgestemd nieuw vervoermaterieel indien het betreft:

a. wissellaadbakken met speciale voorzieningen;

b. containers, tenminste twee Euro-pallets breed;

c. draaisystemen voor wissellaadbakken als bedoeld onder a;

d. specifiek voor (continentaal) vervoer aangepaste opleggers met luchtvering, behorende tot één van de volgende categorieën:

1° Huckepack-opleggers;

2° opleggers voorzien van twistlocks ten behoeve van voor- en natransport van gecombineerd-vervoertrajecten voor eenheden zoals bedoeld onder a, b, e, f en g;

e. wissellaadketels en tankcontainers;

f. druk- en bulk-containers en druk- of bulk-laadbakken van minimaal 30 feet;

g. ECO-carriers.

2. De verplichting tot koop of lease van het in het eerste lid genoemde materieel wordt aangegaan uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening, waarbij de levering en de betaling of, ingeval van lease de betaling van de eerste termijn, in ieder geval plaatsvinden in de periode van 22 november 1997 tot 15 oktober 1998.

3. De subsidie bedraagt voor materieel genoemd in het eerste lid onder:

- a : f 1.750,- per eenheid;

- b : f 1.750,- per eenheid;

- c : f 7.500,- per eenheid;

- d1: f 5.000,- per eenheid;

- d2: f 5.000,- per eenheid;

- e : f 15.000,- per eenheid;

- f : f 10.000,- per eenheid;

- g : f 10.000,- per eenheid.

4. Per aanvraag kan voor maximaal 40 eenheden materieel subsidie worden toegekend.

Artikel 3 Het subsidieplafond

Het subsidieplafond dat aan het toekennen van subsidies ingevolge deze regeling wordt gesteld, bedraagt f 3 miljoen.

Artikel 4 De subsidie-aanvraag

1. Transportondernemingen kunnen ter verkrijging van subsidie een aanvraag indienen. De aanvraag kan uitsluitend in de periode van 11 mei 1998 tot 25 mei 1998 worden ingediend bij:

Senter, Postbus 10073, 8000 GB Zwolle

2. Aanvragen worden niet per fax ingediend.

3. Voor het indienen van de aanvraag wordt gebruik gemaakt van het bij Senter verkrijgbare aanvraagformulier waaraan wordt toegevoegd:

a. een recent uittreksel van de inschrijving van de aanvragende onderneming in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

b. een toelichting op de voorgenomen wijze van inzet van het materieel en het vervoertraject;

c. een afschrift van de koopovereenkomst onder aanduiding van het geïnvesteerde bedrag per bestelde eenheid dan wel een door de leverancier gespecificeerde offerte, of

d. een afschrift van de lease-overeenkomst dan wel een door een lease-maatschappij gespecificeerde offerte.

4. Per transportonderneming wordt slechts één aanvraag in behandeling genomen.

Artikel 5 Beslissing op de aanvraag

1. De Minister beslist op de aanvraag binnen zes weken na ontvangst.

2. De aanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvullende gegevens zijn ontvangen geldt als datum van ontvangst.

3. Indien meer aanvragen op dezelfde dag zijn ontvangen die betrekking hebben op een totaalbedrag dat aan subsidie toegekend zou kunnen worden dat hoger is dan het resterende gedeelte van het subsidieplafond, dan wordt het resterende gedeelte naar evenredigheid over deze aanvragen verdeeld.

4. Behalve de in de Algemene wet bestuursrecht geregelde gevallen wordt de aanvraag ook afgewezen:

a. indien hij niet binnen de in artikel 4, eerste lid, genoemde periode bij Senter is ingediend;

b. voorzover de aanvraag geen betrekking heeft op de aanschaf van materieel als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

c. voor het gedeelte waarmee het in artikel 2, vierde lid, genoemde maximum wordt overschreden;

d. indien gegronde reden bestaat om aan te nemen dat het materieel waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet voor het overgrote deel voor het gecombineerd goederenvervoer gebruikt zal worden.

Artikel 6 Beschikking tot subsidieverlening

De beschikking tot subsidieverlening bevat in elk geval:

a. een aanduiding van het soort en het aantal eenheden materieel waarvoor subsidie wordt verleend, voor zover mogelijk onder vermelding van de registratienummers;

b. het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Artikel 7 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

1. De subsidie-ontvanger is verplicht het materieel waarvoor subsidie is verstrekt in te zetten voor het gecombineerd goederenvervoer en dit tot 1 januari 2001 als eigenaar of als lessee bedrijfsmatig in gebruik te houden. Vóór 1 april 2001 verklaart de subsidie-ontvanger door indiening van een - per eenheid materieel gespecificeerde - verklaring welke is mede-ondertekend door een registeraccountant of accountant/administratief consulent, aan deze verplichting te hebben voldaan.

2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid stelt de subsidie-ontvanger Senter onverwijld in kennis indien hij met betrekking tot een of meer eenheden niet langer voldoet aan de in het eerste lid bedoelde verplichting of indien de lease-overeenkomst met betrekking tot het gesubsidieerde materieel wordt gewijzigd of beëindigd.

3. De subsidie-ontvanger is verplicht zijn medewerking te verlenen aan eventuele onderzoeken naar de doelmatigheid van de subsidie.

Artikel 8 Groep

1. In afwijking van artikel 4, vierde lid, kunnen transportondernemingen die deel uitmaken van dezelfde groep slechts één gezamenlijke aanvraag indienen, waarbij één van die ondernemingen de aanvraag indient namens de overige ondernemingen. Indien op de aanvraag positief wordt beschikt, wordt de subsidie toegekend aan de onderneming die als indiener van de aanvraag is opgetreden.

2. Een onderneming, niet zijnde een transportonderneming, die deel uitmaakt van een groep, kan, in afwijking van artikel 4, eerste lid, een aanvraag ter verkrijging van subsidie indienen ter zake van de koop of de lease van het in artikel 2, eerste lid, bedoelde mate rieel dat bestemd is te worden ingezet door een of meer transportondernemingen binnen de groep.

3. In het geval, bedoeld in het vorige lid, zijn, in afwijking van artikel 7, eerste lid, de transportondernemingen verplicht het materieel bedrijfsmatig in gebruik te houden tot 1 januari 2001.

Vóór 1 april 2001 verklaren de subsidie-ontvanger en de transportonderneming gezamenlijk - door indiening van een per eenheid gespecificeerde verklaring welke is mede-ondertekend door een registeraccountant of accountant/administratief consulent - het materieel tot eerstgenoemde datum als verhuurder te hebben afgestaan respectievelijk als afnemer bedrijfsmatig in gebruik te hebben gehouden.

4. Artikel 7, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 De aanvraag tot subsidievaststelling

1. Subsidie-ontvangers kunnen een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indienen vóór 1 november 1998.

2. Aanvragen worden niet per fax ingediend.

3. Voor het indienen van de aanvraag wordt gebruik gemaakt van het daartoe bestemde aanvraagformulier, waaraan de volgende gegevens worden toegevoegd:

a. bij koop van het te subsidiëren materieel: een betalingsbewijs, onder vermelding van het per eenheid geïnvesteerde bedrag exclusief BTW;

b. bij lease van het te subsidiëren materieel: het betalingsbewijs van de eerste termijn.

Artikel 10 Beschikking tot subsidievaststelling

1. De Minister neemt binnen 6 weken na ontvangst een beslissing op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

2. De subsidie wordt binnen twee weken na de subsidievaststelling betaald.

Artikel 11 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn belast de medewerkers van Senter.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.


’s-Gravenhage, 10 april 1998. De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink.

Toelichting

1. Algemeen

In 1995 is de Stimuleringsregeling gecombineerd goederenvervoer 1995/1996 (SGG-regeling 1995/1996) ingevoerd. Vanwege de gunstige resultaten die deze regeling had op de uitstoot van milieu-bedreigende stoffen zoals CO2 en NOx is het beleid voortgezet in de Tijdelijke stimuleringsregeling gecombineerd goederenvervoer 1997 (SGG-regeling 1997). In verband met de belangstelling vanuit het bedrijfsleven voor die regeling is opnieuw besloten tot voortzetting van het beleid tot stimulering van het gecombineerd goederenvervoer. Dit heeft geresulteerd in de onderhavige regeling.

Anders dan de beide voorgangers is de onderhavige regeling een ministeriële regeling die gebaseerd is op de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat. Deze wijziging vloeit voort uit de inwerkingtreding op 1 januari jongstleden van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht.

De derde tranche Awb bevat onder meer een wettelijk kader voor alle overheidssubsidies. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een (formeel-)wettelijke grondslag heeft, staat hierin centraal. Bovendien bevat de subsidietitel tal van dwingende regels die rechtstreeks van toepassing zijn op het gehele proces van subsidiëring. Dit heeft tot gevolg gehad dat een aantal standaard-bepalingen uit de SGG-regeling 1997 niet overgenomen behoefden te worden.

Onder punt 3. zal worden toegelicht op welke wijze wordt voorzien dat de dwingende Awb-bepalingen in de uitvoering van de onderhavige regeling een rol zullen spelen.

2. Beleidsmatige aspecten

Over de beleidsmatige aspecten van de regeling kan worden opgemerkt dat de lijst van materieel dat voor subsidiëring in aanmerking komt, enigzins is aangepast aan de hand van de uitkomst van de evaluatie van de voorgaande regelingen over de jaren 1996 en 1997. De twee categorieën opleggers (ten behoeve van voor- en natransport van gecombineerd vervoertrajecten en de specifiek voor continentaal vervoer aangepaste opleggers met luchtvering) zijn in de onderhavige regeling in artikel 2, eerste lid, onder d, samengevoegd en nader gespecificeerd. Zij komen thans voor een gelijk subsidiebedrag in aanmerking.

In de loop van dit jaar zal worden bezien of het subsidiebedrag per eenheid materieel nog steeds overeenkomt met 50% van de meerinvestering ten opzichte van standaard vervoermaterieel.

3. De procedure

Het aangaan van verplichtingen

Anders dan de SGG-regeling 1997 voorziet de onderhavige regeling in de mogelijkheid subsidie te verlenen vóórdat de verplichting tot koop of lease van het vervoermaterieel is aangegaan. In een dergelijk geval dient bij de indiening van de subsidie-aanvraag tenminste een door een leverancier gespecificeerde offerte of een offerte van een lease-maatschappij met daarbij een concept lease-overeenkomst te worden overgelegd. De koop of lease dient dan ingevolge artikel 2, tweede lid, definitief te worden aangegaan binnen vier weken na de subsidieverlening. In de beschikking tot subsidieverlening zal dan op grond van artikel 4:37, eerste lid, onder c van de AWB de verplichting worden opgelegd het (definitieve) koop- of lease-contract vóór een bepaalde datum te doen toekomen aan de uitvoerende instantie. Wordt die verplichting niet nagekomen, dan biedt artikel 4:48, eerste lid, onder c. van de Awb de mogelijkheid de subsidieverlening in te trekken. Hiermee wordt voorkomen dat subsidie wordt verleend aan een ondernemer die geen uitvoering geeft aan zijn voornemen om vervoermaterieel aan te schaffen.

Het verlenen van subsidie vóórdat de koop of de lease definitief zijn aangegaan heeft als voordeel dat een grotere stimulerende werking van de subsidiëring uitgaat.

Groep

Artikel 8, eerste lid, bepaalt dat ondernemingen die deel uitmaken van een groepsonderneming slechts één gezamenlijke aanvraag kunnen indienen. Gelet op artikel 2, vierde lid, betekent dit dat aan die ondernemingen gezamenlijk voor ten hoogste 40 eenheden materieel subsidie kan worden toegekend.

Deze regeling voorkomt dat een te groot beslag op het subsidie-budget door één groepsonderneming wordt gedaan.

Subsidie op grond van de onderhavige regeling wordt slechts toegekend voor materieel dat gekocht of geleast wordt.

In groepsondernemingen blijkt het regelmatig voor te komen dat één van de (dochter-)ondernemingen, niet zijnde transportonderneming, materieel aanschaft dat vervolgens wordt verhuurd aan een onderneming binnen de groep die wel transportactiviteiten uitoefent. De onderneming die het materieel koopt of least, en in zoverre dus in aanmerking zou kunnen komen voor subsidiëring, is dan niet de onderneming die het materieel daadwerkelijk inzet voor het gecombineerd vervoer. Die onderneming kan derhalve niet zelf voldoen aan de in artikel 7, eerste lid, opgelegde verplichting.

Teneinde tegemoet te komen aan de eisen van de praktijk regelt artikel 8 dat in een dergelijke situatie de verplichting om het gesubsidieerde materieel daadwerkelijk in te zetten voor het gecombineerd vervoer berust bij de hurende onderneming. Dat betekent echter wel dat indien laatstgenoemde onderneming bedoelde verplichting niet nakomt, de subsidie teruggevorderd zal worden van de subsidie-ontvanger.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink.

Naar boven