Toekenning bevoegdheid aan COA tot uitsluiting bepaalde categorieën asielzoekers van verstrekkingen Rva 1997

3 april 1998

Nr. 691161/98/DVB

Directie Vreemdelingenbeleid

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 4 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997, afgekort als Rva 1997 (Stcrt. 1997, nr. 246);

Overwegende:

- dat er naar het oordeel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers een capacitaire noodsituatie als bedoeld in artikel 4 van de Rva 1997 is ontstaan;

Besluit:

Artikel 1

1. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers is bevoegd bepaalde categorieën asielzoekers uit te sluiten van de ontvangst van verstrekkingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Rva 1997. Indien een asielzoeker is uitgesloten van de ontvangst van de in de eerste volzin bedoelde verstrekkingen, heeft hij aanspraak op vervangende verstrekkingen.

2. Een asielzoeker aan wie op het moment van inwerkingtreding van dit besluit onderdak in een opvangcentrum wordt geboden, wordt uitsluitend uitgesloten van verstrekkingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Rva 1997 indien hij de vervangende verstrekkingen als bedoeld in het eerste lid verkiest boven de verstrekkingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Rva 1997.

3. Artikel 2 van de Rva 1997 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

De vervangende verstrekkingen als bedoeld in artikel 1 zijn:

a. een wekelijkse financiële toelage ten behoeve van voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven;

b. een wekelijkse financiële toelage ten behoeve van onderdak buiten een opvangcentrum;

c. een eenmalig bedrag ten behoeve van de aanschaf van kleding en schoeisel;

d. de dekking van de kosten van medische verstrekkingen overeenkomstig een daartoe te treffen ziektekostenregeling;

e. een verzekering tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid;

f. de betaling van buitengewone kosten.

Artikel 3

1. Op de verstrekking van de toelage ten behoeve van voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is artikel 11, tweede lid, van de Rva 1997 van overeenkomstige toepassing.

2. De hoogte van de toelage ten behoeve van onderdak buiten een opvangcentrum als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is als volgt: alleenstaande of eerste gezinslid f 100,-, tweede gezinslid f 50,- en per volgend gezinslid f 25,-. De toelage voor een (eenouder) gezin bedraagt maximaal f 200,-.

3. Op de verstrekking van de toelagen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, b en het bedrag als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, is artikel 11, lid 5, 6 en 7 van de Rva 1997 van overeenkomstige toepassing.

4. Op de verstrekking van een eenmalig bedrag ten behoeve van de aanschaf van kleding en schoeisel als bedoeld in artikel 2, onderdeel c is artikel 12 van de Rva 1997, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat dit bedrag niet wordt verstrekt aan de in artikel 1, tweede lid, bedoelde asielzoekers.

5. Op de dekking van de kosten van medische verstrekkingen als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, is artikel 13, eerste lid, van de Rva 1997, van overeenkomstige toepassing.

6. Op de verzekering tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 2, onderdeel e, is artikel 13, tweede lid, van de Rva 1997 van overeenkomstige toepassing.

7. Op de betaling van buitengewone kosten als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, is artikel 14 van de Rva 1997 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

1. Op de mogelijkheid om de vervangende verstrekkingen als bedoeld in artikel 2 geheel of gedeeltelijk te onthouden is artikel 6 van de Rva 1997 van overeenkomstige toepassing.

2. Op de beëindiging van de vervangende verstrekkingen als bedoeld in artikel 2 is artikel 8, eerste lid van de Rva 1997 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de in onderdeel a genoemde ’passende huisvesting buiten een centrum’ moet worden gelezen ’passende huisvesting op grond van de Huisvestingswet of de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf’.

3. De vervangende verstrekkingen als bedoeld in artikel 2 worden voorts beëindigd indien door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers aan de asielzoeker onderdak in een opvangcentrum wordt aangeboden.

4. Artikel 9 van de Rva 1997 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

1. Op de tot de in artikel 1 bedoelde categorieën behorende asielzoekers met vermogen of inkomen is artikel 17 van de Rva 1997 van overeenkomstige toepassing.

2. Artikel 18 en 19 van de Rva 1997 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.


De Staatssecretaris voornoemd,
E.M.A. Schmitz.

Toelichting

Naar het oordeel van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is er een situatie ontstaan waarin de omvang van de centrale opvangcapaciteit ontoereikend is om alle asielzoekers die voor opvang in een opvangcentrum in aanmerking komen, daadwerkelijk onderdak in een opvangcentrum te kunnen bieden.

Door middel van het onderhavige besluit is naar aanleiding hiervan aan het COA de bevoegdheid toegekend bepaalde categorieën asielzoekers uit te sluiten van de in de Rva 1997 genoemde verstrekkingen, waaronder onderdak in een opvangcentrum.

Het onderhavige besluit strekt er tevens toe aan die asielzoekers die worden uitgesloten van de in de Rva 1997 genoemde verstrekkingen, vervangende verstrekkingen toe te kennen.

De vervangende verstrekkingen zijn identiek aan de verstrekkingen aan asielzoekers die in een opvangcentrum worden opgevangen, met dien verstande dat in plaats van de verstrekkingen onderdak en educatieve en recreatieve activiteiten een financiële toelage wordt toegekend ter dekking van de kosten van huisvesting buiten een opvangcentrum. De vervangende toelage ten behoeve van voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven is gelijkgesteld aan de toelage die aan asielzoekers wordt toegekend die verblijven in een opvangcentrum waarin bewoners zelf het eigen eten verzorgen.

De hoogte van de toelage ten behoeve van de huisvesting buiten het opvangcentrum is gelijk aan een wekelijkse toeslag van f 100,- voor een alleenstaande of een eerste gezinslid, f 50,- voor het tweede gezinslid en f 25,- per volgend gezinslid . De aanvullende toelage voor (eenouder) gezinnen is gemaximeerd tot het niveau van de aanvullende toelage aan (eenouder) gezinnen van vier personen, hetgeen overeenkomt met een bedrag van f 200,- per week.

De vervangende verstrekkingen worden toegekend aan asielzoekers aan wie na het eerste onderzoek in een aanmeldcentrum als gevolg van de capacitaire noodsituatie geen opvang in een opvangcentrum kan worden geboden. Een sluitende definitie van categorieën asielzoekers die van onderdak in een opvangcentrum kunnen worden uitgesloten kan niet worden gegeven. Per individueel geval zal worden bezien of onthouding van onderdak in een opvangcentrum voor betrokken asielzoeker niet leidt tot een uit humanitair oogpunt onaanvaardbare situatie.

De vervangende verstrekkingen worden tevens toegekend aan asielzoekers aan wie reeds in de opvangcentra onderdak wordt geboden en die, naar aanleiding van een aan hen door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers bekend gemaakte keuzemogelijkheid, de vervangende verstrekkingen verkiezen boven onderdak in een opvangcentrum.

De keuze tussen de vervangende verstrekkingen en de verstrekkingen op grond van de Rva 1997 wordt in ieder geval niet voorgelegd aan asielzoekers ten aanzien waarvan door de Immigratie- en Naturalisatiedienst nog geen beslissing in eerste aanleg is genomen alsmede niet aan asielzoekers die een aanzegging tot vertrek uit Nederland hebben gekregen.

De aanspraak op de vervangende verstrekkingen eindigt in die gevallen waarin ook de aanspraak op verstrekkingen van de in de opvang verblijvende asielzoekers zou eindigen alsmede in het geval waarin aan betrokkene door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (herhaalde) plaatsing in het opvangcentrum wordt aangeboden.

De in de Rva 1997 opgenomen algemene bepalingen aangaande bijvoorbeeld de beëindiging en de gehele of gedeeltelijke onthouding van verstrekkingen is, daar waar nodig aangepast aan de specifieke omstandigheid, van overeenkomstige toepassing verklaard.

De Staatssecretaris voornoemd,

E.M.A. Schmitz.

Naar boven