Aanwijzing marifoonblokgebied Amsterdam

20 februari 1998

Nr. CNB/HM/98/1

Namens de minister van Verkeer en Waterstaat en het dagelijks bestuur van het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, besluit de havenmeester van Amsterdam als volgt.

Ingevolge art. 4, vierde lid, van het Vaststellingsbesluit van het Binnenvaartpolitiereglement wijst de minister van Verkeer en Waterstaat telkens marifoonkanalen aan in het kader van de communicatie te water in bepaalde gebieden. In vervolg daarop dient het plaatselijk bevoegd gezag marifoonblok-gebieden aan te wijzen ingevolge de Scheepvaartverkeerswet. Wanneer een schip zich bevindt in deze marifoonblokgebieden, moeten de gezagvoerders vervolgens hun communicatieapparatuur telkens afstemmen op bedoelde marifoonkanalen en daarop uitluisteren.

Het huidig marifoonblokgebied ’Amsterdam’ vormt één gebied waarin de marifooncommunicatie plaatsvindt via één simplexmarifoonkanaal (kanaal 14). Dit gebied strekt zich uit over een gedeelte van het Noordzeekanaal (rijkswater) en het IJ (gemeentewater), inclusief alle daarop uitkomende haven-bekkens en wateren, vanaf de Amerikahaven tot aan boei IJ 11 bij de Oranjesluizen. Vanwege de van kracht geworden zgn. Brussel Overeenkomst 1996 over de Radiotelefonie op de binnenwateren in Nederland, Duitsland, België, Luxemburg, Frankrijk en Zwitserland, is het voor het marifoonblokgebied ’Amsterdam’ niet meer toegestaan om voor de communicatie tussen schip en havenautoriteit gebruik te maken van het huidige VTS simplex marifoonkanaal 14.

De minister voor Verkeer en Waterstaat (Rijksdienst voor Radiocommunicatie) heeft inmiddels machtiging verleend voor het gebruik van een duplex marifoonkanaal (nr. 4) voor de spraakcommunicatie (schip en havenautoriteit). Kanaal 14 blijkt wel beschikbaar voor de administratieve informatie-uitwisseling. Radardekking is overigens (nog) niet aanwezig maar zal conform het beleid van de minister zo spoedig als mogelijk is worden gerealiseerd.

Het aanwijzen van marifoonblokgebieden geschiedt door het nemen van een verkeersbesluit resp. het aanbrengen van verkeerstekens ingevolge de Scheepvaartverkeerswet die - in dit geval - het gebod inhouden voor deelnemers aan het scheepvaartverkeer om zich via marifoon te melen op het aangegeven kanaal, zodat men het desbetreffende marifoonblokgebied binnen vaart. De plicht hiertoe vloeit mede voort uit het gestelde in art. 9.07 van het Binnenvaartpolitiereglement.

Overleg over dit verkeersbesluit heeft plaatsgevonden met de schippersorganisaties, verenigd in de Werkcommissie Binnenvaartbelangen Amsterdam.

De havenmeester,

Gezien het vorenstaande en gelet op art. 5 van de Scheepvaartverkeerswet en op het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer

besluit:

I in te trekken het besluit van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam van 30 september 1988 (nr. 986-1 AZ ’88), zoals gewijzigd bij besluit van 24 februari 1995 (95/1945) ter zake van het aanwijzen van marifoonblokgebied ’Amsterdam’ met kanaal 14.

II in te trekken het besluit van Burgemeester en Wethouders van Zaanstad van 25 oktober 1988 ter zake van het aanwijzen van de wateren van Zaanstad als vallend onder marifoonblokgebied ’Amsterdam’, kanaal 14.

III aan te wijzen het marifoonblokgebied ’Amsterdam’ door het plaatsen van gebodsborden B.11 (bijlage 7 Binnenvaartpolitiereglement) op adequate plaatsen, waarbij dit gebied de volgende delen omvat:

het deel van het Noordzeekanaal en het (afgesloten) IJ tussen kilometerraai 11,2 en 26,5, daarbij inbegrepen alle wateren behorende bij het havengebied van Amsterdam die daarop direct of indirect uitmonden en de Wim Thomassenhaven (gemeente Zaanstad) en met dien verstande dat dit besluit op Zijkanaal G geldt vanaf/tot de dr. J.M. Den Uylbrug, met inbegrip van de Dirk Metselaar-haven en de Isaac Baarthaven, en voor wat betreft de voorhaven van het Noordhollandsch kanaal vanaf/tot de kolk van de Willem I sluis en voor wat betreft het Oosterdok vanaf/tot de zuidzijde van de Oosterdokstoegang;

waarbij de marifooncommunicatie moet geschieden via blokkanaal 4, hetgeen op de borden tot uitdrukking wordt gebracht met een onderbord met de tekst ’Havendienst Amsterdam’.

IV voor het hele marifoongebied ’Amsterdam’ aan te wijzen blokkanaal 14 als nautisch informatiekanaal ten behoeve van de administratieve informatie-uitwisseling, zonder dit met borden aan te geven.

V alle huidige gebodstekens aanwezig in het in dit besluit aangewezen marifoonblokgebied met de aanduiding VHF 14 te verwijderen dan wel te gebruiken voor de aanduiding als genoemd in III;

VI te besluiten dat bovenstaande besluiten in werking treden op de eerste dag na bekendmaking met als datum van ingang 1 april 1998 om 12.00 uur.


Amsterdam, 20 februari 1998.
De minister van Verkeer en Waterstaat en het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied,
namens dezen,
de havenmeester van Amsterdam,
C. Oudendijk.

Mededelingen

Ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht kan tegen dit besluit schriftelijk een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet voor wat betreft het besluit voor rijkswater worden ingediend bij de hoofdingenieur-directeur in de directie Noord-Holland van het directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Postbus 3119, 2001 DC in Haarlem en voor wat betreft het besluit voor het overig watergebied bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaal, postbus 19406, 1000 GK Amsterdam.

Het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekend gemaakt (verzonden of uitgereikt). Het bezwaar moet worden ondertekend en dient ten minste te bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Naar boven