Aanwijzing marifoonblokgebied

Wijzigingsbesluit tot aanwijzing van een marifoonblokgebied nabij de Oranjesluizen op het Buiten-IJ en gedeelten van het Afgesloten-IJ en het Amsterdam-Rijnkanaal en het plaatsen van de daartoe benodigde verkeerstekens

24 februari 1998

Nr. NZK 98/736

De Minister van Verkeer en Waterstaat en het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied

overwegende:

a. dat bij beschikking van 24 februari 1995, nr. 95/1945, een marifoonblokgebied nabij de Oranjesluizen op het Buiten-IJ en gedeelten van het Afgesloten-IJ en het Amsterdam-Rijnkanaal is aangewezen alsmede de daartoe benodigde verkeerstekens zijn geplaatst;

b. dat medio maart 1998 het huidige marifoonkanaal ’VHF 74’ simplex, van het marifoonblokgebied ’Sector Schellingwoude’, gewijzigd zal worden in marifoonkanaal ’VHF 60’ duplex;

c. dat hiervan het gevolg is dat de binnen het genoemde marifoonblokgebied geplaatste verkeerstekens B. 11.b van bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) gewijzigd moeten worden van ’VHF 74’ in ’VHF 60’;

d. dat het vanwege de duidelijkheid gewenst is om de verkeerstekens nabij de sectorgrenzen te voorzien van het onderbord F. 3 van bijlage 7 van het BPR met de tekst ’Sector Schellingwoude’;

e. dat het voorts vanwege de duidelijkheid gewenst is om de verkeerstekens E. 11 van bijlage 7 van het BPR, welke zijn geplaatst bij de sectorgrenzen, te voorzien van het onderbord F. 3 van bijlage 7 van het BPR met de tekst ’Marifoonblokgebied’;

f. dat de Koninklijke Schippersvereniging ’Schuttevaer’, de KNWV en de ANWB (afdeling Watersport) bij brief van 30 januari 1998, nr. 98/235/ea, in de gelegenheid zijn gesteld om binnen 2 weken na genoemde datum te reageren op het voornemen om het marifoonkanaal te wijzigen en onderborden bij de verkeerstekens te plaatsen;

g. dat de Koninklijke Schippersvereniging ’Schuttevaer’, de KNWV en de ANWB (afdeling Watersport) van deze gelegenheid geen gebruik hebben gemaakt als gevolg waarvan geacht kan worden dat zij met het voornemen hebben ingestemd;

gelet op artikel 5 van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 4 van de Regeling marifooninstallaties 1995 (Stcrt. 190, 1995) en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

Besluiten:

te wijzigen het bij beschikking van 24 februari 1995, nr. 95/1945, genomen besluit en wel als volgt:

1. onderdeel I. van het besluit dient vervangen te worden door de volgende tekst:

’aan te wijzen het marifoonblokgebied ’Schellingwoude’, aan te duiden door het plaatsen van het gebodsteken B. 11.b (plaatselijk voorzien van het onderbord F.3 met tekst) van bijlage 7 van het BPR met de aanduiding ’VHF 60’ (inhoudende de verplichting gebruik te maken overeenkomstig de daartoe bij algemene regeling vastgestelde voorschriften, dan wel zich te melden op marifoonkanaal VHF 60) op de volgende plaatsen:

Afgesloten-IJ:

a. noordzijde kmr. 26.5 tussen het Johan van Hasseltkanaal Oost en de Ponthaven (met onderbord ’Sector Schellingwoude’);

b. zuidzijde kmr. 26.5 op de Sumatrakade (met onderbord ’Sector Schellingwoude’);

c. midden op een paal kmr. 26.5 die geplaatst is aan de zuidzijde van het hoofdvaarwater dwars van de onder a. genoemde plaats op een afstand van 350 meter vanaf de westelijke kop van het Johan van Hasseltkanaal Oost;

Amsterdam-Rijnkanaal:

op de oostelijke oever kmr. 2.6, [ 200 m. ten zuiden van de Zeeburgerbrug in de ringweg van de A10 ] (met onderbord ’Sector Schellingwoude’);

Buiten-IJ:

a. zuidzijde: kmr. 36.8, op de kop van de leidam (met onderbord ’Sector Schellingwoude’);

b. noordzijde: kmr. 36.8, op het vuurtoreneiland Hoek van ’t IJ (met onderbord ’Sector Schellingwoude’);

Oranjesluizen:

nabij de hoofden van de sluizen op de remming- en geleidewerken;

Overige:

a. nabij de brug in de verbindingsdam tussen de IJ- en de Ertshaven;

b. nabij het sluisje aan het worteleinde van de Nieuwe Entrepothaven (met onderbord ’Sector Schellingwoude’);

c. aan de monding van de Nieuwe Vaart nabij het Amsterdam-Rijnkanaal;’

2. onderdeel III. Van het besluit dient vervangen te worden door de volgende tekst:

’te plaatsen het aanwijzingsteken E. 11 (plaatselijk voorzien van een onderbord met tekst) van bijlage 7 van het BPR (inhoudende einde van het gebod als bedoeld onder I) op de volgende plaatsen:

Amsterdam-Rijnkanaal:

op de westelijke oever kmr. 2.6, [ 200 m. ten zuiden van de Zeeburgerbrug ] (met onderbord ’Marifoonblokkanaal’);

Buiten-IJ:

a. zuidzijde: kmr. 36.8, op de kop van de leidam (met onderbord ’Marifoonblokkanaal’);

b. noordzijde: kmr. 36.8, op het vuurtoreneiland Hoek van ’t IJ (met onderbord ’Marifoonblokkanaal’);

Overige:

a. nabij het sluisje aan het worteleinde van de Nieuwe Entrepothaven (met onderbord ’Marifoonblokkanaal’);

b. op het sluisje in de monding van de Nieuwe Vaart nabij de monding van het Amsterdam-Rijnkanaal (met onderbord ’Marifoonblokkanaal’);

3. dit besluit treedt in werking op 1 april 1998 om 12.00 uur.


IJmuiden, 24 februari 1998.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze,
a. de hoofdingenieur-directeur in de directie Noord-Holland van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat,
voor deze,
het hoofd van de dienstkring Noordzeekanaal,
J.W.M. van Maarschalkerweerd.
b. de hoofdingenieur-directeur in de directie Utrecht van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat,
J.P.A.J. Bevers.
Amsterdam, 24 februari 1998.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied,
de voorzitter,
namens deze,
C. Oudendijk, havenmeester.

Mededelingen

Bezwaar

Ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht kan tegen dit besluit een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de minister van Verkeer en Waterstaat en het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied en worden ingediend bij de hoofdingenieur-directeur in de directie Noord-Holland van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Postbus 3119, 2001 DC Haarlem.

Het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt (verzonden of uitgereikt). Voor de behandeling van het bezwaarschrift wordt geen griffiegeld geheven.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en dient tenminste te bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Indien een bezwaarschrift is ingediend is het mogelijk om daarnaast een verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen bij de president van de arrondissementsrechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het verzoekschrift zijn woonplaats heeft.

Van de indiener van een verzoekschrift voor het treffen van een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Omtrent de hoogte van het verschuldigde bedrag, de wijze waarop en de termijn waarbinnen u dat dient te betalen, kunt u zich in verbinding te stellen met de griffier van bovenbedoelde rechtbank.

Naar boven