Toepassing Wet Nationale ombudsman

21 december 1998

Nr. CW98/U62550

Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelezen de verzoekschriften van de bestuursorganen van de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg en van de hierna genoemde provincies en gemeenten;

Gelet op de artikelen 1b en 1c van de Wet Nationale ombudsman en de artikelen 2 en 3 van het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman;

Besluit:

Artikel 1

De Wet Nationale ombudsman is van toepassing op de bestuursorganen van de volgende rechtspersonen:

a. de waterschappen;

b. de provincies;

c. de gemeenten Apeldoorn, Beemster, Bernheze, Beverwijk, Breda, Brummen, Dantumadeel, Duiven, Enschede, Ermelo, Ferwerderadeel, Gaasterlân-Sleat, Gorinchem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Haren-karspel, Heusden, Katwijk, Langedijk, Leiderdorp, Lemsterland, Lisse, Losser, Middelharnis, Moerdijk, Nijkerk, Noordwijk, Oegstgeest, Reeuwijk, Roermond, Ruurlo, Schijndel, Steenwijk, Venlo, Voorschoten, Voorst en Weert.

Artikel 2

1. De volgende rechtspersonen zijn een vergoeding verschuldigd, genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman:

a. de waterschappen;

b. de provincies Groningen, Limburg, Overijssel en Zeeland;

c. de gemeenten Beemster, Bernheze, Beverwijk, Dantumadeel, Duiven, Enschede, Ermelo, Ferwerderadeel, Gaasterlân-Sleat, Gorinchem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heusden, Katwijk, Leiderdorp, Lemsterland, Lisse, Middelharnis, Moerdijk, Nijkerk, Reeuwijk, Ruurlo, Schijndel, Voorschoten, Voorst en Weert.

2. De volgende rechtspersonen zijn een vergoeding verschuldigd, genoemd in artikel 2, tweede lid, van het Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman:

a. de provincies Drenthe, Flevoland, Fryslân, Gelderland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland;

b. de gemeenten Apeldoorn, Breda, Brummen, Harenkarspel, Langedijk, Losser, Noordwijk, Oegstgeest, Roermond, Steenwijk en Venlo.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper.

Naar boven