Regeling OV-studentenkaart 1999-2002

«Wet personenvervoer»

10 december 1998

CDJZ/WJZ/98-1286

Centrale Directie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 27, eerste lid, van de Wet personenvervoer,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder OV-studentenkaart: vervoerbewijs voor degene aan wie een reisvoorziening als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder n, van de Wet op de studiefinanciering is toegekend.

Artikel 2

Het tarief van de OV-studentenkaart voor lokaal openbaar vervoer en interlokaal openbaar vervoer per metro, tram en bus bedraagt f 0,00.

Artikel 3

De OV-studentenkaart is in geheel Nederland geldig in het daarop vermelde tijdvak voor openbaar vervoer per metro, tram en bus.

Artikel 4

1. De houder van een OV-studentenkaart als bedoeld in artikel 2 van de Regeling OV-studentenkaart 1994, ontleent daaraan het recht op openbaar vervoer per metro, tram en bus overeenkomstig artikel 2.1, onderdeel a en b, van de overeenkomst inzake de OV-studentenkaart tussen de Staat en de openbaar vervoerbedrijven van 28 oktober 1993, zoals aangevuld bij overeenkomst van 15 juli 1994, gepubliceerd als bijlage bij de krachtens artikel 32e van de Wet op de studiefinan- ciering tot stand gekomen regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Stcrt. 1994, 202).

2. De houder van een OV-studentenkaart als bedoeld in artikel 2 van de Regeling OV-studentenkaart 1999, ontleent daaraan het recht op openbaar vervoer per metro, tram en bus overeenkomstig artikel 3.1, onderdeel a en b van de overeenkomst inzake de OV-studentenkaart, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Regeling OV-Studentenkaart 1999.

Artikel 5

Voor bussen waarvoor naast het nationaal tariefsysteem een toeslag is verschuldigd, is de houder van een OV-studentenkaart deze toeslag eveneens verschuldigd.

Artikel 6

De modellen van de OV-studentenkaart worden vastgesteld overeenkomstig de modellen die in de bijlagen bij deze regeling zijn opgenomen.

Artikel 7

1. Deze regeling treedt met uitzondering van bijlage 1 in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 1998. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2002.

2. Artikel 4, eerste lid, vervalt met ingang van 1 januari 1999.

3. Bijlage 1 treedt in werking met ingang van 1 januari 1999 en vervalt met ingang van 1 januari 2000.

4. Bijlage 2 vervalt met ingang van 1 januari 1999.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling OV-studentenkaart 1999-2002. Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos.

Toelichting

Deze regeling bevat de vaststelling van het tarief en de modellen van vervoerbewijzen voor het openbaar vervoer per metro, tram en bus voor studerenden voor de periode 1 november 1998 tot 1 januari 2002. Deze regeling vervangt de Regeling OV-studentenkaart 1997/1998 (Stcrt. 1997, 209). Onderhavige regeling strekt ertoe het model en tarief vast te stellen van de OV-studentenkaart, bedoeld in artikel 32a, eerste lid, onderdeel a van de Wet op de studiefinanciering, welke nader is uitgewerkt bij de Regeling OV-studentenkaart 1994 (Stcrt. 1994, 202) en, vanaf 1 januari 1999 bij de Regeling OV-studentenkaart 1999 (Stcrt. 1998, 207). De regeling legt tevens de aanspraken vast van houders van deze kaart op openbaar vervoer conform de overeenkomst van 24 oktober 1997 tussen de Staat en de gezamenlijke vervoerbedrijven over de OV-studentenkaart voor de periode 1 november 1998 tot 1 januari 1999 en de periode vanaf 1 januari 1999. Als gevolg van de in die overeenkomst gemaakte afspraken wijzigt de op het model vermelde geldingsduur. De OV-studentenkaart wordt voortaan, op grond van artikel 4 van de Regeling OV-studentenkaart 1999, jaarlijks verleend voor ten hoogste de periode 1 januari tot en met 31 december. In bijlage 1 van onderhavige regeling is het model en tarief van de OV-studentenkaart voor 1999 neergelegd. Daarnaast geeft deze regeling de juridische grondslag voor het model van de OV-studentenkaarten welke in de periode tussen 31 oktober 1997 en 1 november 1998 zijn verleend en waarvan de geldigheid op grond van een wijziging van de Regeling OV-Studentenkaart 1994 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Weten- schappen van 1 november 1998 tot 1 januari 1999 is verlengd (Stcrt. 1998, 207). In de week- en weekendformule zijn geen wijzigingen aangebracht zodat voor een nadere toelichting op deze regeling kan worden volstaan met een verwijzing naar de toelichting op de Regeling OV-studentenkaart voor het jaar 1995/1996 (Stcrt. 1995, 211).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos.

Bijlage 1

Bijlage 2

Naar boven