Wijziging regeling Bouwbesluit nieuwbouw 1998

25 november 1998

nr. MJZ 98115816

Centrale Directie Juridische Zaken Afdeling Wetgeving

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 22, 194, 406, 408 en 416 van het Bouwbesluit;

Besluit:

Artikel I

Artikel 3.15 van de regeling Bouwbesluit nieuwbouw 19981 komt te luiden:

Artikel 3.15

1. Waar in het Besluit voor te bouwen bouwwerken is verwezen naar NEN 5077, is bedoeld: NEN 5077, 1e druk, augustus 1991, inclusief wijzigingsblad NEN 5077/A1, mei 1997.

2. Waar in de artikelen 22, vierde lid, 194, vierde lid, 406, derde lid, en 408, derde lid, van het Besluit is verwezen naar NEN 5077, is bedoeld: NEN 5077, 1e druk, augustus 1991, inclusief wijzigingsblad NEN 5077/A1, mei 1997, zij het dat:

a. na onderdeel 2.2.20 een nieuwe begripsomschrijving wordt gelezen, luidende:

2.2.20.a onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie: Een niet geknikt deel van de uitwendige scheidingsconstructie. Elk onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie kan zijn opgebouwd uit meer dan één element. Onder een element wordt verstaan: een vlak (borstwering, metselwerk, raam), een ventilatievoorziening en kieren en naden.

b. Aan het slot van de titel van onderdeel 5.1 wordt gelezen:

(meetmethode).

c. Na onderdeel 5.1 wordt gelezen:

5.1.a Bepalingsmethode voor de geluidwering van de scheidingsconstructie (rekenmethode)

De geluidwering, GA, van de uitwendige scheidingsconstructie, mag als volgt worden berekend:

stcrt-1998-237-p12-SC16586-1.gifstcrt-1998-237-p12-SC16586-2.gifstcrt-1998-237-p12-SC16586-3.gifstcrt-1998-237-p12-SC16586-4.gif

d. in onderdeel 5.3.1.1, de tekst “Indien deze onderdelen een aaneengesloten geheel vormen en tegelijkertijd kunnen worden aangestraald bij plaatsing van de luidspreker volgens 9.3.2.1, moet dit geheel als een enkele uitwendige scheidingsconstructie worden beschouwd. Indien de onderdelen niet tegelijkertijd kunnen worden aangestraald moeten ze als afzonderlijke scheidingsconstructies worden beschouwd, waarbij van elk een afzonderlijke geluidwering wordt bepaald.”, wordt gelezen als volgt:

De onderdelen moeten als afzonderlijke scheidingsconstructies worden beschouwd waarbij van elk de afzonderlijke geluidwering wordt bepaald. Indien deze onderdelen een aangesloten geheel vormen, niet tegelijk kunnen worden aangestraald bij plaatsing van de geluidsbron volgens 9.3.2.1 én de geluidsbelasting op de onderdelen gelijk is, moeten deze onderdelen als een enkele uitwendige scheidingsconstructie beschouwd worden. Indien de onderdelen niet afzonderlijk kunnen worden aangestraald bij plaatsing van de geluidsbron volgens 9.3.2.1 moeten de onderdelen als een enkele uitwendige scheidingsconstructie worden beschouwd.;

e. in onderdeel 5.3.1.3, de tekst:

“- bij 1 bronpositie 11.3.1;

- bij 2 bronposities 11.3.2;” wordt gelezen als volgt:

- bij één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie 11.3.1

- bij meer dan één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie 11.3.2;.;

f. artikel 5.3.3, tabel 3 wordt aangevuld met de volgende herleidingsterm Cr:

stcrt-1998-237-p12-SC16586-5.gif

g. de tekst van artikel 5.3.4, wordt gelezen als volgt:

Bereken uit de eindresultaten van de bepalingen genoemd in 5.3.1, 5.3.2 en 5.3.3 voor de octaafbanden met middenfrequenties van 125, 250, 500, 1.000 en 2.000 Hz de partiële geluidwering (Gi) van de uitwendige scheidingsconstructie met behulp van formule (4a) ingeval gemeten is met een geluidsbron op 1 bronpositie en met behulp van formule (4b) ingeval de geluidwering voor meer dan één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie afzonderlijk wordt bepaald volgens 11.3.2 of met wegverkeerslawaai. De berekeningen moeten worden uitgevoerd met een afrondingsonnauwkeurigheid van ten hoogste 0,1 dB.

Een, ten opzichte van de gemeten (hoogste) geluidsbelasting, lagere waarde van de geluidsbelasting op een onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie wordt verdisconteerd in de correctiefactor CL.

CL wordt toegepast ten gevolge van de hoekafhankelijkheid van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (faßm). faßm en is afhankelijk van de momentane vliegtuigpositie die wordt beschreven door de hoeken a en ß. De horizontale hoek a is gedefinieerd als de hoek tussen de normaal op het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie en de verbindingslijn tussen het middelpunt van het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en de projectie van de vliegtuigpositie op het referentievlak. De verticale hoek ß is gedefinieerd als de hoek tussen de verbindingslijn tussen het middelpunt van het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en de vliegtuigpositie en de verbindingslijn tussen het middelpunt van het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en de projectie van de vliegtuigpositie op het referentievlak. faßm wordt op grond van metingen of berekeningen per luchtvaartterrein door de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie vastgesteld.

CL wordt per onderdeel j van de uitwendige scheidingsconstructie per procedure m bepaald uit:

stcrt-1998-237-p12-SC16586-6.gif

- 0,8 svoor leslokalen van scholen voor basisonderwijs, theorielokalen van scholen voor voortgezet onderwijs en theorielokalen van instellingen voor hoger of wetenschappelijk onderwijs;

- 0,5 s voor overige ruimten.

Bereken de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (GA) in dB(A) uit de waarden van de partiële geluidwering in octaafbanden volgens formule (4c) met een afrondingsonnauwkeurigheid van ten hoogste 0,1 dB.

stcrt-1998-237-p12-SC16586-7.gif

De herleidingswaarden Ci moeten op basis van de aard van het gebruikelijk aanwezige buitengeluid worden afgelezen uit tabel 4.

Indien de geluidwering (GA) van de uitwendige scheidingsconstructie het eindresultaat van de bepaling is, moet deze grootheid worden afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal. Als het niet afgeronde getal op een halve eenheid eindigt, moet dit worden afgerond op het dichtstbijzijnde even getal. Indien de waarde van de geluidwering wordt gebruikt in verdere berekeningen, mag geen afronding op een geheel getal plaatsvinden.

Indien de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie bepaald wordt uit de geluidwering van onderdelen van die uitwendige scheidingsconstructie, moet deze geluidwering als volgt berekend worden:

stcrt-1998-237-p12-SC16586-8.gif

hierin is GA;j de geluidwering GA van onderdeel j van de uitwendige scheidingsconstructie.;

Tabel 4 - Herleidingswaarden (Ci) voor verschillende soorten buitengeluid.

stcrt-1998-237-p12-SC16586-9.gif

h. na onderdeel 5.3.4 wordt gelezen:

5.3.4.a De LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten een woning of een gezondheidszorggebouw voor startend en landend vliegverkeer wordt berekend overeenkomstig de Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting, waarbij de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie onderscheiden naar startend en landend vliegverkeer (Lgevel;m) gelijk wordt gesteld aan 0 dB(A).

5.3.4.b De geluidwering, GA, van de uitwendige scheidingsconstructie, wordt als volgt berekend:

stcrt-1998-237-p12-SC16586-10.gif

LAeq;binnen;starten

= de LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een ruimte ten gevolge van startend vliegverkeer;

LAeq;buiten;starten

= de LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woning of het gezondheidszorggebouw ten gevolge van startend vliegverkeer als bedoeld in 5.3.4.a;

GA;starten

= de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A) bij startend vliegverkeer;

LAeq;binnen;landen

= de LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een ruimte ten gevolge van landend vliegverkeer;

LAeq;buiten;landen

= de LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woning of het gezondheidszorggebouw ten gevolge van landend vliegverkeer als bedoeld in 5.3.4.a;

GA;landen

= de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A) bij landend vliegverkeer.

i. in onderdeel 7.4.1, de zinsnede “een hoek van ± 20°” wordt gelezen als volgt:een hoek van ± 25°;

j. in onderdeel 9.3.2.1, onder a), de tekst “De afstand van deze positie tot het zwaartepunt van het verticale deel van de scheidingsconstructie moet ten minste gelijk zijn aan 3 maal de breedte van de scheidingsconstructie met een minimum van 10 m.” wordt gelezen als volgt:

De afstand van deze positie tot het zwaartepunt van het verticale deel van de scheidingsconstructie moet ten minste gelijk zijn aan 2 maal de breedte van de scheidingsconstructie met een minimum van 10 m.;

k. de tekst van onderdeel 9.3.2.1, onder c), wordt gelezen als volgt:

Indien het niveauverschil van de geluidsdruk moet worden bepaald over meer dan één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie, moet de geluidsbron voor ieder onderdeel worden geplaatst op een positie die voldoet aan de onder a) genoemde eisen en waarmee op andere, afzonderlijk te meten, onderdelen van de scheidingsconstructie een zo laag mogelijke geluidsbelasting ontstaat. Indien het niveau van de geluidsdruk voor een niet aangestraald onderdeel op de meetpositie, zoals aangegeven in 9.3.2.2 onder c), minder dan 5 dB lager is dan het niveau van de geluidsdruk voor het aangestraalde onderdeel op de meetpositie, zoals aangegeven in 9.3.2.2 onder a), b) of d), dan kunnen de geluidweringen van de onderdelen niet afzonderlijk gemeten worden.;

l. in onderdeel 9.3.2.1, onder d), de tekst “De afstand van deze positie tot het zwaartepunt van het (grootste) hellende deel moet ten minste gelijk zijn aan 3 maal de breedte van de gehele scheidingsconstructie, met een minimum van 10 m.” wordt gelezen als volgt:

De afstand van deze positie tot het zwaartepunt van het (grootste) hellende deel moet ten minste gelijk zijn aan 2 maal de breedte van de scheidingsconstructie met een minimum van 10 m.;

m. onderdeel 9.3.2.2, onder c), wordt gelezen als volgt:

Indien er sprake is van meting over meer dan één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie moeten, naast de posities genoemd onder a) en d), ook de niveaus van de geluidsdruk voor de niet aangestraalde onderdelen bepaald worden op een afstand van 0,5 m ± 0,1 m midden voor het betreffende onderdeel.;

n. onderdeel 9.3.2.2, onder e), eerste zin, wordt gelezen als volgt:

Indien, bij laag geplaatste geluidsbron, de uitwendige scheidingsconstructie voor 50% of meer hellend is uitgevoerd, moeten de meetposities voor het grootste hellende deel worden gekozen op een zodanige hoogte dat geluidsreflecties tegen het verticale deel van de uitwendige scheidingsconstructie de meetpositie niet kunnen bereiken, doch ten minste 1,2 m boven het vloerniveau van de ontvangruimte.;

o. na onderdeel 9.3.2.2, onder f), wordt gelezen:

g) Bij hooggeplaatste bron en een verticale scheidingsconstructie moet, in afwijking van het onder punt a) bepaalde, de hoogte van de microfoon zodanig gekozen worden dat reflecties afkomstig van de uitwendige scheidingsconstructie de microfoon bereiken (zie figuur 8b). De minimale hoogte van de microfoon bedraagt altijd 1,5 m boven maaiveld.

h) Bij hooggeplaatste bron en een hellende of horizontale scheidingsconstructie moet gemeten worden op één meetpositie, op een afstand van 2,5 m ± 0,1 m, gemeten loodrecht op het vlak voor de uitwendige scheidingsconstructie. Deze meetpositie wordt zodanig gekozen dat reflecties afkomstig van de uitwendige scheidingsconstructie de microfoon bereiken (zie figuur 8b).;

p. onderdeel 11.3.2, wordt gelezen als volgt:

Indien de geluidwering afzonderlijk voor meer dan één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie wordt bepaald, wordt de geluidsreductie van een onderdeel gecorrigeerd voor de overdracht via andere onderdelen volgens:

stcrt-1998-237-p12-SC16586-11.gif

waarin:

Lbu;na = het niveau van de geluidsdruk buiten voor het niet aangestraalde onderdeel op de meetpositie volgens 9.3.2.2 c);

Dna = de geluidsreductie Lbu - Lbi van het niet aangestraalde onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie..

3. Waar in de artikelen 22, vierde lid, laatste volzin, 194, vierde lid, laatste volzin, van het Besluit is verwezen naar NEN 5077, is bedoeld: onderdeel 5.3.4.b van die norm.

4. Waar in de artikelen 406, derde lid, en 408, derde lid, van het Besluit is verwezen naar NEN 5077, is bedoeld: NEN 5077, 1e druk, augustus 1991, inclusief wijzigingsblad NEN 5077/A1, mei 1997, zij het dat aan het slot van onderdeel 5.3.4 wordt gelezen:

Indien bij meerdere geluidbelaste onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie deze onderdelen niet gelijktijdig door een vliegtuig direct aangestraald kunnen worden, worden voor de correctiefactor CL de volgende waarden gehanteerd: CL=0 dB voor de onderdelen waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn geluidsbron - onderdeel en de normaal op het onderdeel kleiner dan of gelijk is aan 70°; CL=3 dB voor de onderdelen waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn geluidsbron - onderdeel en de normaal op het onderdeel groter is dan 70° maar kleiner dan of gelijk is aan 90° en CL=8 dB voor de onderdelen waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn geluidsbron - onderdeel en de normaal op het onderdeel groter is dan 90°. De geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie GA is de laagste van de te berekenen geluidwering bij mogelijke combinaties van direct en niet direct aangestraalde onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie.

Voor het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie dat het verst van het gemiddelde grondpad is verwijderd, wordt CL = 8 dB gehanteerd, indien de hoek tussen het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie en het gemiddelde grondpad kleiner is dan 30°.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1999.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 november 1998.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.W. Remkes.

1 Stcr 1998, nr 112.

Toelichting

I. Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de regeling Bouwbesluit nieuwbouw 1998 en hangt samen met het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake geluidwering structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer en enige dubo-maatregelen. In dat besluit is het Bouwbesluit in overeenstemming gebracht de wijziging van de Luchtvaartwet inzake structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer. Meer in het bijzonder is het Bouwbesluit afgestemd op de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997. Als gevolg van die afstemming behoeft ook NEN 5077, waarin de bepalingsmethode voor de karakteristieke geluidwering is beschreven, aanpassing. Aan het NNI is gevraagd haar normblad daarop aan te passen. Tot zolang niet in die aanpassing is voorzien zijn die herziene voorschriften opgenomen als nader voorschrift bij de toepassing van NEN 5077, genomen op basis van artikel 416 van het Bouwbesluit. Deze regeling voorziet in bedoeld nader voorschrift.

2. Notificatie

De ontwerp-regeling is op 12 augustus 1998 ter notificatie aangemeld bij de Europese Commissie (notificatienummer 98/0342/NL). De ontwerp-regeling is ingevolge de op 15 april 1994 te Marrakech gesloten Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie.

Er zijn geen reacties binnengekomen die hebben geleid tot aanpassing van de ontwerp-regeling.

II. Artikelsgewijs

In artikel I zijn de nadere voorschriften opgenomen voor de bepaling van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in het kader van de Ke en LAeq-geluidsisolatie.

De bepaling van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie dient plaats te vinden door middel van meting. Door middel van berekening kan worden bepaald of bij toepassing van de meetmethode aan het voorschrift zal zijn voldaan.

De geluidwering wordt bepaald van de uitwendige scheidingsconstructie. De uitwendige scheidingsconstructie is echter opgedeeld in onderdelen. Onderdelen zijn over het algemeen gevelvlakken die onder een hoek met elkaar zijn geplaatst. Onderdelen met een gelijke waarde voor de correctiefactor CL mogen voor wat de berekening betreft als één onderdeel worden gezien. Onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie worden weer onderverdeeld in elementen. Berekeningen worden uitgevoerd op het niveau van elementen. Om duidelijkheid omtrent deze terminologie te geven is onderdeel 2.2.20a aan het normblad toegevoegd.

In onderdeel 5.1 van NEN 5077 is de berekeningsmethode gegeven die in het kader van het Bouwbesluit mag worden toegepast.

Op grond van het Bouwbesluit ter uitvoering van artikel 25, vijfde lid, van de Luchtvaartwet is een eis gesteld aan de karakteristieke LAeq geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, bestemd voor het overnachten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een spectrum voor startend en landend vliegverkeer. Hierdoor dient de LAeq geluidsbelasting in dB(A) in een ruimte afzonderlijk bepaald te worden voor startend en landend vliegverkeer en dienen vervolgens deze niveaus energetisch bij elkaar opgeteld te worden. De LAeq geluidsbelasting binnen een ruimte ten gevolge van startend respectievelijk landend vliegverkeer volgt uit het verschil tussen de LAeq geluidsbelasting buiten de ruimte ten gevolge van startend respectievelijk landend vliegverkeer en de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie voor startend respectievelijk landend vliegverkeer. Dit is tot uitdrukking gebracht in onderdeel 5.1.a van NEN 5077.

In onderdeel 5.1.b is aangegeven dat de LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten een ruimte, onderscheiden naar startend en landend vliegverkeer, mede wordt berekend overeenkomstig de Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting. Deze geluidsbelastingen zijn primair bedoeld om de LAeq geluidsbelasting binnen een ruimte te berekenen ten behoeve van de bepaling van de LAeq 26 dB(A) geluidszone, waarbij standaardwaarden voor de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, onderscheiden naar startend en landend vliegverkeer, worden gehanteerd. De Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting kan ook gebruikt worden om de LAeq geluidsbelasting buiten een ruimte te berekenen door de geluidwering GA, onderscheiden naar startend en landend vliegverkeer, gelijk aan 0 te stellen. Er is in onderdeel 5.1.a immers verder gerekend met de feitelijke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van de desbetreffende ruimte. In de praktijk zal de bepaling van de LAeq geluidsbelasting ter plaatse van een woning of een gezondheidszorggebouw volgen uit interpolatie tussen contourlijnen, onderscheiden naar startend en landend vliegverkeer.

Bij de rekenregels van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie als gegeven in onderdeel 5.1.c van NEN 5077, is gebruik gemaakt van gegevens uit “Herziening rekenmethode geluidwering gevels, publicatie nr. 112 van het ministerie van VROM, 1989”. De berekening wordt uitgevoerd in octaafbanden. Berekening in dB(A) is echter ook mogelijk mits de rekenwaarde van de luchtgeluidsisolatie Rj in dB(A) op basis van het juiste referentie-geluidsspectrum gehanteerd wordt. De formule in onderdeel 2° levert dan direct de geluidwering van onderdeel j in dB(A) op.

De te hanteren correctiefactor CL is specifiek voor vliegtuiggeluid en is nader uitgewerkt in onderdeel 5.1.d van NEN 5077.

Een onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie kan bestaan uit verschillende elementen: vlakken, kieren en naden en ventilatievoorzieningen. In de formule in onderdeel 3° zijn de bijdragen van deze elementen aan de luchtgeluidsisolatiewaarde beschreven. Als er sprake is van verschillende kieren, naden of ventilatievoorzieningen moeten deze hier nog aan toegevoegd worden. Kieren zijn aansluitingen tussen constructies die ten opzichte van elkaar moeten kunnen bewegen (b.v. draairamen); naden zijn aansluitingen tussen constructie-onderdelen die niet ten opzichte van elkaar behoren te bewegen (bijvoorbeeld aansluiting kozijn-metselwerk). Voor nadere informatie t.a.v. de toe te passen kierkwaliteit wordt verwezen naar genoemde VROMpublicatie. Bij plaatsing van ventilatievoorzieningen in twee- of drievlakshoeken wordt de geluidsisolatie van ventilatievoorzieningen negatief beïnvloed door de aanwezigheid van deze reflecterende vlakken. Hiervoor dient gecorrigeerd te worden, zoals in bovenvermelde publicatie is aangegeven. Indien gerekend wordt met A-gewogen invoergrootheden in plaats van met een berekening in octaafbanden dient deze (frequentie-afhankelijke) correctie in de A-gewogen geluidsisolatiewaarde van de ventilatievoorziening verwerkt te worden.

Bij toepassing van laboratoriumwaarden voor de rekenwaarde van de luchtgeluidsisolatiewaarde van vlakken en het geluidsniveauverschil van ventilatievoorzieningen dient in de praktijk rekening gehouden te worden met spreiding ten gevolge van productvariatie, aansluitingen in de praktijk, afwijkende afmetingen en dergelijke. In onderdeel 4° is aangegeven dat dit wordt verdisconteerd door de laboratoriumwaarden met 2 dB te verlagen. In plaats van laboratoriumwaarden mogen ook algemeen gehanteerde waarden, bijvoorbeeld uit genoemde VROM-publicatie, gehanteerd worden. Hierbij mag er van worden uitgegaan dat de verlaging met 2 dB in verband met spreiding reeds in deze getalswaarden is verwerkt.

In onderdeel 5° is zowel gesommeerd over het aantal onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie als over de octaafbanden. Indien de berekening wordt uitgevoerd met de A-gewogen geluidwering, zal deze laatste sommatie over i = 1 t/m 5 vervallen.

Onderdeel 5.1.d van NEN 5077 geeft het niet of in mindere mate optreden van een verminderde geluidsbelasting door de structuur van het gebouw aan. Onder dit onderdeel is een verdere invulling gegeven van de te hanteren spectra voor startend en landend vliegverkeer en de te hanteren referentienagalmtijd voor de verschillende ruimten.

In de onderdelen d tot en met p is aangegeven welke nadere voorschriften gelden bij de bepaling van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie door middel van meting. Onder de GA, zoals deze in NEN 5077 is genoemd, wordt de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie verstaan, zoals die in deze regeling is gedefinieerd.

De bepalingen onder d, e en p hebben betrekking op het afzonderlijk aanstralen en bepalen van de geluidwering van onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie, ten einde een correctiefactor CL per onderdeel te kunnen hanteren. Onderdeel f geeft het niet of in mindere mate optreden van een verminderde geluidsbelasting door de structuur van het gebouw aan. Onder g is een verdere invulling gegeven van de te hanteren spectra voor startend en landend vliegverkeer en de te hanteren referentienagalmtijd voor de verschillende ruimten. Onder i tot en met o is de vermindering verdisconteerd van de minimale afstand tussen geluidsbron en scheidingsconstructie om praktische redenen (afmetingen hoogwerker).

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.W. Remkes.

Naar boven