De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op de artikelen 22, 194, 406, 408 en 416 van het Bouwbesluit;
Besluit:
Artikel I
Artikel 3.15 van de regeling Bouwbesluit nieuwbouw 19981 komt
te luiden:
Artikel 3.15
1. Waar in het Besluit voor te bouwen bouwwerken is verwezen naar NEN
5077, is bedoeld: NEN 5077, 1e druk, augustus 1991, inclusief wijzigingsblad
NEN 5077/A1, mei 1997.
2. Waar in de artikelen 22, vierde lid, 194, vierde lid, 406, derde lid,
en 408, derde lid, van het Besluit is verwezen naar NEN 5077, is bedoeld:
NEN 5077, 1e druk, augustus 1991, inclusief wijzigingsblad NEN 5077/A1, mei
1997, zij het dat:
a. na onderdeel 2.2.20 een nieuwe begripsomschrijving wordt gelezen, luidende:
2.2.20.a onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie:
Een niet geknikt deel van de uitwendige scheidingsconstructie. Elk onderdeel
van de uitwendige scheidingsconstructie kan zijn opgebouwd uit meer dan één
element. Onder een element wordt verstaan: een vlak (borstwering, metselwerk,
raam), een ventilatievoorziening en kieren en naden.
b. Aan het slot van de titel van onderdeel 5.1 wordt gelezen:
(meetmethode).
c. Na onderdeel 5.1 wordt gelezen:
5.1.a Bepalingsmethode voor de geluidwering van de scheidingsconstructie
(rekenmethode)
De geluidwering, GA, van de uitwendige scheidingsconstructie,
mag als volgt worden berekend:
d. in onderdeel 5.3.1.1, de tekst “Indien deze onderdelen een aaneengesloten
geheel vormen en tegelijkertijd kunnen worden aangestraald bij plaatsing van
de luidspreker volgens 9.3.2.1, moet dit geheel als een enkele uitwendige
scheidingsconstructie worden beschouwd. Indien de onderdelen niet tegelijkertijd
kunnen worden aangestraald moeten ze als afzonderlijke scheidingsconstructies
worden beschouwd, waarbij van elk een afzonderlijke geluidwering wordt bepaald.”,
wordt gelezen als volgt:
De onderdelen moeten als afzonderlijke scheidingsconstructies worden beschouwd
waarbij van elk de afzonderlijke geluidwering wordt bepaald. Indien deze onderdelen
een aangesloten geheel vormen, niet tegelijk kunnen worden aangestraald bij
plaatsing van de geluidsbron volgens 9.3.2.1 én de geluidsbelasting
op de onderdelen gelijk is, moeten deze onderdelen als een enkele uitwendige
scheidingsconstructie beschouwd worden. Indien de onderdelen niet afzonderlijk
kunnen worden aangestraald bij plaatsing van de geluidsbron volgens 9.3.2.1
moeten de onderdelen als een enkele uitwendige scheidingsconstructie worden
beschouwd.;
e. in onderdeel 5.3.1.3, de tekst:
“- bij 1 bronpositie 11.3.1;
- bij 2 bronposities 11.3.2;” wordt gelezen als volgt:
- bij één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie
11.3.1
- bij meer dan één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie
11.3.2;.;
f. artikel 5.3.3, tabel 3 wordt aangevuld met de volgende herleidingsterm Cr:
g. de tekst van artikel 5.3.4, wordt gelezen als volgt:
Bereken uit de eindresultaten van de bepalingen genoemd in 5.3.1, 5.3.2
en 5.3.3 voor de octaafbanden met middenfrequenties van 125, 250, 500, 1.000
en 2.000 Hz de partiële geluidwering (Gi) van de uitwendige scheidingsconstructie
met behulp van formule (4a) ingeval gemeten is met een geluidsbron op 1 bronpositie
en met behulp van formule (4b) ingeval de geluidwering voor meer dan één
onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie afzonderlijk wordt bepaald
volgens 11.3.2 of met wegverkeerslawaai. De berekeningen moeten worden uitgevoerd
met een afrondingsonnauwkeurigheid van ten hoogste 0,1 dB.
Een, ten opzichte van de gemeten (hoogste) geluidsbelasting, lagere waarde
van de geluidsbelasting op een onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie
wordt verdisconteerd in de correctiefactor CL.
CL wordt toegepast ten gevolge van de hoekafhankelijkheid van
de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (faßm).
faßm en is afhankelijk van de momentane vliegtuigpositie
die wordt beschreven door de hoeken a en ß. De horizontale hoek a is
gedefinieerd als de hoek tussen de normaal op het onderdeel van de uitwendige
scheidingsconstructie en de verbindingslijn tussen het middelpunt van het
onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en
de projectie van de vliegtuigpositie op het referentievlak. De verticale hoek ß
is gedefinieerd als de hoek tussen de verbindingslijn tussen het middelpunt
van het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak
en de vliegtuigpositie en de verbindingslijn tussen het middelpunt van het
onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie in het referentievlak en
de projectie van de vliegtuigpositie op het referentievlak. faßm wordt op grond van metingen of berekeningen per luchtvaartterrein door
de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Defensie vastgesteld.
CL wordt per onderdeel j van de uitwendige scheidingsconstructie
per procedure m bepaald uit:
- 0,8 svoor leslokalen van scholen voor basisonderwijs, theorielokalen
van scholen voor voortgezet onderwijs en theorielokalen van instellingen voor
hoger of wetenschappelijk onderwijs;
- 0,5 s voor overige ruimten.
Bereken de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (GA) in dB(A) uit de waarden van de partiële geluidwering in octaafbanden
volgens formule (4c) met een afrondingsonnauwkeurigheid van ten hoogste 0,1
dB.
De herleidingswaarden Ci moeten op basis van de aard van het
gebruikelijk aanwezige buitengeluid worden afgelezen uit tabel 4.
Indien de geluidwering (GA) van de uitwendige scheidingsconstructie
het eindresultaat van de bepaling is, moet deze grootheid worden afgerond
op het dichtstbijzijnde gehele getal. Als het niet afgeronde getal op een
halve eenheid eindigt, moet dit worden afgerond op het dichtstbijzijnde even
getal. Indien de waarde van de geluidwering wordt gebruikt in verdere berekeningen,
mag geen afronding op een geheel getal plaatsvinden.
Indien de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie bepaald
wordt uit de geluidwering van onderdelen van die uitwendige scheidingsconstructie,
moet deze geluidwering als volgt berekend worden:
hierin is GA;j de geluidwering GA van onderdeel
j van de uitwendige scheidingsconstructie.;
Tabel 4 - Herleidingswaarden (Ci) voor verschillende
soorten buitengeluid.
h. na onderdeel 5.3.4 wordt gelezen:
5.3.4.a De LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten
een woning of een gezondheidszorggebouw voor startend en landend vliegverkeer
wordt berekend overeenkomstig de Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting,
waarbij de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie onderscheiden
naar startend en landend vliegverkeer (Lgevel;m) gelijk
wordt gesteld aan 0 dB(A).
5.3.4.b De geluidwering, GA, van de uitwendige scheidingsconstructie,
wordt als volgt berekend:
LAeq;binnen;starten
= de LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een ruimte
ten gevolge van startend vliegverkeer;
LAeq;buiten;starten
= de LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woning
of het gezondheidszorggebouw ten gevolge van startend vliegverkeer als bedoeld
in 5.3.4.a;
GA;starten
= de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A) bij
startend vliegverkeer;
LAeq;binnen;landen
= de LAeq geluidsbelasting in dB(A) binnen een ruimte
ten gevolge van landend vliegverkeer;
LAeq;buiten;landen
= de LAeq geluidsbelasting in dB(A) buiten de woning
of het gezondheidszorggebouw ten gevolge van landend vliegverkeer als bedoeld
in 5.3.4.a;
GA;landen
= de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A) bij
landend vliegverkeer.
i. in onderdeel 7.4.1, de zinsnede “een hoek van ± 20°”
wordt gelezen als volgt:een hoek van ± 25°;
j. in onderdeel 9.3.2.1, onder a), de tekst “De afstand van deze
positie tot het zwaartepunt van het verticale deel van de scheidingsconstructie
moet ten minste gelijk zijn aan 3 maal de breedte van de scheidingsconstructie
met een minimum van 10 m.” wordt gelezen als volgt:
De afstand van deze positie tot het zwaartepunt van het verticale deel
van de scheidingsconstructie moet ten minste gelijk zijn aan 2 maal de breedte
van de scheidingsconstructie met een minimum van 10 m.;
k. de tekst van onderdeel 9.3.2.1, onder c), wordt gelezen als volgt:
Indien het niveauverschil van de geluidsdruk moet worden bepaald over
meer dan één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie,
moet de geluidsbron voor ieder onderdeel worden geplaatst op een positie die
voldoet aan de onder a) genoemde eisen en waarmee op andere, afzonderlijk
te meten, onderdelen van de scheidingsconstructie een zo laag mogelijke geluidsbelasting
ontstaat. Indien het niveau van de geluidsdruk voor een niet aangestraald
onderdeel op de meetpositie, zoals aangegeven in 9.3.2.2 onder c), minder
dan 5 dB lager is dan het niveau van de geluidsdruk voor het aangestraalde
onderdeel op de meetpositie, zoals aangegeven in 9.3.2.2 onder a), b) of d),
dan kunnen de geluidweringen van de onderdelen niet afzonderlijk gemeten worden.;
l. in onderdeel 9.3.2.1, onder d), de tekst “De afstand van deze
positie tot het zwaartepunt van het (grootste) hellende deel moet ten minste
gelijk zijn aan 3 maal de breedte van de gehele scheidingsconstructie, met
een minimum van 10 m.” wordt gelezen als volgt:
De afstand van deze positie tot het zwaartepunt van het (grootste) hellende
deel moet ten minste gelijk zijn aan 2 maal de breedte van de scheidingsconstructie
met een minimum van 10 m.;
m. onderdeel 9.3.2.2, onder c), wordt gelezen als volgt:
Indien er sprake is van meting over meer dan één onderdeel
van de uitwendige scheidingsconstructie moeten, naast de posities genoemd
onder a) en d), ook de niveaus van de geluidsdruk voor de niet aangestraalde
onderdelen bepaald worden op een afstand van 0,5 m ± 0,1 m midden voor
het betreffende onderdeel.;
n. onderdeel 9.3.2.2, onder e), eerste zin, wordt gelezen als volgt:
Indien, bij laag geplaatste geluidsbron, de uitwendige scheidingsconstructie
voor 50% of meer hellend is uitgevoerd, moeten de meetposities voor
het grootste hellende deel worden gekozen op een zodanige hoogte dat geluidsreflecties
tegen het verticale deel van de uitwendige scheidingsconstructie de meetpositie
niet kunnen bereiken, doch ten minste 1,2 m boven het vloerniveau van de ontvangruimte.;
o. na onderdeel 9.3.2.2, onder f), wordt gelezen:
g) Bij hooggeplaatste bron en een verticale scheidingsconstructie moet,
in afwijking van het onder punt a) bepaalde, de hoogte van de microfoon zodanig
gekozen worden dat reflecties afkomstig van de uitwendige scheidingsconstructie
de microfoon bereiken (zie figuur 8b). De minimale hoogte van de microfoon
bedraagt altijd 1,5 m boven maaiveld.
h) Bij hooggeplaatste bron en een hellende of horizontale scheidingsconstructie
moet gemeten worden op één meetpositie, op een afstand van 2,5
m ± 0,1 m, gemeten loodrecht op het vlak voor de uitwendige scheidingsconstructie.
Deze meetpositie wordt zodanig gekozen dat reflecties afkomstig van de uitwendige
scheidingsconstructie de microfoon bereiken (zie figuur 8b).;
p. onderdeel 11.3.2, wordt gelezen als volgt:
Indien de geluidwering afzonderlijk voor meer dan één onderdeel
van de uitwendige scheidingsconstructie wordt bepaald, wordt de geluidsreductie
van een onderdeel gecorrigeerd voor de overdracht via andere onderdelen volgens:
waarin:
Lbu;na = het niveau van de geluidsdruk buiten voor
het niet aangestraalde onderdeel op de meetpositie volgens 9.3.2.2 c);
Dna = de geluidsreductie Lbu
- Lbi van het niet aangestraalde onderdeel van de uitwendige
scheidingsconstructie..
3. Waar in de artikelen 22, vierde lid, laatste volzin, 194, vierde lid,
laatste volzin, van het Besluit is verwezen naar NEN 5077, is bedoeld: onderdeel
5.3.4.b van die norm.
4. Waar in de artikelen 406, derde lid, en 408, derde lid, van het Besluit
is verwezen naar NEN 5077, is bedoeld: NEN 5077, 1e druk, augustus 1991, inclusief
wijzigingsblad NEN 5077/A1, mei 1997, zij het dat aan het slot van onderdeel
5.3.4 wordt gelezen:
Indien bij meerdere geluidbelaste onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie
deze onderdelen niet gelijktijdig door een vliegtuig direct aangestraald kunnen
worden, worden voor de correctiefactor CL de volgende waarden gehanteerd:
CL=0 dB voor de onderdelen waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn
geluidsbron - onderdeel en de normaal op het onderdeel kleiner dan of gelijk
is aan 70°; CL=3 dB voor de onderdelen waarvoor de hoek tussen
de verbindingslijn geluidsbron - onderdeel en de normaal op het onderdeel
groter is dan 70° maar kleiner dan of gelijk is aan 90° en CL=8 dB voor de onderdelen waarvoor de hoek tussen de verbindingslijn
geluidsbron - onderdeel en de normaal op het onderdeel groter is dan 90°.
De geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie GA is de
laagste van de te berekenen geluidwering bij mogelijke combinaties van direct
en niet direct aangestraalde onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie.
Voor het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie dat het verst
van het gemiddelde grondpad is verwijderd, wordt CL = 8 dB gehanteerd,
indien de hoek tussen het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie
en het gemiddelde grondpad kleiner is dan 30°.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1999.
Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Deze regeling strekt tot wijziging van de regeling Bouwbesluit nieuwbouw
1998 en hangt samen met het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit inzake
geluidwering structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer en enige dubo-maatregelen.
In dat besluit is het Bouwbesluit in overeenstemming gebracht de wijziging
van de Luchtvaartwet inzake structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer.
Meer in het bijzonder is het Bouwbesluit afgestemd op de Regeling geluidwerende
voorzieningen 1997. Als gevolg van die afstemming behoeft ook NEN 5077, waarin
de bepalingsmethode voor de karakteristieke geluidwering is beschreven, aanpassing.
Aan het NNI is gevraagd haar normblad daarop aan te passen. Tot zolang niet
in die aanpassing is voorzien zijn die herziene voorschriften opgenomen als
nader voorschrift bij de toepassing van NEN 5077, genomen op basis van artikel
416 van het Bouwbesluit. Deze regeling voorziet in bedoeld nader voorschrift.
De ontwerp-regeling is op 12 augustus 1998 ter notificatie aangemeld bij
de Europese Commissie (notificatienummer 98/0342/NL). De ontwerp-regeling
is ingevolge de op 15 april 1994 te Marrakech gesloten Overeenkomst inzake
technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) tevens gemeld aan het Secretariaat
van de Wereld Handelsorganisatie.
Er zijn geen reacties binnengekomen die hebben geleid tot aanpassing van
de ontwerp-regeling.
In artikel I zijn de nadere voorschriften opgenomen voor de bepaling van
de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in het kader van de
Ke en LAeq-geluidsisolatie.
De bepaling van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie
dient plaats te vinden door middel van meting. Door middel van berekening
kan worden bepaald of bij toepassing van de meetmethode aan het voorschrift
zal zijn voldaan.
De geluidwering wordt bepaald van de uitwendige scheidingsconstructie.
De uitwendige scheidingsconstructie is echter opgedeeld in onderdelen. Onderdelen
zijn over het algemeen gevelvlakken die onder een hoek met elkaar zijn geplaatst.
Onderdelen met een gelijke waarde voor de correctiefactor CL
mogen voor wat de berekening betreft als één onderdeel worden
gezien. Onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie worden weer onderverdeeld
in elementen. Berekeningen worden uitgevoerd op het niveau van elementen.
Om duidelijkheid omtrent deze terminologie te geven is onderdeel 2.2.20a aan
het normblad toegevoegd.
In onderdeel 5.1 van NEN 5077 is de berekeningsmethode gegeven die in
het kader van het Bouwbesluit mag worden toegepast.
Op grond van het Bouwbesluit ter uitvoering van artikel 25, vijfde lid,
van de Luchtvaartwet is een eis gesteld aan de karakteristieke LAeq geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een
verblijfsgebied, bestemd voor het overnachten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt
in een spectrum voor startend en landend vliegverkeer. Hierdoor dient de LAeq geluidsbelasting in dB(A) in een ruimte afzonderlijk
bepaald te worden voor startend en landend vliegverkeer en dienen vervolgens
deze niveaus energetisch bij elkaar opgeteld te worden. De LAeq geluidsbelasting binnen een ruimte ten gevolge van startend respectievelijk
landend vliegverkeer volgt uit het verschil tussen de LAeq
geluidsbelasting buiten de ruimte ten gevolge van startend respectievelijk
landend vliegverkeer en de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie
voor startend respectievelijk landend vliegverkeer. Dit is tot uitdrukking
gebracht in onderdeel 5.1.a van NEN 5077.
Bij de rekenregels van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie
als gegeven in onderdeel 5.1.c van NEN 5077, is gebruik gemaakt van gegevens
uit “Herziening rekenmethode geluidwering gevels, publicatie nr. 112
van het ministerie van VROM, 1989”. De berekening wordt uitgevoerd in
octaafbanden. Berekening in dB(A) is echter ook mogelijk mits de rekenwaarde
van de luchtgeluidsisolatie Rj in dB(A) op basis van
het juiste referentie-geluidsspectrum gehanteerd wordt. De formule in onderdeel
2° levert dan direct de geluidwering van onderdeel j in dB(A)
op.
Een onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie kan bestaan uit
verschillende elementen: vlakken, kieren en naden en ventilatievoorzieningen.
In de formule in onderdeel 3° zijn de bijdragen van deze elementen aan
de luchtgeluidsisolatiewaarde beschreven. Als er sprake is van verschillende
kieren, naden of ventilatievoorzieningen moeten deze hier nog aan toegevoegd
worden. Kieren zijn aansluitingen tussen constructies die ten opzichte van
elkaar moeten kunnen bewegen (b.v. draairamen); naden zijn aansluitingen tussen
constructie-onderdelen die niet ten opzichte van elkaar behoren te bewegen
(bijvoorbeeld aansluiting kozijn-metselwerk). Voor nadere informatie t.a.v.
de toe te passen kierkwaliteit wordt verwezen naar genoemde VROMpublicatie.
Bij plaatsing van ventilatievoorzieningen in twee- of drievlakshoeken wordt
de geluidsisolatie van ventilatievoorzieningen negatief beïnvloed door
de aanwezigheid van deze reflecterende vlakken. Hiervoor dient gecorrigeerd
te worden, zoals in bovenvermelde publicatie is aangegeven. Indien gerekend
wordt met A-gewogen invoergrootheden in plaats van met een berekening in octaafbanden
dient deze (frequentie-afhankelijke) correctie in de A-gewogen geluidsisolatiewaarde
van de ventilatievoorziening verwerkt te worden.
Bij toepassing van laboratoriumwaarden voor de rekenwaarde van de luchtgeluidsisolatiewaarde
van vlakken en het geluidsniveauverschil van ventilatievoorzieningen dient
in de praktijk rekening gehouden te worden met spreiding ten gevolge van productvariatie,
aansluitingen in de praktijk, afwijkende afmetingen en dergelijke. In onderdeel
4° is aangegeven dat dit wordt verdisconteerd door de laboratoriumwaarden
met 2 dB te verlagen. In plaats van laboratoriumwaarden mogen ook algemeen
gehanteerde waarden, bijvoorbeeld uit genoemde VROM-publicatie, gehanteerd
worden. Hierbij mag er van worden uitgegaan dat de verlaging met 2 dB in verband
met spreiding reeds in deze getalswaarden is verwerkt.
In onderdeel 5° is zowel gesommeerd over het aantal onderdelen van
de uitwendige scheidingsconstructie als over de octaafbanden. Indien de berekening
wordt uitgevoerd met de A-gewogen geluidwering, zal deze laatste sommatie
over i = 1 t/m 5 vervallen.
Onderdeel 5.1.d van NEN 5077 geeft het niet of in mindere mate optreden
van een verminderde geluidsbelasting door de structuur van het gebouw aan.
Onder dit onderdeel is een verdere invulling gegeven van de te hanteren spectra
voor startend en landend vliegverkeer en de te hanteren referentienagalmtijd
voor de verschillende ruimten.
In de onderdelen d tot en met p is aangegeven welke nadere voorschriften
gelden bij de bepaling van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie
door middel van meting. Onder de GA, zoals deze in NEN 5077 is
genoemd, wordt de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie verstaan,
zoals die in deze regeling is gedefinieerd.
De bepalingen onder d, e en p hebben betrekking op het afzonderlijk aanstralen
en bepalen van de geluidwering van onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie,
ten einde een correctiefactor CL per onderdeel te kunnen
hanteren. Onderdeel f geeft het niet of in mindere mate optreden van een verminderde
geluidsbelasting door de structuur van het gebouw aan. Onder g is een verdere
invulling gegeven van de te hanteren spectra voor startend en landend vliegverkeer
en de te hanteren referentienagalmtijd voor de verschillende ruimten. Onder
i tot en met o is de vermindering verdisconteerd van de minimale afstand tussen
geluidsbron en scheidingsconstructie om praktische redenen (afmetingen hoogwerker).