Aanwijzing Fochteloërveen als speciale beschermingszone
30 november 1998
Nr. DN. 1998521
Directie Natuurbeheer
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Besluit:
Artikel 1
1. Als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, eerste lid, van de richtlijn nr. 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Pb. EG L 103) wordt aangewezen:
het op bijbehorende kaart aangegeven gebied, bekend onder de naam ’Fochteloërveen’.
2. De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een toelichtende nota en een kaart, welke deel uitmaken van deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze beschikking zal, met uitzondering van toelichtende nota en de kaart, met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlage en de toelichtende nota worden ter inzage gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te ’s-Gravenhage.
’s-Gravenhage, 30 november 1998. De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G.H. Faber.
Toelichting
Algemeen
Artikel 4, eerste lid, van de richtlijn nr. 79/409/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Pb. EG L 103), bepaalt dat voor de leefgebieden van de in bijlage I van de richtlijn vermelde vogelsoorten speciale beschermingsmaatregelen getroffen worden, opdat deze soorten daar waar zij nu voorkomen, kunnen voortbestaan en zich kunnen voortplanten.
De lidstaten van de Europese Unie dienen met name de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van deze soorten meest geschikte leefgebieden als speciale beschermingszone aan te wijzen, waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming die deze soorten behoeven. Gelijk-soortige maatregelen dienen de lidstaten ingevolge artikel 4, tweede lid, van de richtlijn te nemen ten aanzien van de niet in bijlage I van de richtlijn genoemde en geregeld voorkomende trekvogels.
Een aanwijzing als speciale beschermingszone heeft een aantal gevolgen. Deze vloeien voort uit de artikelen 6 en 7 van de richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeen-schappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Pb. EG L 206). Wat betreft het nationale beleid kan daaraan worden toegevoegd dat het in 1994 bijgestelde beleid ten aanzien van de jacht in natuurgebieden onder meer van toepassing is op gebieden welke zijn aangewezen als speciale beschermingszone. Dit bijgestelde beleid houdt in dat in natuurgebieden geen jacht plaatsvindt op trekkende wildsoorten en dat jacht op standwildsoorten in beginsel slechts plaatsvindt indien bepaalde met name genoemde belangen daartoe nopen.
Tot nog toe zijn in Nederland, sinds 1986, achtentwintig gebieden aangewezen als speciale beschermingszone. Bij de onderhavige beschikking wordt bovengenoemd gebied daaraan toegevoegd. De in de beschikking genoemde kaart en toelichtende nota liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbe-heer en Visserij, Bezuidenhoutseweg 73 te Den Haag.
Fochteloërveen
Het gebied ’Fochteloërveen’ ligt ter weerszijde van de grens van de provincies Friesland en Drenthe en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Ooststellingwerf en Norg. De oppervlakte van de speciale beschermingszone bedraagt ruim 2500 ha en is gedeeltelijk eigendom van de Staat en gedeeltelijk van de Vereniging Natuurmonumenten. Ongeveer 60 ha is particulier eigendom.
Het Fochteloërveen vormt een groot hoogveenrestant temidden van een veenkoloniaal landschap en bosgebieden. De voorkomende levensgemeenschappen zijn onder meer die van hoogvenen, droge en natte heide, heidezoom, voedselarme wateren, vochtige naaldbossen, voedselrijk rietmoeras, schrale graslanden en akkers.
Door de grote variatie aan terreintypen en de aanwezigheid van een uitgestrekt rustgebied is het gebied een belangrijk leefgebied voor diverse soorten broedvogels, zomer- en wintergasten en doortrekkers. Het Fochteloërveen kwalificeert als speciale beschermingszone in het kader van de EG-Vogelrichtlijn op grond van het belang voor trekvogels en tevens op grond van het aantal overwinteraars en het seizoensmaximum van de Toendrarietgans.
Soorten van belang uit oogpunt van de EG-Vogelrichtlijn (bijlage 1) zijn: Slechtvalk, Bruine kiekendief, Wespendief, Grauwe klauwier, Porseleinhoen, Visdief, Zwarte stern, Blauwborst, Kwartelkoning, Aalschol-ver, Brandgans, Blauwe kiekendief, Kemphaan, Goudplevier, Wilde zwaan, Kleine zwaan, Bosruiter, Smelleken, Visarend.
Beleid en beheer van het Fochteloër-veen zijn gericht op bescherming, behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden, waaronder de vogelkundige waarden, van het gebied. Dit komt onder meer tot uiting in de status als ’kerngebied’ in het Natuur-beleidsplan (1990) en in het Structuur-schema Groene Ruimte (1993/1995), de planologische aanduidingen in streek- en bestemmingsplannen en in het gevoerde beheer. In het Meerjaren-programma Natuur en Landschap 1992-1996 is het Fochteloërveen opgenomen in het meerjarenschema Natuurbeschermingswet-aanwijzingen en is het opgenomen in de programmering voor aanmelding als wetland van internationale betekenis. Ook is het Fochteloërveen opgenomen in de lijst van aanmeldingen voor de Habitatrichtlijn.
Naast de functie natuur vervult het gebied een nevenfunctie ten behoeve van onder meer recreatie, landbouw en bosbouw.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G.H. Faber.