Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998

29 oktober 1998

Nr. 54329

«Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen»

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, handelende in overeenstemming met de Ministers van Economische Zaken, van Financiën en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 1, 4, 6, 7, 9 en 12 van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen en de artikelen 2 en 3 van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen;

Besluit:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen;

b. LASER: Dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c. schadebedrag: de omvang van de schade vastgesteld door de schade-expert, bedoeld in artikel 5 van de wet, waarop in mindering zijn gebracht de schade die redelijkerwijs verzekerbaar is, de schade waarvoor uit andere hoofde een tegemoetkoming is verkregen of kan worden verkregen en de schade die is veroorzaakt door eigen schuld of doordat de gedupeerde onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van de schade;

d. kostenbedrag: de gemaakte kosten vastgesteld door de schade-expert, bedoeld in artikel 5 van de wet, waarop in mindering zijn gebracht de kosten die redelijkerwijs verzekerbaar zijn, de kosten waarvoor uit andere hoofde een tegemoetkoming is verkregen of kan worden verkregen en de kosten die zijn veroorzaakt door eigen schuld of doordat de gedupeerde onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van de kosten.

Artikel 2

1. Deze regeling is van toepassing op de schade en kosten die zijn ontstaan als gevolg van de extreem zware regenval op 13 en 14 september 1998.

2. Als schadegebied, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de wet worden aangewezen de gemeenten en delen van gemeenten die zijn aangewezen in de bijlage behorende bij deze regeling.

Artikel 3

Aan deze regeling kan slechts aanspraak tot tegemoetkoming worden ontleend nadat de Europese Commissie de verenigbaarheid van deze regeling met artikel 92 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen-

schappen heeft vastgesteld, de wet bij koninklijk besluit van toepassing is verklaard en het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen in werking is getreden.

§ 2 Hoogte van de tegemoetkoming

Artikel 4

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet bedraagt 90% van het schadebedrag.

Artikel 5

1. De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet bedraagt:

a. 90% van het schadebedrag tot

f 20.000;

b. 75% van het schadebedrag tussen

f 20.000 en f 30.000;

c. 50% van het schadebedrag tussen

f 30.000 en f 60.000.

2. Over het schadebedrag dat f 60.000 te boven gaat, wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 6

De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 4, onderdelen i en j, van de wet, gemaakt ter voorkoming, beperking of opruiming van schade als bedoeld in de artikelen 4 en 5, bedraagt 65% van het kostenbedrag.

Artikel 7

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van de wet bedraagt 58,5% van het schadebedrag.

Artikel 8

1. De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet bedraagt 65% van het schadebedrag.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de tegemoetkoming voor schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet voor een gedupeerd kerkgenootschap, een gedupeerde vereniging of een gedupeerde stichting vastgesteld overeenkomstig de artikelen 4 en 5.

3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming voor schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet voor een gedupeerd openbaar lichaam 58,5% van het schadebedrag.

Artikel 9

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de wet bedraagt 65% van het schadebedrag.

Artikel 10

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de wet bedraagt 65% van het schadebedrag.

Artikel 11

De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 4, onderdelen g, i en j, van de wet, gemaakt ter voorkoming, beperking of opruiming van schade als bedoeld in de artikelen 7 tot en met 10, bedraagt 65% van het kostenbedrag.

Artikel 12

1. Indien de som van de schade- en kostenbedragen, bedoeld in de artikelen 7 tot en met 11, niet meer bedraagt dan

f 2000, heeft de gedupeerde geen recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten.

2. In afwijking van het eerste lid heeft een gedupeerd kerkgenootschap, een gedupeerde vereniging of een gedupeerde stichting geen recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten, indien de som van de schade- en kostenbedragen niet meer bedraagt dan f 1000.

3. Indien de som van de schade- en kostenbedragen, bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6, niet meer bedraagt dan

f 1000, heeft de gedupeerde geen recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten.

Artikel 13

Het eigen risico als gevolg van het resultaat van de berekeningen, genoemd in de artikelen 8 tot en met 11, bedraagt voor bedrijven niet meer dan f 10.000.

§ 3 Berekeningsgrondslag

Artikel 14

De schadetermijn voor de teeltplanschade en de bedrijfsschade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen e en f, van de wet wordt gerekend vanaf 13 september 1998 tot het moment waarop het bedrijf redelijkerwijs in staat moet worden geacht op zijn normale productieniveau te werken, rekening houdend met de geteelde gewassen of de gehouden diersoorten, doch maximaal tot een periode van 52 weken.

Artikel 15

Het uurloon, bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, en 3, derde lid, van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen wordt vastgesteld op f 33,- bruto per mens-uur.

§ 4 Procedure

Artikel 16

1. Degene die aanspraak wenst te maken op een tegemoetkoming in de schade of kosten meldt dit uiterlijk 16 november 1998 bij LASER door middel van het daartoe bestemde schademeldingformulier.

2. Na ontvangst van het schademeldingformulier draagt LASER zorg voor de taxatie van de schade.

3. Een aanvraag tot verlening van een tegemoetkoming in de schade of kosten wordt ingediend door middel van het door de schade-expert, in overleg met de aanvrager, ingevulde en door de aanvrager ondertekende formulier. De aanvraag wordt binnen acht dagen na verstrekking van het formulier ingediend.

4. Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een melding is gedaan, kan ter zake van schade die niet eerder kon worden vastgesteld of gewaardeerd, een tweede melding worden gedaan voor 1 augustus 1999. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

5. Aanvragen en meldingen worden niet per telefax ingediend.

6. Bij de aanvraag kan de gedupeerde een voorschot aanvragen. LASER kent het voorschot toe indien daartoe aanleiding is. Het voorschot bedraagt maximaal 70% van de geschatte hoogte van de tegemoetkoming.

Artikel 17

De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst op de aanvraag. Indien niet binnen dertien weken een besluit op de aanvraag kan worden genomen, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 18

De beschikking op de aanvraag bevat in ieder geval:

a. de omvang van de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met f, van de wet, berekend met inachtneming van het schaderapport, bedoeld in artikel 5 van de wet;

b. de in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen g, i en j, van de wet, berekend met inachtneming van het schaderapport, bedoeld in artikel 5 van de wet;

c. de omvang van de schade waarvoor verzekeringspenningen zijn verkregen of hadden kunnen worden verkregen, de omvang van de schade waarvoor uit andere hoofde een tegemoetkoming is verkregen of had kunnen worden verkregen en de omvang van de schade die is veroorzaakt door eigen schuld of doordat de gedupeerde onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van de schade of kosten waarmee de schade en de kosten zijn verminderd;

d. het bedrag van de tegemoetkoming.

Artikel 19

De colleges van burgemeesters en wethouders van de binnen het schadegebied gelegen gemeenten dragen zorg voor de verspreiding van de door LASER vastgestelde schademeldingformulieren.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 20

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,G.M. de Vries.

Toelichting

Algemeen

Naar aanleiding van de ervaringen in 1993 en 1995 met schade en kosten ten gevolge van onder andere zoetwateroverstromingen is de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen, verder te noemen de wet, tot stand gekomen. Deze wet vormt, tezamen met het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen, verder te noemen het besluit, het kader waarbinnen een regeling kan worden getroffen voor gedupeerden die schade hebben ondervonden van een bepaalde ramp of zwaar ongeval, zoals omschreven in de wet of een ramp of zwaar ongeval van vergelijkbare aard. In het laatste geval wordt de wet bij koninklijk besluit van toepassing verklaard op de desbetreffende gebeurtenis.

De wet regelt wanneer een gedupeerde in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de schade en kosten, welke categorieën schade en kosten daarvoor in aanmerking komen, en de rechten en plichten van gedupeerden, waaronder de plicht om alle benodigde inlichtingen te verstrekken. Het besluit bevat de grondslagen die gelden voor de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming.

Per incident worden bij ministeriële regeling regels gesteld over de hoogte van de tegemoetkoming, waarbij eventueel een drempelbedrag, een eigen risico, en een maximumvergoeding kunnen worden bepaald. Tevens wordt daarin de procedure voor de aanvraag van een tegemoetkoming geregeld.

Concrete toepassing

In de Ministerraad van 18 september 1998 is besloten de wet van toepassing te verklaren op de extreem zware regenval van 13 en 14 september 1998. De gevolgen van de extreme regenval is van vergelijkbare orde als de in de wet genoemde gebeurtenissen. Metingen van het KNMI hebben uitgewezen dat op 13 en 14 september 1998 in het desbetreffende gebied een hoeveelheid neerslag is gemeten van meer dan 100 millimeter. De kans dat een dergelijke hoeveelheid neerslag in 2 dagen valt, is kleiner dan eenmaal in de 125 jaar.

Om de gevolgen van de extreem zware regenval te kunnen bestrijden, was een gecoördineerde inzet van hulpverleningsdiensten, die de schaal van de gebruikelijke samenwerking van deze diensten te boven ging, noodzakelijk. Op lokaal niveau werd de situatie als een ramp aangemerkt. Gemeentelijke, regionale en provinciale ’rampenstaven’ zijn één of meer dagen operationeel geweest.

De extreem zware regenval had tot gevolg dat er sprake was van maatschappelijke ontwrichting en dreigende aantasting van grote materiële belangen (brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 september 1998, kamerstukken II, 1998/99, 24 071, nr. 36).

Als schadegebied zijn aangewezen de gemeenten en de gedeelten van gemeenten, opgesomd in de bijlagen bij artikel 2 van deze regeling. Voor het vaststellen van het schadegebied is een tweetal criteria gehanteerd. In het gebied is op 13 en 14 september 1998, volgens de metingen van het KNMI, 100 mm of meer regen gevallen en er is schade geleden als direct gevolg van deze zware regenval. Voor het vaststellen van schade die is geleden als direct gevolg van de extreem zware regenval is gebruik gemaakt van de gegevens van provincies, gemeenten en waterschappen.

Notificatie

Deze regeling moet ingevolge artikel 93, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen worden genotificeerd bij de Europese Commissie. Daarom kan ingevolge artikel 3 aan deze regeling slechts aanspraak tot tegemoetkoming worden ontleend nadat de Europese Commissie de verenigbaarheid van deze regeling met artikel 92 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen heeft vastgesteld. Met de uitvoering van de regeling kan evenwel reeds een aanvang worden genomen. Ook kunnen voorschotten worden verstrekt onder voorbehoud dat de Commissie de regeling goedkeurt. Indien naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie de regeling in neerwaartse zin wordt aangepast, zal de definitieve beschikking gebaseerd worden op de aangepaste regeling.

Systematiek van de regeling

Wat betreft de hoogte van de tegemoetkoming in de schade en kosten tengevolge van de extreem zware regenval van 13 en 14 september 1998 is besloten de regelingen van 1995 als uitgangspunt te nemen. Wat dit betekent voor bedrijven en particulieren, is aangegeven in voornoemde brief.

Genoemde regelingen waren geënt op de diverse doelgroepen, te weten particulieren, agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijven, openbare lichamen, en kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen. In onderhavige regeling is de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming in beginsel niet per doelgroep geregeld, maar per schade- en kostencategorie, zoals die in de wet zijn opgesomd. Voor deze systematiek is gekozen, omdat over het algemeen een bepaalde doelgroep slechts in aanmerking komt voor een bepaalde categorie schade. Zo kunnen alleen particulieren in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de schade aan de woning en inboedel en alleen openbare lichamen voor schade aan infrastructurele voorzieningen.

Uitzondering op deze regel vormt de schade aan vaste en vlottende activa. Ook kerkgenootschappen, stichtingen, verenigingen en openbare lichamen kunnen schade hebben aan vaste en vlottende activa. Aansluitend bij de regelingen van 1995 geldt voor deze categorieën gedupeerden evenwel een ander percentage voor de hoogte van de tegemoetkoming. In artikel 8, tweede en derde lid, is daarom voor genoemde categorieën gedupeerden, in afwijking van de algemene regeling ten aanzien van vaste en vlottende activa, een ander percentage vastgesteld.

De regelingen van 1995 hadden ten aanzien van de kosten (bereddingskosten, opruimingskosten e.d.) voor alle doelgroepen over het algemeen dezelfde regeling, zodat ook ten aanzien van de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming voor deze kosten zonder problemen kan worden uitgegaan van de verschillende categorieën van kosten.

De categorieën schade en kosten

Alleen ten aanzien van in de wet opge-somde categorieën schade en kosten bestaat een recht op een tegemoetkoming. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet kunnen bij ministeriële regeling ook andere categorieën van schade en kosten worden aangewezen als schade en kosten waarvoor een recht op tegemoetkoming geldt. Het moet dan gaan om categorieën schade en kosten die op het moment van de totstandkoming van de wet niet voorzienbaar waren. Er is geen aanleiding om de in de wet genoemde categorieën schade en kosten bij ministeriële regeling uit te breiden.

Op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet komt schade die het gevolg is van gederfde omzet in ieder geval niet in aanmerking voor een tegemoetkoming.

De extreem zware regenval van 13 en 14 september 1998 heeft niet geleid tot situaties waarbij de overheid heeft bevolen een bepaald gebied te verlaten. Evacuatiekosten zijn derhalve niet aan de orde geweest. Daarom is ten aanzien van evacuatiekosten, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel h, van de wet, geen bepaling opgenomen.

Hoogte van de tegemoetkoming (naar doelgroepen)

Algemeen

Artikel 4, derde lid, van de wet bepaalt dat schade en kosten die redelijkerwijs verzekerbaar zijn, waarvoor uit andere hoofde een tegemoetkoming is verkregen of kan worden verkregen of die is veroorzaakt door eigen schuld of doordat de gedupeerde onvoldoende maatregelen ter voorkoming of beperking van de schade en kosten heeft getroffen, niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. De hoogte van de tegemoetkoming wordt derhalve bepaald op grond van het totale schade- of kostenbedrag onder aftrek van de schade en kosten die om voornoemde redenen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Het schadebedrag en het kostenbedrag zijn als zodanig gedefinieerd in artikel 1, onderdelen c en d. Hoe de vaststelling van het schade en kostenbedrag (het bedrag dat voor een tegemoetkoming in aanmerking komt) tot stand is gekomen, moet voor betrokkene zichtbaar zijn. Daarom dienen ook de schade en kosten die om voornoemde redenen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de beschikking te worden opgenomen (artikel 18).

Particulieren

De artikelen 4 tot en met 6 bepalen de hoogte van de tegemoetkoming voor door particulieren geleden schade. Het betreft de schade aan de woning, woonwagen en woonboot (artikel 4) en aan de inboedel (artikel 5). De hoogte van de tegemoetkoming voor de woning, woonwagen of woonboot bedraagt 90% van het schadebedrag. De hoogte van de tegemoetkoming voor de inboedelschade bedraagt 90% over de eerste f 20.000, 75% over het bedrag tussen f 20.000 en f 30.000 en 50% over het bedrag tussen f 30.000 en f 60.000. Boven f 60.000 wordt geen tegemoetkoming verstrekt. Daarnaast komen particulieren in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten gemaakt ter voorkoming, beperking of opruiming van schade aan de woning, woonboot of woonwagen en de inboedel (bereddings- en opruimingskosten). Dit bedraagt 65% van de gemaakte kosten (artikel 6). Indien de som van de schade- en kostenbedragen niet meer bedraagt dan f 1000,- is er geen recht op een tegemoetkoming (artikel 12, derde lid). Dit is het zogenaamde drempelbedrag.

Kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen

Voor Kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen is de hoogte van de tegemoetkoming gelijkgeschakeld aan die voor particulieren. Omdat het geen particulieren betreft, valt schade vergelijkbaar aan de categorie schade aan de woning en de inboedel onder de categorie schade aan respectievelijk de vaste en de vlottende activa (zie artikel 8, tweede lid). Voorts geldt ook voor hen dat zij aanspraak kunnen maken op 65% van de gemaakte bereddings- en opruimingskosten (artikel 11). Het drempelbedrag is gesteld op f 1000 (artikel 12, tweede lid).

Gemeenten, provincies, waterschappen e.a. openbare lichamen

De schade aan infrastructurele voorzieningen en vaste en vlottende activa wordt voor 58,5% van het schade- en kostenbedrag vergoed (artikelen 7 en 8, derde lid). In de regeling van 1995 werd een tegemoetkoming gegeven van 65% van 90% van het schade- en kostenbedrag. Dit komt neer op 58,5%. Daarnaast hebben openbare lichamen ook recht op een tegemoetkoming van 65% van de gemaakte kosten in verband met beredding en opruiming (artikel 11). Het drempelbedrag bedraagt f 2000 (artikel 12, eerste lid). Anders dan voor bedrijven geldt voor openbare lichamen geen aftopping van het eigen risico tot f 10.000. Artikel 13 bepaalt dat alleen voor bedrijven het eigen risico wordt afgetopt op f 10.000.

Ten aanzien van de regeling voor openbare lichamen is zo veel mogelijk aangesloten bij de regeling van 1995 voor openbare lichamen. Daarnaast is getracht de regeling meer in overeenstemming te brengen met de systematiek van de regeling van 1998. In verband hiermee is, anders dan in 1995, geen drempelbedrag van f 500,- voor opruimings- en bereddingskosten opgenomen.

Bedrijven

Anders dan in 1995 is geen onderscheid gemaakt tussen agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven. Bedrijven komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de schade aan vaste en vlottende activa (artikel 8, eerste lid), teeltplanschade (artikel 9) en bedrijfsschade (artikel 10). Ook niet-agrarische bedrijven die werken met levende planten en dieren komen in aanmerking voor een tegemoetkoming voor teeltplanschade en bedrijfsschade. Daarnaast hebben bedrijven recht op een tegemoetkoming in de opstartkosten en de kosten voor opruiming en beredding. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt 65% van deze kosten (artikel 11). Het drempelbedrag bedraagt f 2000 (artikel 12, eerste lid). Het eigen risico (35% van het totale schade- en kostenbedrag) wordt afgetopt op f 10.000 (artikel 13).

Berekeningsgrondslagen

De berekeningsgrondslagen zijn neergelegd in het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen.

Artikel 4, onderdeel e, van het besluit bepaalt de berekeningsgrondslag voor teeltplanschade. Voor de vaststelling van de opbrengst die redelijkerwijs verwacht mag worden, zullen normbedragen in een daartoe strekkende beleidsregel worden neergelegd. Deze beleidsregel zal in de Staatscourant worden gepubliceerd. Voor de relevante gewassen wordt voor de opbrengst die redelijkerwijs verwacht mag worden, uitgegaan van normbedragen per hectare of per vierkante meter. Daarbij is geput uit de meest recente kwantitatieve informatie (KWIN)van de desbetreffende sector in de land- en tuinbouw. Hierin zijn voortschrijdende gegevens over de afgelopen drie jaar gerealiseerde produktie en opbrengst vermeld. De KWIN’s worden samengesteld door de Praktijkonderzoekinstituten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede op basis van cijfers van het Landbouw Economisch Instituut en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De cijfers worden normaliter gebruikt voor het maken van bedrijfseconomische bedrijfsdoorlichting. Deze kunnen voor velerlei doeleinden dienen, bijvoorbeeld voor het beoordelen door banken van de kredietwaardigheid en inkomenscapaciteit van landbouwbedrijven.

De schadetermijn voor teeltplanschade en bedrijfsschade dient bij ministeriële regeling te worden vastgesteld. Deze is vastgesteld op een termijn waarop het bedrijf redelijkerwijs in staat moet worden geacht op zijn normale productieniveau te kunnen werken, tot maximaal 52 weken (artikel 14).

De arbeid in eigen beheer in verband met beredding en de extra arbeid in eigen beheer in verband met opruiming worden ingevolge resp. de artikelen 2, tweede lid, en 3, derde lid, van het besluit bepaald op het aantal uur vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vast te stellen uurloon. Dit uurloon is vastgesteld op f 33,- per mensuur (artikel 15).

Opgemerkt zij nog dat de op grond van deze regeling uitbetaalde vergoedingen geen aanleiding geven tot heffing van omzetbelasting daarover.

Voor het bepalen van de tegemoetkoming worden de schade en kosten in aanmerking genomen met inbegrip van de omzetbelasting, indien de aanvrager de omzetbelasting niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

Uitvoering en toezicht

Met de uitvoering van de regeling is belast de Dienst Landelijke service bij regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Daartoe wordt een overeenkomst opgesteld tussen de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en LASER. Op grond van artikel 13 van de wet zullen degenen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet worden belast bij een daartoe strekkend besluit worden aangewezen. Daarbij wordt gedacht aan de buitendienst-medewerkers van LASER, de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de ambtenaren van de accountantsdiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties en van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de door het bureau Coördinatie Expertiseorganisaties tewerkgestelde schade-experts. Laatstgenoemden zijn belast met het vaststellen van de schade als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet. Hun toezichthoudende bevoegdheden zijn daarom beperkt tot het toezicht dat nodig is voor de vaststelling van de schade en kosten en ter verificatie van de door de aanvrager verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 5, afdeling 5.2, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de ambtenaren en personen die met de uitvoering zijn belast.

Het aan LASER verleende mandaat ten aanzien van het beschikken op de aanvraag namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Konink-rijksrelaties en het behandelen van eventuele bezwaarschriften wordt neergelegd in hetzelfde besluit als bovengenoemd besluit met betrekking tot het toezicht. Dit besluit zal in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Medewerking van gemeenten

De activiteiten die thans van de gemeenten in de schadegebieden worden verwacht zijn ten opzichte van de regelingen in 1995, zeer beperkt. Het gaat om het op de gemeentehuizen ter beschikking hebben van schademeldingformulieren voor gedupeerden.

Dit is te beschouwen als een normale taak van gemeenten die zij in het kader van de nazorgfase van de rampenbestrijding behoren te verrichten.

Bij de wateroverlast van 1995 was de taak van de betrokken gemeenten omvangrijker. In het kader van de tegemoetkomingen voor evacuatiekosten was de gemeenten gevraagd de vergoeding terzake evacuatiekosten uit te keren.

Procedure voor de aanvraag

Gedupeerden die in aanmerking denken te komen voor een tegemoetkoming kunnen bij hun gemeente een schademeldingformulier verkrijgen. Het ingevulde meldingsformulier wordt vervolgens naar LASER toegezonden. Na ontvangst van de melding zal in opdracht van LASER een onafhankelijke schade-expert de schade taxeren. Bij de taxatie reikt de schade-expert een aanvraagformulier uit aan de gedupeerde, dat zij samen invullen. Binnen acht dagen nadien dient de aanvraag bij LASER te worden ingediend (artikel 16, derde lid).

Voor 1 augustus 1999 kan een tweede melding worden gemaakt ten aanzien van schade die niet eerder kon worden vastgesteld of worden gewaardeerd (artikel 16, vierde lid). Bij de aanvraag kan een voorschot worden verleend. Indien daartoe aanleiding bestaat kan tot maximaal 70% een voorschot worden verstrekt. Een aanleiding daartoe kan zijn dat het definitieve besluit ten aanzien van de hoogte van de tegemoetkoming enige tijd zal vergen. Het verkrijgen van een voorschot schept geen rechten. Het spreekt voor zich dat, indien negatief op de aanvraag wordt beschikt, het voorschot zal moeten worden teruggestort (zie artikel 11 van de wet).

De termijn waarbinnen op de aanvraag moet worden beslist, is gesteld op 13 weken (artikel 17). Deze termijn is langer dan de daarvoor gestelde termijn in de Algemene wet bestuursrecht (8 weken). Hiervoor is gekozen, omdat artikel 5 van de wet de mogelijkheid biedt om een hertaxatie aan te vragen. Bovendien kan sommige schade aan levende meerjarige gewassen vaak pas accuraat worden vastgesteld indien na enige tijd kan worden bezien in hoeverre de gewassen zich hebben hersteld.

Plichten van de aanvrager

De aanvrager dient de uitvoeringsambtenaren alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Indien er feiten of omstandigheden zijn waarvan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager zou zijn vastgesteld, kan de beschikking tot het toekennen van een tegemoetkoming worden gewijzigd of ingetrokken (artikel 10 van de wet).

In dezelfde bepaling wordt verwezen naar artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht op grond waarvan een ieder verplicht is om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs kan worden gevorderd.

Evaluatie van de regeling

De regeling zal worden geëvalueerd. Deze evaluatie zal betrekking hebben op de wijze van uitvoering, zoals de wijze van de vaststelling van de schade en de afwikkeling van de aanvragen. Om daarvan een beeld te krijgen, wordt gedacht aan een periode van twee jaar. Dan kan immers ook worden bezien in hoeverre beschikkingen hebben geleid tot procedures en hoe deze zijn verlopen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G.M. de Vries.

Bijlage 1 behorend bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998

stcrt-1998-208-p7-SC16008-1.gif

* = zie bijlage 2

Bijlage 2, behorend bij bijlage 1, behorend bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998

Provincie Limburg

Maastricht

Het gebied in de gemeente Maastricht bekend als het Jekerdal, aan de westkant begrensd door Cannerweg en de Bieslanderweg, aan de oostkant door de Mergelweg en Luikerweg, aan de noordkant door de Prins Bisschopsingel.

Provincie Noord-Brabant

Breda

Het gebied in de gemeente Breda ten westen van de A16, voorzover dit buiten stad Breda gelegen is. Alsmede het gebied in de gemeente Breda, ten oosten van de A16 en ten zuiden van de stad Breda, voorzover het betreft het dalgebied van de rivieren de Aa of Weerijs, de Galdersche beek en de Kerselsche beek.

Drimmelen

Te beginnen vanuit noordelijke richting:

Kanaal naar de Amer; snelweg A59 in westelijke richting tot de Brieltjesweg; in noordelijke richting Brieltjesweg, Tuinbouwweg, Sluizeweg tot Witteweg; Witteweg in westelijke richting; Zanddijk in zuidelijke richting; Helkantsedijk in westelijke; Kerkdijk in westelijke richting; Wagenbergsestraat; Brouwerijstraat; Dorpsstraat; Withuisstraat; Molenstraat tot het afwateringskanaaltje; Afwateringskanaaltje; De Mark in westelijke richting tot de spoorlijn/snelweg A16; de gemeentelijke grens aan de westkant; het gebied wordt ten noorden begrensd door de Amer.

Provincie Zuid-Holland

’s-Gravendeel

Het gebied in de gemeente ’s-Gravendeel voorzover dit ligt in de polder Nieuw-Bonaventura.

Zoetermeer

Het gebied van de gemeente Zoetermeer voorzover gelegen in de Binnenwegsepolder.

Dordrecht

Het gebied van het Eiland van Dordrecht, dat wordt omgrensd door de Wieldrechtse Zeedijk, de Wantijdijk en de Nieuwe Merwede.

Ridderkerk

Het gebied betreft de Polder Cornelisland, ten noorden van de A15, begrensd door het Zevenbergsedijkje (deze polder valt deels binnen de gemeente Barendrecht en deels binnen de gemeente Ridderkerk).

Bleiswijk

Het gebied van de gemeente Bleiswijk voorzover gelegen in de Binnenwegsepolder.

Provincie Zeeland

Walcheren: gemeenten Borsele, Veere, Middelburg

waarbij de grens als volgt is aangegeven:

Begin ten zuidoosten van Sloegebied : Europaweg-zuid langs spoorlijn, Wilhelminahofweg, Bernhardweg (midden), Sloeweg, Driedijk, Coudorp, Leeuwendijk, Schenkeldijk, Noord Kraaijersedijk tot spoorlijn ten noorden van A58;

spoorlijn in westelijke richting volgend: Sloeweg (langs dijk), Jonker Fransweg, Binnendijk,

Langeweg, oversteek A58, Noordelijke oever uitlopers Arnekanaal (Arnemuiden), Kanaal door Walcheren (oostzijde tot Veerse Meer);

Kanaal door Walcheren (westzijde vanaf Veerse Meer), Zanddijkseweg (door Zanddijk), Veerseweg (klein gedeelte), Bieweg, Kreekweg, Dorpsstraat (Gapinge), Vriezenveenseweg,

Gapingse Dreef, Kadetweg, Vrouwenpolderseweg, Torenstraat (Serooskerke), Oostkapelseweg, Zwanenburgseweg, Hoge Duvekotseweg, Baaijenhovenscheweg, Aagtekerkseweg, Westhovenscheweg, Zuiverseweg (tot Domburgseweg), vervolgens rechtdoor duinen

Zeeuws-Vlaanderen: gemeenten Terneuzen, Axel

Het gebied ten oosten van de lijn gevormd door:

Oostelijke bedieningsweg uitwateringsluis Othene (Sluisweg);

Oostelijke waterlijn/oever Otheense kreek en Gat van Pinte tot de Groeneweg;

Groeneweg in zuidelijke richting tot Zaamslagsedijk;

Zaamslagsedijk in oostelijke richting tot de Zaamslagseweg;

Plattedijk tot Weg Terneuzen - Axel;

Weg Terneuzen - Axel tot Oudeweg (kern Axel);

Oudeweg tot vm. spoorwegtracé;

Vm. spoorwegtrace (noordelijke rand kern Axel) in oostelijke richting tot Sint Maartenlaan (kern Axel);

Sint Maartenlaan (kern Axel);

Eerste Verkorting;

Reigerijdreef tot Matthijsstraat;

Matthijsstraat in westelijke richting tot Het Zand (Nieuwe Molen);

Het Zand in zuidelijke richting tot Kruispad;

Kruispad tot Belgische grens.

Naar boven