Richtlijn voor strafvordering rijden onder invloed

Circulaire aan de hoofden van de parketten

6 oktober 1998

nr. 1998R005

Categorie:strafvordering

Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO (nieuw)

Datum inwerkingtreding: 01-11-1998

Geldigheidsduur: 01-11-2002

Vervallen: Richtlijn inzake rijden onder invloed gebaseerd op de WVW 1994 d.d. 03-12-1997

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing inzake rijden onder invloed d.d. 06-10-1998 (reg. nr.: 1998A012)

Wetsbepalingen: artt. 8, 163, en 164 Wegenverkeerswet 1994

Jurisprudentie: —

Bijlage(n): 1

Beschrijving

Op 1 oktober 1998 is de wet tot ’Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen’ (Stb. 1998, 375) in werking getreden. Dit was aanleiding om een afzonderlijke aanwijzing voor het invorderen en inhouden van rijbewijzen te schrijven. Hierdoor werd hoofdstuk 3 van de ’Richtlijn inzake rijden onder invloed gebaseerd op de Wegenverkeerswet 1994’ overbodig en het herschrijven van die richtlijn lag daardoor dan ook in de rede.

De objectief vast te stellen factoren die in deze richtlijn de grondslag vormen voor het strafvorderings- en transactiebeleid, zijn het adem(/bloed)alcoholgehalte (AAG/BAG), schade en/of letsel toegebracht aan derden, de gevaarzetting, de (speciale) recidive en de draagkracht.

Strafbaar feit ’rijden onder invloed’

1. De politietransactie

1.1. Inleiding

De politie heeft de bevoegdheid een transactie aan te bieden voor de lichtste gevallen van rijden onder invloed. Dit hoofdstuk van de aanwijzing beoogt een uniforme uitoefening van die bevoegdheid en de controle hierop door het OM te bewerkstelligen.

1.2. De voorwaarden voor het aanbieden van een politietransactie

De politie kan aan de verdachte een politietransactie aanbieden indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

I. de verdachte dient op de pleegdatum 18 jaar of ouder te zijn;

II. de verdachte kan worden aangemerkt als (juridisch) bestuurder van een voertuig;

III. de verdachte dient een voltooid onderzoek van uitgeademde lucht, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, WVW 1994, dan wel een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, WVW 1994 te hebben ondergaan;

IV. de uitslag van een onderzoek als bedoeld onder III dient binnen de in onderstaande tabel genoemde grenzen te liggen:

stcrt-1998-207-p23-SC15996-1.gif

V. de verdachte heeft niet verzocht om een tegenonderzoek (zoals bedoeld in het hoofdstuk ’Opsporing’ van de ’Aanwijzing inzake rijden onder invloed’);

VI. er is sprake van een afzonderlijk feit of samenloop met ten hoogste twee overtredingen, respectievelijk Mulderfeiten, waarvoor een politietransactie kan worden aangeboden, respectievelijk een administratieve sanctie kan worden opgelegd;

VII. er is geen sprake van schade of letsel;

VIII. er is geen sprake van inbeslagneming;

IX. er mag geen sprake zijn van recidive binnen een periode van vijf jaar na datum van registratie in HKS van een eerder gepleegd alcoholmisdrijf (artikelen 8, 163 en artikel 6, jo. 175, tweede lid, WVW 1994). Naast HKS dient de behandelende politieinstantie ook de politie van de woonplaats van de verdachte te raadplegen, indien die woonplaats afwijkt van de pleegplaats. Immers, zolang nog geen transactie is betaald, dan wel de zaak nog niet is doorgezonden aan het OM, vindt geen registratie in HKS plaats. Het spreekt voor zich dat ook van een politietransactie wordt afgezien indien de politie op enigerlei wijze kennis draagt van een eerdere veroordeling of transactie binnen een periode van vijf jaar voorafgaande aan het nieuwe feit.

Indien niet aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, wordt van een politietransactie afgezien en dient alsnog een volledig proces-verbaal te worden opgemaakt en aan het parket te worden ingezonden.

1.3. Procedurele vereisten

Tijdens en na het aanbieden van een politietransactie dienen de volgende vereisten in acht te worden genomen.

I. Iedere verbalisant is met inachtneming van de in paragraaf 1.2. genoemde voorwaarden bevoegd de verdachte een transactie aan te bieden.

II. Bij deze transactie kan eventueel gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van contante betaling binnen veertien dagen op het politiebureau. Voor girale betalingen bedraagt de termijn zes weken.

III. Indien het transactiebedrag is voldaan, wordt dit - onder vermelding van de hoogte van het transactiebedrag en de datum van betaling - geregistreerd in HKS.

IV. De zaken waarin het transactieaanbod niet is betaald, worden op de gebruikelijke wijze verder verwerkt en ingezonden aan het parket met vermelding op het mee te zenden verkorte proces-verbaal dat een politietransactie is aangeboden en niet is voldaan, zoals in paragraaf 1.4 verder uitgewerkt, waarna het OM in beginsel een transactie aanbiedt.

1.4. Opmaken van proces-verbaal

Ten behoeve van de mogelijkheid van controle door het OM op het gebruik van de verleende bevoegdheid, alsmede ten behoeve van de registratie in HKS (zie paragraaf 1.5 onder I en II) dient in alle gevallen een verkort proces-verbaal politietransactie artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a en b, WVW 1994 (hierna te noemen het verkort proces-verbaal) te worden opgemaakt. Dit betekent evenwel niet dat kan worden volstaan met het uitsluitend registreren van de gegevens in het verkorte proces-verbaal. Indien de transactie niet wordt betaald, moet een uitgewerkt proces-verbaal worden opgemaakt. Hiervoor zijn de gegevens in het verkorte proces-verbaal onvoldoende. Dit betekent derhalve dat terstond de volledige gegevens, die nodig zijn voor het uitgewerkte proces-verbaal op enigerlei wijze (bijvoorbeeld aan de hand van een checklist) moeten worden vastgelegd.

1.5. Controle en administratieve verantwoording

Zoals in paragraaf 1.4 reeds aangegeven, betekent de mogelijkheid van politietransactie niet dat zal kunnen worden afgezien van elke vorm van registratie van gegevens. Gegevens zijn immers nodig ten behoeve van:

I. de mogelijkheid van controle door het OM op het gebruik van de verleende bevoegdheid;

II. de registratie in HKS;

III. de registratie in de justitiële documentatie.

ad I) controle door het OM

Op grond van artikel 10 van het Transactiebesluit 1994 dient de opsporingsambtenaar aantekening te houden van elke zaak waarin een transactie is aangeboden. Daarnaast heeft de officier van justitie, hoofd van het arrondissementsparket, de bevoegdheid periodiek rapport in te winnen. Teneinde aan dit laatste uitvoering te kunnen geven, dient aantekening te worden gehouden van de volgende gegevens:

- het aantal zaken waarin een transactie is aangeboden en waarin de aangeboden transactie is voldaan. Dit is vast te stellen aan de hand van het verkorte proces-verbaal;

- het aantal en de aard van de klachten dat ter zake van het gebruik van de transactiebevoegdheid is ontvangen, alsmede de wijze waarop op de klachten is gereageerd;

Een overzicht van deze gegevens dient ter beschikking te worden gesteld voor elk overleg tussen OM en politie over de wijze waarop de transactiebevoegdheid wordt uitgeoefend, en verder zo vaak er om wordt gevraagd.

ad II) registratie in HKS

Registratie in HKS is van belang voor het vaststellen van de recidive van de verdachte. Gegevens kunnen alleen in het HKS worden opgenomen indien een proces-verbaal is opgemaakt. Hiervoor kan het verkorte proces-verbaal dienen. Alvorens registratie kan plaatsvinden, dient de VI-staat te zijn ontvangen.

ad III) registratie in de justitiële documentatie

Op grond van artikel 2 van het Besluit registratie justitiële gegevens dient de politie een zaak waarin een transactie tot stand is gekomen te melden bij de justitiële documentatiedienst te Almelo. Bij de melding dienen de volgende gegevens te worden opgegeven:

- personalia van de verdachte:

naam

voorna(a)m(en) voluit

geboortedatum

geboorteplaats- en geboortegemeente

arrondissement waarbinnen die gemeente is gelegen

geboorteland;

- gegevens van het korps;

- pleegdatum van het feit;

- nummer van het proces-verbaal;

- aanduiding van het wetsartikel;

- transactiebedrag;

- datum waarop de betaling is ontvangen;

- aanduiding politietransactie.

Indien het schikkingsvoorstel niet wordt geaccepteerd, zendt de politie het uitgewerkte proces-verbaal naar het arrondissementsparket. Het OM verzorgt dan de mededeling aan de justitiële documentatiedienst. Het is van belang dat de politie de meldingen correct doorgeeft; registratie in de justitiële documentatie is immers van belang voor het straftoemetingsbeleid van het OM.

1.6. Financiële verantwoording

Voor de financiële verantwoording wordt verwezen naar het Transactie-besluit 1994, alsmede de hierop gebaseerde circulaires.

De politie heeft de bevoegdheid een transactie aan te bieden

OM-transactie/dagvaarding

1. Uitgangspunten

Uitgangspunt is dat in de schijven I, II en III (zie bijlage 1) volgens een vast tarief een transactie kan worden aangeboden. De grens tot waar aan first-offenders bij overtreding van artikel 8, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 een transactie kan worden aangeboden, is bepaald op 570 mg/liter (1,3□), tenzij het OM aanleiding ziet om ook beneden genoemde waarde (bijvoorbeeld bij samenloop met andere delicten) de zaak voor te leggen aan de rechter.

In geval van ’enkelvoudige recidive’ (binnen een tijdsverloop van vijf jaren is de verdachte eenmaal eerder ter zake van een soortgelijk delict veroordeeld of heeft hij eenmaal eerder ter zake hiervan getransigeerd) kan de verdachte een transactie worden aangeboden indien het AAG/BAG lager is dan 436 mg/liter resp. 1,01□ (schijf I). Vanaf schijf III dient hij in een dergelijk geval te worden gedagvaard.

Indien de verdachte binnen een tijdsverloop van vijf jaren reeds twee maal eerder (het gaat hier dus om de derde zaak binnen vijf jaar) ter zake van een soortgelijk delict is veroordeeld of ter zake heeft getransigeerd (’meervoudige recidive’), dient hij in principe altijd te worden gedagvaard.

2. Schijvensysteem en strafverzwarende omstandigheden

De hoogte van de aan te bieden transactie, respectievelijk de soort en de hoogte van de te vorderen straffen, worden op de eerste plaats bepaald door de hoogte van het AAG/BAG. Per schijf zijn richtstraffen vastgesteld voor het gemiddelde geval in de desbetreffende schijf (zie bijlage). Afwijking naar boven en naar beneden blijft mogelijk.

De kans op ongevallen en derhalve de mate van gevaarzetting hangt samen met de hoogte van het AAG/BAG. Of zich in concreto een ongeval voordoet met voor derden nadelige gevolgen, is daarentegen van allerlei toevallige omstandigheden afhankelijk. Naarmate het AAG/BAG hoger is komt een hogere straf in aanmerking. In het schijvensysteem is de statistisch bepaalde mate van gevaarzetting in beginsel reeds verdisconteerd. Toch lijkt het juist om wanneer derden schade en/of letsel van enige betekenis hebben opgelopen zonder dat daarvoor een vervolging wordt ingesteld, daarmee als strafverzwarende omstandigheid rekening te houden. Een dergelijk gevolg is van zodanig maatschappelijk gewicht dat het bezwaarlijk buiten beschouwing kan blijven. Indien schade en/of letsel voor derden is ontstaan zal daarom ook nimmer een transactie dienen te worden aangeboden. Indien de veiligheid op de weg in concreto in ernstige mate in gevaar is gebracht, dient dit, ook zonder dat dit tot een ongeval heeft geleid, als strafverzwarende omstandigheid te worden aangemerkt.

Als strafverzwarende omstandigheden gelden derhalve:

a. recidive binnen 5 jaar na OM- of politietransactie dan wel veroordeling ter zake van rijden/varen en/of vliegen onder invloed;

b. het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij schade en/of letsel van enige betekenis aan derden is toegebracht;

c. wanneer sprake is van roekeloos of zeer onvoorzichtig rijgedrag, waardoor de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar is gebracht of kon worden gebracht.

Indien een strafverzwarende omstandigheid zich voordoet, dient te worden uitgegaan van de voor de naast hogere schijf vastgestelde OM-transactie of eis ter zitting. Bij cumulatie van strafverzwarende omstandigheden dient er ter zitting in principe twee schijven hoger te worden geëist.

Door de aanwezigheid van een of meer strafverzwarende omstandigheden kan de schijfindeling worden overschreden. Het is duidelijk dat voor deze zogenaamde ’VI+ gevallen’ een hogere straf kan worden gevorderd dan de voor schijf VI vastgestelde eis ter zitting.

3. Aanvragen van een voorlichtingsrapport

Uitgangspunt is dat in beginsel steeds een voorlichtingsrapport wordt aangevraagd indien:

a) de verdachte voor de derde maal binnen een termijn van vijf jaren een soortgelijk delict heeft gepleegd;

b) gebleken is van andere bijzondere omstandigheden gelegen in de persoon van de dader.

4. Artikel 8, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994

Indien een tenlastelegging de bestanddelen van artikel 8, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 bevat, zijn voor de strafvordering geen nadere uitgangspunten aan te geven wegens het ontbreken van voldoende objectief vast te stellen factoren. De uitgangspunten voor de straftoemeting bij overtreding van artikel 8, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 dienen als algemeen richtsnoer, met dien verstande dat in geval van overtreding van artikel 8, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 schijf IVa, IVb, Va of Vb dient te worden toegepast, afhankelijk van de mate van het niet in staat zijn en de gevaarzetting. Indien er sprake is van kennelijke staat van dronkenschap, dient schijf VI te worden toegepast.

Ook hier geldt dat door de aanwezigheid van een of meer strafverzwarende omstandigheden er ter zitting in principe één respectievelijk twee schijven hoger dient te worden geëist en er voor de zogenaamde ’VI+ gevallen’ een hogere straf kan worden gevorderd dan de voor schijf VI vastgestelde eis ter zitting.

5. Artikel 163, tweede en zesde lid, Wegenverkeerswet 1994

Voor de strafvordering dient aansluiting te worden gezocht bij schijf Vb, indien de ademanalyse of bloedproef wordt geweigerd. Indien er sprake is van kennelijke staat van dronkenschap, dient schijf VI te worden toegepast. Bij de aanwezigheid van een strafverzwarende omstandigheid dient ter zitting in principe een schijf hoger te worden geëist (i.c. schijf VI). Doen zich meer strafverzwarende omstandigheden voor, dan kan ook hier een hogere straf worden gevorderd dan de voor schijf VI vastgestelde eis ter zitting.

6. Bromfietsers en fietsers

Ten aanzien van bromfietsers geldt een eenvoudiger schijvensysteem (A-, B- en C-schijf), dat verder op overeenkomstige wijze als voor de andere motorrijtuigen dient te worden gehanteerd. Ook hier geldt dat bij aanwezigheid van een of meer strafverzwarende omstandigheden er in principe van één, respectievelijk twee schijven hoger dient te worden uitgegaan en er voor de zogenaamde ’C+’-gevallen een hogere straf kan worden gevorderd dan de voor schijf C vastgestelde eis ter zitting.

Voor delicten gepleegd door fietsers is een algemeen uitgangspunt voor de te vorderen straf in zake first-offenders opgenomen.

Ook voor deze categorieën geldt dat, indien uitsluitend een vermogenssanctie in aanmerking komt, een transactie kan worden aangeboden. Ook hier is de politietransactieregeling van toepassing.

7. Overtredingen van de artikelen 162, derde lid Wegenverkeerswet 1994 en 160, vijfde lid Wegenverkeerswet 1994

In het geval iemand alleen het feit rijden tijdens een rijverbod (artikel 162, derde lid, Wegenverkeerswet 1994) pleegt, kan een OM-transactie worden aangeboden.

In het geval iemand weigert medewerking te verlenen aan een ademtest (artikel 160, vijfde lid Wegenverkeerswet 1994), dient er een administratieve sanctie in de zin van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) te worden opgelegd. Doet er zich naast dit ’Mulderfeit’ een of meer van de in de artikelen 8, 163 en 6 jo. 175, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 genoemde strafbare feiten voor, dan dient geen beschikking te worden opgelegd ten aanzien van het ’Mulderfeit’, Er dient dan proces-verbaal te worden opgemaakt ter zake van het/de gepleegde strafbare feiten.

1 Speciale recidive: de dader is binnen een tijdsverloop van vijf jaren reeds eerder ter zake van een soortgelijk delict veroordeeld of heeft ter zake getransigeerd.

2 Besluit houdende regels ter uitvoering van artikel 74c van het Wetboek van Strafrecht, inzake de transactiebevoegdheid van de politie, de Koninklijke Marechaussee en enige buitengewoon opsporingsambtenaren 1994 (Staatsblad 1994, nr. 390; Transactiebesluit 1994).

3 Indien een politietransactie wordt aangeboden, dient er geen beschikking te worden opgelegd ten aanzien van het Mulderfeit genoemd in artikel 160, vijfde lid, WVW 1994 (weigeren medewerking van ademtest); Vgl. hoofdstuk ’OM-transactie/dagvaarding’, paragraaf 7 (afdoening langs één traject).

4 Het raadplegen van de politie in de woonplaats dient ook te gebeuren omdat in de oude situatie geen wettelijke verplichting bestond de namens het OM door de politie aangeboden transacties in HKS te registreren.

5 Bij de bedragen wordt geen rekening gehouden met de draagkracht.

6 Weigeraars komen dus niet voor een transactie in aanmerking.

7 Ook de snorfietsen vallen onder de categorie bromfietsen.

8 Dit sluit aan bij het uitgangspunt van de Richtlijn Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (Wet Mulder), Staatscourant 1997, nr. 218, te weten ’afdoening langs één traject’ (vgl. toelichting op punt 1.2 van genoemde richtlijn).

Bijlage 1: Artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a en b Wegenverkeerswet 1994

stcrt-1998-207-p23-SC15996-2.gif
Naar boven