Verlenging termijn voor indiening aanvragen huursubsidie subsidiejaar 1998/1999 door primaire aanvragers

«Huursubsidiewet»

29 september 1998

nr. MJZ 98091535

Centrale Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 49, eerste lid, van de Huursubsidiewet;

Besluit:

Artikel 1

1. In afwijking van artikel 28, vierde lid, van de Huursubsidiewet kunnen huurders een aanvraag om toekenning van huursubsidie indienen binnen twaalf maanden na de peildatum en uiterlijk op 30 juni 1999, als zij voor het eerst een dergelijke aanvraag indienen.

2. Het eerste lid is slechts van toepassing op aanvragen om toekenning van huursubsidie over het subsidietijdvak dat eindigt op 30 juni 1999.

3. Het eerste lid is niet van toepassing, als de peildatum 1 april 1999, 1 mei 1999 of 1 juni 1999 is.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Als de dagtekening van die Staatscourant 30 september 1998 of een latere datum is, werkt zij terug tot en met 1 oktober 1998.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 29 september 1998. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.W. Remkes.

Toelichting

Algemeen

In het plan van aanpak ter vermindering van het niet-gebruik van de huursubsidie dat de Tweede Kamer in januari 1998 is aangeboden staan verschillende mogelijkheden tot tegengaan van het niet-gebruik van de huursubsidieregeling aangegeven. Een daarvan is het verlengen van de indieningstermijn voor de subsidie-aanvraag bij de gemeenten. In het subsidietijdvak 1997-1998 is deze termijn voor aanvragen met als peildatum 1 juli 1997 (in totaal) verlengd met drie maanden.

De normale indieningstermijn voor aanvragen bij de gemeente is drie maanden (conform artikel 28, vierde lid, van de Huursubsidiewet). Deze termijn blijkt te kort om de verschillende acties ten behoeve van het terugdringen van niet-gebruik van de huursubsidie (regelgeving, uitvoering en onbekendheid van de regeling) binnen deze termijn uit te kunnen voeren.

Het terugdringen van niet-gebruik bij met name zittende huurders is ook voor het lopende tijdvak van belang. Vandaar dat in het bovengenoemde plan van aanpak een aantal maatregelen is aangekondigd om het niet-gebruik van de huursubsidie verder terug te dringen. Voorbeelden hiervan zijn de “één dimensionale kanskaart” -zijnde een methode om zittende huurders te wijzen op het recht op huursubsidie- en een aantal pilots voor bestandskoppeling, waarbij niet-gebruikers worden opgespoord.

Met name om de nieuwe activiteiten gericht op het tegengaan van het niet-gebruik mogelijk te maken is besloten om ex artikel 49, eerste lid, van de Huursubsidiewet, de indieningstermijn voor alle primaire subsidie-aanvragen bij gemeenten met maximaal negen maanden te verlengen, tot uiterlijk 30 juni 1999.

Artikelgewijs:

Artikel 1

In het eerste lid is de indieningstermijn, uitsluitend voor de primaire aanvragers van huursubsidie, op twaalf maanden gesteld. Dat is de termijn van drie maanden die in artikel 28, vierde lid, van de Huursubsidiewet is neergelegd, verlengd met negen maanden. Deze twaalf maanden is een maximale termijn, omdat de verlenging blijkens de bepaling tevens inhoudt dat de aanvragen niet later dan op 30 juni 1999 mogen worden ingediend. De feitelijk toegestane indieningstermijn wordt dus korter naarmate die datum dichterbij komt.

Met het tweede lid is bepaald dat de verlengingsmogelijkheid alleen geldt voor het subsidiejaar dat loopt van 1 juli 1998 tot en met 30 juni 1999, èn in voorkomende gevallen voor de resterende volle kalendermaanden van dat jaar, gerekend vanaf het tijdstip dat de huurder de betrokken woning is gaan huren. In beide gevallen geldt dat het subsidietijdvak eindigt op 30 juni 1999.

De toepassing van het eerste lid kan, door de daarin opgenomen uiterste indieningsdatum van 30 juni 1999, leiden tot de situatie dat de indieningstermijn niet langer of zelfs korter wordt dan drie maanden. Dat is niet de bedoeling. In het derde lid wordt dan ook geregeld dat het eerste lid in deze situaties buiten toepassing blijft. Het gaat om de gevallen dat de aanvraag om huursubsidie betrekking heeft op april tot en met juni 1999. In deze gevallen blijft de indieningstermijn van toepassing, die in artikel 28, vierde lid, van de Huursubsidiewet is neergelegd. Dit kan leiden tot een uiterste indieningsdatum van 31 augustus 1999 (als de peildatum 1 juni 1999 is).

Tenslotte blijft de uiterste indieningstermijn van de aanvraagformulieren van de gemeenten bij het ministerie gehandhaafd op drie maanden.

Artikel 2

Door de tweede volzin wordt bereikt dat deze regeling in elk geval op 1 oktober 1998 van kracht is, zodat alle aanvragen die na die datum worden ingediend onder de werking van de regeling vallen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.W. Remkes.

Naar boven