Aanpassing van het wettelijk minimumloon per 1 januari 1999
5 oktober 1998
nr. ASEA/LIV/25987
Directie Algemeen- en Sociaal-Economische Aangelegenheden
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 14, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
Besluit:
Artikel 1
De bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, b, en c van de
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden met ingang van 1 januari
1999 onderscheidenlijk als volgt vastgesteld:
a. 2345,20;
b. 541,20;
c. 108,24.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.
’s-Gravenhage, 5 oktober 1998.
De Minister voornoemd,
K.G.
de Vries.
Toelichting
Uitgangspunt van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wet WML),
zoals gewijzigd bij de Wet van 14 november 1991, Stb. 624, (Wet koppeling
met afwijkings-mogelijkheid, hierna te noemen WKA) is dat de algemene welvaartsontwikkeling
behalve aan degenen die werken ook, zo mogelijk, ten goede moet komen aan
uitkeringsgerechtigden.
Dit uitgangspunt is vervat in de hoofdregel van de Wet WML, die bestaat
uit een koppeling van het minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddelde
contractloonontwikkeling.
Afwijking van de hoofdregel is mogelijk indien de verhouding tussen inactieven
en actieven een norm van 82,6 overschrijdt. Blijft de I/A-verhouding onder
deze norm dan geldt de hoofdregel. Voor 1999 geldt dat de I/A-verhouding ruim
onder de geformuleerde norm blijft. Dit gegeven leidt dus tot koppeling in
1999.
In artikel 14, eerste tot en met derde lid, van de Wet WML wordt de aanpassing
van het minimumloon geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van
de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in marktsector, gepremieerde
en gesubsidieerde sector, en bij de overheid, zoals deze door het CPB wordt
bekend gemaakt.
Het aanpassingspercentage is, conform hetgeen wettelijk is geregeld, als
volgt berekend. Uitgangspunt is de helft van de CPB-raming voor de contractloonstijging
in 1999 zoals deze is gepubliceerd in de MEV 1999. Dit is 0,5 * 3,11 = 1,56.
Hierbij wordt opgeteld het verschil in de contractloonraming voor 1998 zoals
respectievelijk gepubliceerd in het CEP 1998 en de MEV 1999. Dit verschil
bedraagt 0,04, zodat het onafgeronde aanpassingspercentage uitkomt op 1,60.
Dit wordt vermenigvuldigd met het (onafgeronde) WML zoals berekend voor de
aanpassing per 1 juli 1998. Na (wettelijke) afronding bedraagt het WML per
1 januari 1999 f 2345,20 per maand, f 541,20 per week en f 108,24 per dag.
Het aanpassingspercentage na afronding is 1,63. Alle genoemde bedragen zijn
bruto.
De hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen bedragen op grond
van de staffeling geregeld in het Koninklijk Besluit van 29 juni 1983 (Stb.
300) per 1 januari 1999:
Tabel 1 Wettelijke minimumjeugdlonen per 1 januari 1999
Het voorgaande resulteert in de volgende bedragen per uur:
Tabel 2 Minimum(jeugd)loon per uur
Volgens artikel 12 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is
bij een kortere arbeidstijd dan de gebruikelijke het minimum(jeugd)loon naar
evenredigheid lager. Dit geldt onder meer als werknemers in het kader van
de partiële leerplicht een aantal dagen per week onderwijs volgen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
K.G. de Vries.