Lederindustrie

Vrijwillig Vervroegde Uittreding 1999

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING IN DE LEDERINDUSTRIE

AI Nr. 9079

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten als partij te ener zijde mede namens de FNV Bondgenoten, de CNV BedrijvenBond en De Unie als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding in de Lederindustrie, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking zal treden per 1 januari 1999;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1999 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreden in de Lederindustrie alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie, zulks met inachtneming van hetgeen onder III, en IV is bepaald:

Artikel 1 Werkingssfeer

Deze overeenkomst is van toepassing:

Op ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het vervaardigen van leder uit al dan niet bewerkte dierenhuiden of -vellen. Onder het vervaardigen van leder wordt mede verstaan het bewerken van dierenhuiden en -vellen tot produkten die bestemd zijn om verder tot leder te worden bewerkt, alsmede het afwerken van leder.

Artikel 2 Definities

  • 1. Werkgever: de onderneming bedoeld in artikel 1;

  • 2. Werknemer: elke werknemer in de zin van boek 7 artikel 610 van het Burgerlijk Wetboek voor wie de CAO voor de Lederindustrie van toepassing is;

  • 3. Stichting: Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie.

Artikel 3 Uitvoering

De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens het bepaalde in het reglement, dat aan deze overeenkomst is gehecht en dat geacht wordt daarvan deel uit te maken. De statuten van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie maken eveneens onderdeel uit van deze CAO.

Artikel 4 Heffing

  • 1. De door de werkgever aan de Stichting te betalen bijdrage is in 1999 3% van in het voorafgaande jaar voor zijn onderneming geldende loonsom, waarvan 0,5% mag worden ingehouden op het aan de werknemer betaalde loon.

  • 2. Onder loonsom wordt verstaan de brutoloonsom, dus 12 keer maandsalaris (inclusief toeslagen), plus vakantietoeslagen en eindejaarsuitkering.

  • 3. Bij een naamloze of besloten vennootschap blijven de aan de statutaire directeuren uitbetaalde lonen buiten beschouwing.

  • 4. Betaling van de aan de Stichting verschuldigde bijdrage dient te geschieden in vier gelijke delen, respectievelijk te voldoen vóór 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november.

  • Indien één van de delen niet tijdig is voldaan, wordt de verordening op het geheel voor het heffingsjaar verschuldigde en nog openstaande bedrag opeisbaar en is de Stichting bevoegd om de wettelijke rente en buitengerechtelijke invorderingskosten te vorderen van de debiteur, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de Wet.

  • Deze buitengerechtelijke invorderingskosten zijn vastgesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van f 100,–.

Artikel 5 Aanspraken

  • 1. Aanspraak op een uitkering krachtens de regeling kunnen maken de werknemers, die overeenkomstig artikel 2 lid 2 werknemer waren, de leeftijd van 61 jaar hebben bereikt en indien zij gedurende de laatste 10 jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip, waarop zij de betreffende leeftijd bereiken, onafgebroken in de Nederlandse lederindustrie als werknemer werkzaam zijn geweest bij bedrijven die bij het Bedrijfschap voor de Lederindustrie waren ingeschreven en hun dienstverband beëindigen.

  • 2. Geen aanspraak op uitkering krachtens de regeling kan doen gelden c.q. verliest zijn aanspraak:

    • a. de werknemer die, afgezien van sancties, recht heeft op een volledige uitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de Werkloosheidswet (WW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) dan wel recht heeft op loondoorbetaling tijdens ziekte.

    • b. de werknemer, die in het genot is van een ouderdomspensioen op grond van een dienstverband in de lederindustrie.

    • c. de werknemer, die onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling valt.

  • 3. De uitkering wordt beëindigd op de eerste dag van de maand waarin door de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt wordt.

Artikel 6 Uitkering

De deelnemer heeft recht op een uitkering van 80% van de tot bruto maandbedrag herleide uitkeringsgrondslag, als genoemd in artikel 4 van het reglement, echter met een maximum van 90% van het nettobedrag van de uitkeringsgrondslag als genoemd in artikel 4 van het reglement, en met een minimum overeenkomend met het nettobedrag van het geldende wettelijke minimumloon.

Artikel 7 Bijzondere voorzieningen

  • 1. Pensioenvoorziening

  • De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten pensioenvoorziening(en), anders dan die krachtens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie wordt (worden) onverkort door de werkgever tot de pensioendatum voortgezet met uitzondering van na uittreding in diens pensioenvoorziening(en) aangebrachte structurele wijzigingen.

  • Als voorwaarde geldt daarbij dat de werknemer zijnerzijds de eventueel te zijnen laste komende bijdragen in de premiebetaling voortzet, alsof hij in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, met dien verstande dat de verrekening plaatsvindt met het aandeel, vermeld in 8 b van het reglement.

  • In de hierbedoelde gevallen zal de werkgever zijn aandeel in de voor die pensioenvoorziening verschuldigde premie blijven betalen, alsof de werknemer nog bij hem in dienst was, zulks met dien verstande dat de werkgever dan ten laste van de Stichting kan brengen een bedrag dat ten hoogste overeenkomt met het werkgeversaandeel in de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie zoals nader geregeld in artikel 8 van het reglement.

  • 2. Vrijwillige ziektekostenverzekering

    • a. De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemers afgesloten ziektekostenverze- kering(en) wordt (worden) eveneens door de werkgever tot de pensioendatum onverkort voortgezet, alsof de betrokken werknemer nog in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, echter met uitzondering van na uittreding in de ziektekostenverzekering aangebrachte structurele wijzigingen.

    • b. Draagt de werkgever op het moment van uittreding bij in een door of ten behoeve van de werknemer afgesloten ziektekostenverzekering dan zet hij de betaling van deze bijdrage voort alsof betrokkene in zijn dienst was gebleven.

    • c. In dit onder b bedoelde geval neemt de Stichting de werkgeversbijdrage voor de vrijwillige ziektekostenverzekering voor zijn rekening, met dien verstande dat ten hoogste het bedrag van het in artikel 19 a van de CAO voor de Lederindustrie genoemde werkgeversaandeel in de premiekosten voor een vrijwillige ziektekostenverzekering voor vergoeding door de Stichting in aanmerking komt.

BIJLAGE I STATUTEN VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING LEDERINDUSTRIE

Artikel 1 Naam, Zetel en Duur

  • 1. De stichting draagt de naam: „Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie".

  • 2. Zij heeft haar zetel in de gemeente Tilburg.

  • 3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 2 Doel

  • 1. De stichting heeft ten doel: het aan de werknemers, die vallen onder de werkingssfeer van de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) regelende vrijwillig vervroegd uittreden uit de Lederindustrie, de mogelijkheid te bieden om vrijwillig vervroegd uit het arbeidsproces te treden en daarvoor bij reglement vast te stellen uitkeringen te doen en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.

  • 2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

    • het doen van uitkeringen als voornoemd met de daarbij behorende verplichtingen;

    • het doen van beleggingen met de beschikbare gelden met in achtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling. Gerede gelden, effecten en/of geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

Artikel 3 Vermogen

Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:

  • a. Werkgeversbijdragen;

  • b. Werknemersbijdragen.

De hoogte van de onder a en b genoemde bijdragen wordt vastgesteld krachtens de „CAO inzake Vrijwillig Vervroegd Uittreden uit de Lederindustrie".

De werkgevers- en de werknemersbijdragen worden door de werkgevers aan de stichting afgedragen.

    • c. Reserve Bedrijfschap voor de Lederindustrie en Dienst Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Lederindustrie.

    • d. Alle andere op wettige wijze verkregen baten.

Artikel 4 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden, welke voor de eerste maal bij deze akte worden benoemd. Voor ieder lid zal een plaatsvervangend lid worden benoemd. Drie leden van het bestuur en hun plaatsvervangers worden door de Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten benoemd. De werknemersorganisaties FNV Bondgenoten te Amsterdam, CNV Bedrijvenbond te Houten en De Unie te Houten benoemen elk één bestuurslid en één plaatsvervangend bestuurslid.

  • 2. Het bestuur wijst uit zijn leden een werkgeverslid of een werknemerslid aan voor de functie van voorzitter en uit een van de leden een werkgeverslid of een werknemerslid voor de functie van secretaris/penningmeester. Zij hebben een zittingsduur van een jaar.

  • Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat in oneven jaren de voorzitter een werkgeverslid zal zijn en de secretaris/penningmeester een werknemerslid. In even jaren zal dit worden gewisseld.

  • 3. Bestuursleden worden benoemd voor de periode van drie jaar. Na afloop van deze periode zijn ze terstond herbenoembaar.

  • 4. Mocht(en) in het bestuur om welke reden dan ook één of meer leden ontbreken, dan vormen de overblijvende bestuursleden, of vormt het enige overblijvende bestuurslid niettemin een wettig bestuur.

  • 5. De leden van het bestuur genieten geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.

Artikel 5 Bestuursvergaderingen en bestuursbesluiten

  • 1. De bestuursvergaderingen worden gehouden te Tilburg.

  • 2. Ieder jaar wordt ten minste één vergadering gehouden.

  • 3. Vergaderingen zullen voorts telkenmale worden gehouden, wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien twee der andere bestuursleden daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave der te behandelen punten aan de voorzitter het verzoek richten. Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft in dier voege, dat de vergadering kan worden gehouden binnen drie weken na het verzoek, zijn de verzoekers bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten.

  • 4. De oproeping tot de vergadering geschiedt – behoudens het in lid 3 bepaalde – door de voorzitter, ten minste zeven dagen tevoren, de dag der oproeping en die der vergadering niet meegerekend, door middel van oproepingsbrieven.

  • 5. De oproepingsbrieven vermelden, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.

  • 6. Zolang in een bestuursvergadering tenminste twee van de door de werkgeversorganisaties en twee van de door de werknemersorganisaties benoemde bestuursleden aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen.

  • 7. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij diens afwezigheid wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan.

  • 8. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door de secretaris/penningmeester of door één der andere aanwezigen, door de voorzitter daartoe aangezocht. De notulen worden vastgesteld als voorzitter en secretaris/penningmeester hebben gefungeerd.

  • 9. Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een medebestuurslid laten vertegenwoordigen op overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter ter vergadering voldoende, volmacht. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één medebestuurslid als gevolmachtigde optreden.

  • 10. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk, telegrafisch, per telex of per telefax hun mening te uiten. Van een aldus genomen besluit worden onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris/penningmeester een relaas opgemaakt, dat na mede-ondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.

  • 11. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.

  • Voorzover deze statuten geen grote meerderheid voorschrijven worden alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen.

  • 12. Over zaken geschiedt de stemming mondeling, over personen schriftelijk.

  • Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.

  • 13. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 14. In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.

Artikel 6 Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.

  • 2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.

  • 3. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 4. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoording van het bestuur en met inachtneming van het door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.

  • 5. Het bestuur zal de kosten van beheer van de middelen en de wijze van verrekening vaststellen.

Artikel 7

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting in en buiten rechte.

  • 2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede gezamenlijk toe aan de voorzitter en de secretaris/penningmeester of de vice-voorzitter en de secretaris/penningmeester.

  • 3. Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuursleden, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

Artikel 8 Einde bestuurslidmaatschap

Het bestuurslidmaatschap eindigt:

door overlijden van een bestuurslid, bij verlies van het vrije beheer over zijn vermogen, bij schriftelijke ontslagneming (bedanken), door zijn ontslag hem verleend door de gezamenlijke overige bestuursleden alsmede bij ontslag op grond van artikel 298 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en bij ontslag door de in artikel 4 genoemde benoemende instanties voor wat betreft de door hun benoemde leden.

Artikel 9 Boekjaar en jaarstukken

  • 1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Daaruit worden door de administrateur een balans en een staat van baten en lasten over het geëigende boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken, vergezeld van een rapport van een register-accountant of van een accountant-administratieconsulent, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur worden aangeboden.

  • 3. Het verslag wordt ter inzage bij de stichting neergelegd en op plaatsen aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 4. Het verslag wordt op aanvrage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 10 Reglement

  • 1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat.

  • 2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.

  • 3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement te wijzigen of op te heffen.

  • 4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van toepassing.

Artikel 11 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen met schriftelijke goedkeuring van de organisaties als in artikel 4 vermeld. Deze hebben na ontvangst van de schriftelijke mededeling van het bestuur daarvoor één maand de tijd. Het besluit daartoe moet worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vacature bestaat.

  • 2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen.

  • 3. De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van handelsregister, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welker gebied de stichting haar zetel heeft.

  • 4. De wijziging van de statuten en de reglementen treedt in werking nadat deze voor een ieder ter inzage zijn gelegd bij de griffie van het kantongerecht binnen welk ressort de stichting is gevestigd.

Artikel 12 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van toepassing. De stichting wordt ontbonden, indien hetzij de werkgeversorganisaties, hetzij de werknemersorganisaties alle door hen benoemde bestuursleden ontslaan onder mededeling dat de vacatures niet zullen worden vervuld, echter niet eerder dan de laatste deelnemer aan de VUT-regeling overleden is of gepensioneerd is.

  • 2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voorzover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.

  • 3. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 4. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het register, bedoeld in artikel 11 lid 3.

  • 5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 6. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkomstig het doel van de stichting.

  • 7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende tien jaren berusten onder de jongste vereffenaar.

Artikel 13 Slotbepalingen

In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

BIJLAGE II REGLEMENT VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING LEDERINDUSTRIE 1999

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

Stichting: Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Lederindustrie;

Werkgever: de onderneming bedoeld in artikel 1 van de CAO Vrijwillig Vervroegde Uittreding;

Werknemer: elke werknemer in de zin van boek 7 artikel 610 van het Burgerlijk Wetboek voor wie de CAO voor de Lederindustrie van toepassing is;

Regeling: de regeling inzake vrijwillig vervroegde uittreding;

Pensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd bereikt wordt.

Artikel 2 Deelnemer

Deelnemer is de werknemer, wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de Stichting is ingewilligd.

Artikel 3 Voorwaarden voor deelneming

Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer op het moment waarop hij gaat deelnemen

  • de voor deelname aan de regeling als criterium gestelde leeftijd bereikt hebben, te weten de leeftijd van 61 jaar en

  • gedurende de laatste 10 jaren onmiddellijk voorafgaande aan het moment van deelneming ononderbroken als werknemer werkzaam zijn geweest in de Nederlandse lederindustrie, bij bedrijven die bij het Bedrijfschap voor de Lederindustrie waren ingeschreven, behoudens

    • a. onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;

    • b. andere onderbrekingen van beperkte duur buiten zijn schuld, zulks ter beoordeling van de Stichting.

Een aanvrage om toelating tot deelneming moet gesteld worden op een daartoe door de Stichting vast te stellen formulier, welk formulier tenminste twee maanden voor de datum van uittreding in het bezit dient te zijn van de Stichting. Het verzoek tot vervroegde uittreding dient drie maanden voor de gevraagde uittredingsdatum aan de werkgever te worden gedaan.

Artikel 4 Uitkeringsgrondslag

Als grondslag voor de uitkering geldt het laatstgenoten loon omgerekend op jaarbasis, inclusief vakantiegeld, eindejaarsuitkering, toeslagen voor roostermatig overwerk, ploegentoeslag en persoonlijke toeslagen.

Als basis voor de VUT-uitkering zal gelden het gemiddelde inkomen van de laatste drie jaren.

Verhogingen die uitgaan boven de CAO-afspraken en die zijn gegeven binnen een termijn die korter is dan een periode van drie jaar voorafgaande aan de ingangsdatum van de uitkering, worden niet in de uitkeringsgrondslag meegenomen.

Artikel 5 Rechten van een deelnemer

  • 1. Als naar het oordeel van de Stichting aan alle voorwaarden tot deelneming is voldaan, willigt de Stichting het verzoek tot deelneming in.

  • De Stichting bepaalt de datum van ingang met dien verstande, dat de deelneming niet eerder aanvangt dan op de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin de in artikel 3 genoemde leeftijd is bereikt.

  • 2. De deelnemer heeft recht op een uitkering van 80% van de tot een bruto maandbedrag herleide uitkeringsgrondslag, als genoemd in artikel 4 van dit reglement, echter met een maximum van 90% van het nettobedrag van de uitkeringsgrondslag als genoemd in artikel 4 van het reglement, en met een minimum overeenkomend met het nettobedrag van het geldende wettelijk minimumloon.

  • 3. De netto-uitkering bedraagt tenminste het voor de deelnemer geldende netto minimumloon inclusief vakantietoeslag. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de uitkering in verhouding verlaagd.

  • Voor werknemers van 63 en 64 jaar die op jaarbasis respectievelijk 7 en 11 dagen korter mogen werken tegen doorbetaling van 85% over de net gewerkte tijd, geldt dat voor de berekening van het laatstgenoten inkomen wordt aangenomen dat de betrokkene de normale arbeidstijd heeft gewerkt.

  • 4. De uitkering geschiedt in maandelijkse termijnen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van dit reglement.

  • 5. Indien en voorzover in de lederindustrie een algemene loonsverhoging wordt toegepast, die voortvloeit uit de CAO voor de Nederlandse lederindustrie, worden ingegane uitkeringen dienovereenkomstig verhoogd.

Artikel 6 Tijdstip van uitkering

Het tijdstip van betaling van de uitkering ligt in de tweede helft van de maand, waarvoor de uitkering verschuldigd is.

De eerste uitkering geschiedt over de maand, waarin de deelneming is begonnen.

Artikel 7 Inhoudingen

Door de Stichting wordt op de uitkeringen ingehouden:

  • a. de verschuldigde loonbelasting en de premie voor de AOW/AWW;

  • b. het werknemersdeel van de premie ingevolge de Ziekenfondswet, c.q. het werknemersdeel van de premie voor de vrijwillige ziektekostenverzekering indien en voorzover het bepaalde in artikel 6, lid 2, sub b van de regeling van toepassing is;

  • c. het werknemersdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie.

Artikel 8 Financiële verplichtingen

De Stichting neemt de volgende financiële verplichtingen voor zijn rekening:

  • a. het werkgeversdeel van de premie ingevolge de Ziekenfondswet resp. het werkgeversdeel van de premie voor de vrijwillige ziektekostenverzekering, zulks met inachtneming van het maximum, als genoemd in artikel 7, lid 2, sub c van de regeling.

  • b. Het werkgeversdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie resp. het werkgeversdeel van de pensioenpremie voor andere pensioenvoorzieningen, zulks met inachtneming van het maximum als genoemd in artikel 7, lid 1 van de regeling.

Artikel 9 Vermindering, resp. wijziging van rechten

Een deelnemer die voor een partiële uitkering rechten ontleent aan de AAW, WAO, WAZ of WW, dient zulks te melden aan de Stichting.

De uitkering krachtens de in dit artikel genoemde wetten wordt in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering.

De deelnemer is verplicht elke wijziging in zijn uitkering ingevolge AAW, WAO, WAZ of WW direct aan de Stichting te melden.

Artikel 10 Verrichten van arbeid

Indien de deelnemer tegen beloning werkzaamheden gaat verrichten is hij verplicht dit te melden aan de Stichting onder opgave van de aard van de werkzaamheden, de naam en het adres van de werkgever voor wie de loonarbeid wordt verricht, alsmede de hoogte van de beloning. De uit deze werkzaamheden genoten inkomsten worden in mindering gebracht op de door de Stichting te verstrekken uitkering.

Artikel 11 Terugvordering, beëindiging

Indien een deelnemer niet heeft voldaan aan de hem in artikel 9 en/of 10 van dit reglement opgelegde meldingsplicht en hij dientengevolge of anderszins ten onrecht een uitkering c.q. een te hoge uitkering heeft ontvangen, kan deze uitkering worden teruggevorderd.

De Stichting is in deze gevallen bevoegd om de uitkering te verminderen of te beëindigen.

Alvorens tot vermindering of beëindiging over te gaan, wordt de deelnemer door de Stichting gehoord.

Artikel 12 Controle

De Stichting zal de controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden.

Artikel 13 Beëindiging uitkering

De uitkering wordt beëindigd op de pensioendatum van de deelnemer.

Als de deelnemer voordien overlijdt, wordt tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond, plus de twee daarop volgende kalendermaanden, nog uitkering gedaan aan zijn nagelaten betrekkingen. Onder nagelaten betrekkingen wordt in dit verband verstaan:

  • a. de langstlevende der echtgenoten, mits deze niet duurzaam gescheiden leefden;

  • b. indien deze niet meer in leven is of de echtgenoten duurzaam gescheiden leefden: de minderjarige wettelijke of natuurlijke kinderen;

  • c. de betrokkene die onder overlegging van bewijs de begrafeniskosten heeft betaald.

Artikel 14 Hardheidsclausule

In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan de Stichting een beslissing in afwijking van bepalingen van het reglement nemen.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1999.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 25 september 1998

C. J. Meerhof.

Naar boven