Herstelregeling aanpassing luchtvaartregelingen aan Awb3

28 juli 1998

Nr.DGRLD/JBZ/L 98.210486

Rijksluchtvaartdienst

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 31, eerste lid, 39, tweede lid, 54 en 93, eerste lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart;

Besluit:

Artikel I

De Regeling gelijkstelling buitenlandse bewijzen van bevoegheid1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 18 wordt ’Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst’ vervangen door: Minister van Verkeer en Waterstaat.

B

In bijlage B wordt de zinsnede

’De directeur-generaal van de Rijksluchtvaartdienst,

namens deze,

For Director-General of Civil Aviation,’

vervangen door:

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

namens deze,

On behalf of the Minister of Transport, Public Works and Watermanagement,.

Artikel II

In artikel 3, eerste lid, aanhef, van de Regeling erkenning opleidingen3, wordt telkens ’de directie Luchtvaartinspectie’ vervangen door: het Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst, Directie Luchtvaartinspectie.

Artikel III

De bijlage, hoofdstuk II, onderdeel 1, onderdeel h, van het Examenreglement voor beroepsvliegbewijzen2, wordt gewijzigd als volgt:

A

’Directeur Luchtvaartinspectie van de Rijksluchtvaartdienst’ wordt vervangen door: Minister van Verkeer en Waterstaat.

B

’goedgekeurd’ wordt vervangen door: gekwalificeerd.

Artikel IV

Het lichaam van de regeling van de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst van 8 september 1959, nr. LI/14533, houdende regels voor erkenning van personen die werkzaamheden verrichten in verband met de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen (Stcrt. 1959, 177), zoals opnieuw vastgesteld bij regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 maart 1998, nr. DGRLD/JBZ/L 98.210138, houdende vaststelling van de lichamen van diverse regelingen inzake de luchtvaart (Stcrt. 1998, 60)4 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2, derde lid, wordt ’deze dienst’ vervangen door: medewerkers van het Directoraat-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst.

B

Na artikel 5 wordt artikel 6 ingevoegd, dat luidt:

Artikel 6 Intrekking

Een erkenning wordt geheel of gedeeltelijk door de Minister van Verkeer en Waterstaat ingetrokken:

a. op verzoek van de houder of van de werkgever, op wiens aanbeveling de erkenning was afgegeven;

b. na beëindiging van het dienstverband van de houder met de werkgever, op wiens aanbeveling de erkenning was verleend;

c. indien naar het oordeel van de Minister van Verkeer en Waterstaat:

1° de houder niet voldoet aan de voor de verkrijging van een erkenning gestelde regelen dan wel de houder deze regelen niet nakomt,

2° de werkzaamheden van de houder niet langer nodig of gewenst zijn dan wel door hem niet naar behoren zijn verricht.

Artikel V

De Regeling erkenning bedrijven5 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 19, vierde lid, wordt de zinsnede ’het exemplaar van die dienst’ vervangen door: diens exemplaar.

B

De titels van de artikelen 24 respectievelijk 25 komen te luiden: Bewijzen van Toestemming respectievelijk Model van Bewijs van Toestemming.

Artikel VI

Artikel XI van de regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 maart 1998, nr. DGRLD/JBZ/L 98.210136, houdende aanpassing van ministeriële regelingen aan de Algemene wet bestuursrecht derde tranche (Stcrt. 1998, 61) komt te vervallen.

Artikel VII

Deze regeling treedt in werking op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1998.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.


Den Haag, 18 juli 1998. De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink.

1 Stcrt. 1993, 142; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 maart 1998 (Stcrt. 1998, 61)

2 Stcrt. 1990, 107; gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 maart 1998 (Stcrt. 1998, 61)

3 Stcrt. 1992, 57; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 maart 1998 (Stcrt. 1998, 61)

4 Stcrt. 1959, 177; laastelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 maart 1998 (Stcrt. 1998, 61)

5 Stcrt. 1988, 155; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling 23 maart 1998 (Stcrt. 1998, 61)

Toelichting

Bij regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 maart 1998, nr. DGRLD/JBZ/L 98.210136, houdende aanpassing van ministeriële regelingen aan de Algemene wet bestuursrecht derde tranche (Stcrt. 1998, 61), zijn ministeriële regelingen op het beleidsterrein van het Directoraat-Generaal Rijkslucht-vaartdienst aangepast aan de Alge-mene wet bestuursrecht derde tranche. Deze regeling blijkt enkele onvolkomenheden te bevatten. De onderhavige regeling dient tot herstel van deze onvolkomenheden.

Aan de regeling is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 april 1998, de datum waarop de overgangstermijn van Awb 3 is verstreken (Artikel V van de wet van 4 december 1997 tot aanpassing van bijzondere wetten aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht, Stb. 1997, 580). De noodzaak tot de terugwerking ligt met name in het feit dat artikel 6 van het lichaam van de regeling van de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst van 8 september 1959, nr. LI/14533, houdende regels voor erkenning van personen die werkzaamheden verrichten in verband met de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen (Stcrt. 1959, 177), zoals opnieuw vastgesteld bij regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 maart 1998, nr. DGRLD/JBZ/L 98.210138, houdende vaststelling van de lichamen van diverse regelingen inzake de luchtvaart (Stcrt. 1998, 60), door de aanpassingsregeling per abuis is komen te vervallen. Bij de onderhavige regeling wordt artikel 6 weer teruggebracht in de regeling (zie artikel IV, onderdeel B, van de onderhavige regeling).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink.

Naar boven