Grafimedia

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST GRAFIMEDIA

AI Nr. 9051

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Grafische Bedrijfsfondsen namens het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen, de Vereniging van Kleinere Grafische Ondernemingen, de Vereniging Zeefdruk en Sign Ondernemingen en de vereniging De Nederlandse Dagbladpers als partijen te ener zijde mede namens FNV Kunsten Informatie en Media, de Dienstenbond CNV h.o.d.n. CNV Media en De Unie als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst Grafimedia, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluiten van 22 september 1997 (Stcrt. 1997, nr. 184) en 30 januari 1998 (Stcrt. 1998, nr. 23), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindend verklaren van artikel 3 lid 3 en artikel 13 lid 1 van de bij de collectieve arbeidsovereenkomst Grafimedia behorende statuten van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven (FWG) en van de artikelen 1, 2 lid 3, 3 lid 11, 10 lid 1, 11 lid 1, 12 lid 1, 12 lid 4 en 17 van het bij deze collectieve arbeidsovereenkomst behorende reglement van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven, zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 januari 2001 de artikelen 3 lid 3 en 13 lid 1 van de bij de collectieve arbeidsovereenkomst Grafimedia behorende statuten van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven (FWG) en de artikelen 1, 2 lid 3, 3 lid 11, 10 lid 1, 11 lid 1, 12 lid 1, 12 lid 4 en 17 van het bij deze collectieve arbeidsovereenkomst behorende reglement van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven, zoals deze artikelen door partijen zijn gewijzigd c.q. toegevoegd en zulks met inachtneming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:

BIJLAGE 5

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 3 lid 3 wordt gelezen als volgt:

  • „3. Tot het grafimedia bedrijf behoren de ondernemingen, die zich toeleggen op een of meer van de volgende activiteiten:

    • het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproduct te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken;

    • het vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm."

Artikel 13 lid 1 wordt gelezen als volgt:

  • „1. Het bestuur bestaat uit 12 leden, van wie:

    • a. zes worden aangewezen door de werkgeversorganisatie in de grafische bedrijven te weten: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zes worden aangewezen door de werknemersorganisaties in de grafische bedrijven te weten:

    • vijf door FNV Kunsten Informatie en Media;

    • een door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media."

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VERVROEGD UITTREDEN OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

Artikel 1 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

boekjaar: kalenderjaar;

deelnemer: degene die vervroegd uit het arbeidsproces is getreden op grond van de regeling inzake vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de statuten;

ASF: Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

Lisv: Landelijk instituut sociale verzekeringen;

PGB: Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven;

ZW, WAZ, WAO: Ziektewet, Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

WW: Werkloosheidswet;

ZW-dagloon: het dagloon dat voor de verzekerden uit de Sector grafische bedrijven wordt berekend met toepassing van artikel 15 van de ZW en de daarop steunende algemene dagloonregelen en met inachtneming van het „Bijzonder Dagloonbesluit Ziektewet" ten behoeve van de Sector grafische bedrijven van het Lisv, en zoals dat voor de deelnemer zou zijn vastgesteld bij voortduren van het dienstverband;

uittredingsperiode: de tijd gedurende welke de deelnemer aanspraak kan maken op uitkeringen;

werkgever: de werkgever in de zin van de statuten;

werknemer: de werknemer in de zin van de statuten, met uitzondering van de werknemer die als journalist werkzaam is, respectievelijk redactie-stenograaf of corrector hoofdzakelijk belast met journalistieke arbeid, in een dagbladonderneming of onderdeel van een onderneming."

Artikel 2 lid 3 wordt gelezen als volgt:

  • „3. Deelneming is niet mogelijk voor werknemers, die aanspraak hebben op een loondoorbetaling tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid dan wel op een volledige uitkering krachtens de WAZ en/of WAO."

Artikel 3 lid 11 wordt gelezen als volgt:

  • „11. Uitsluitend ter uitvoering van het op 1 januari 1982 in werking getreden agreement – aangegaan tussen het fonds en een aantal stichtingen en ondernemingen die vervroegde uittreding regelen in verwante bedrijfssectoren met het oogmerk de nadelige gevolgen bij vervroegde uittreding ten gevolge van verandering van werkzaamheden of werkkring, zoveel mogelijk tegen te gaan – wordt wanneer toepassing van het agreement leidt tot vervroegde uittreding, de uitkering in afwijking van het in de vorige leden van dit artikel bepaalde, berekend overeenkomstig de daarvoor in het agreement gestelde regelen.1"

    Artikel 10 lid 1 wordt gelezen als volgt:

  • „1. Op de uitkeringen worden in mindering gebracht:

    • a. indien met toestemming van het bestuur in de uittredingsperiode werkzaamheden worden verricht: de voor die werkzaamheden ontvangen beloning resp. vergoeding;

    • b. uitkeringen waarop de deelnemer krachtens een pensioenregeling aanspraak kan maken;

    • c. uitkeringen krachtens de ZW resp. de WAZ en/of de WAO resp. de WW waarop de deelnemer tijdens zijn uittredingsperiode aanspraak heeft resp. verkrijgt, en andere loondervingsuitkeringen, alsmede de eventuele aanvullingen op het loon en/of de loondervingsuitkeringen die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking al dan niet via derden ontvangt."

Artikel 11 lid 1 wordt gelezen als volgt:

  • „1. De pensioenverzekering wordt bij het als gevolg van de vervroegde uittreding eindigen van het dienstverband, voortgezet als ware de dienstbetrekking niet beëindigd.

  • Hierbij wordt het bepaalde in artikel 6, lid 2 in acht genomen; dit geldt eveneens indien sprake is van situaties zoals omschreven in de volgende leden."

Artikel 12 lid 1 wordt gelezen als volgt:

  • „1. Indien een deelnemer voor het bereiken van zijn 65e jaar overlijdt, wordt de uitkering voor zover niet reeds uitbetaald, vanaf de dag na overlijden tot en met één maand na de dag van het overlijden uitbetaald – voor zover mogelijk in een bedrag ineens –:

    • a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige kinderen van de overledene die tot hem in een familierechtelijke betrekking stonden;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels voorzag in de kosten van het bestaan en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • Voor de toepassing van het eerste lid, sub a worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan als bedoeld in titel 5A van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dan wel duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren tenzij het betreft bloedverwanten in eerste of tweede graad. Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien."

Artikel 12 lid 4 wordt gelezen als volgt:

  • „4. Het in het eerste lid bepaalde mist toepassing indien de in het eerste lid bedoelde deelnemer ten tijde van het overlijden uitkering ingevolge de ZW, WAO of WAZ genoot."

Artikel 17 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 17 Maximum premieloon

Voor de berekening van de premies komt het loon dat bij dezelfde werkgever voor dezelfde werknemer meer heeft bedragen dan het bedrag dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van anderhalf maal het bedrag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met het aantal dagen waarop de werknemer bij de werkgever heeft gewerkt, voor dat meerdere niet in aanmerking."

III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 12 augustus 1998

C.J. Meerhof.


XNoot
1

Noot van cao-partijen:

„tussen het FWG en de Vut-fondsen voor boeken- en tijdschriftenuitgeverijen, het kartonnage- en flexibele verpakkingsbedrijf en de tijdschriftenjournalisten is overeengekomen dat voor de toepassing van het zgn. 10-jaarscriterium de jaren, doorgebracht onder de werkingssfeer van deze fondsen, bij elkaar opgeteld zullen worden.

Binnen het FWG is overeengekomen dat de jaren doorgebracht in de cao voor dagbladjournalisten meetellen bij de bepaling van het 10-jaarscriterium."

Naar boven