Beleidsregels benoemingen leden Raad voor Cultuur

16 juli 1998

Nr. WJZ/1998/16788 (8062)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen A. Nuis,

Besluit:

Artikel I

De Benoemingsregeling Raad voor cultuur wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 1. komt te luiden:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

B

Na artikel 1 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidend:

Artikel 1a

De voorzitter en de overige leden van de Raad worden voor vier jaar benoemd en eenmaal herbenoemd.

Artikel 1b

1. Eenmaal per twee jaar worden twaalf leden benoemd.

2. Voor ten hoogste zes van die twaalf leden kan de benoeming een herbenoeming zijn.

3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de voorzitter van de Raad.

C

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur.

Artikel II

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij zijn geplaatst.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 16 juli 1998. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. Nuis.

Toelichting

1. Algemeen

Op 18 december 1996 heb ik de Benoemingsregeling Raad voor cultuur vastgesteld.

In die Benoemingsregeling zijn beleidsregels opgenomen met betrekking tot de wijze waarop de voordrachten door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de Kroon tot benoeming van leden van de Raad voor cultuur tot stand komen. In die benoemingsregeling zijn tevens beleidsregels neergelegd met betrekking tot de wijze waarop de benoemingen van commissieleden van de Raad tot stand komen. Voorts heb ik bij die Benoemingsregeling een Benoemingenadviescommissie ingesteld.

Inmiddels heb ik na overleg met de Raad voor cultuur de volgende uitgangspunten voor het benoemen van Raadsleden geformuleerd:

1. De samenstelling van de Raad dient met het oog op met name de vierjaarlijkse advisering over een cultuurnota zodanig regelmatig te worden gewijzigd dat er telkens een substantieel aantal nieuwe leden bij zo’n advisering betrokken is.

2. Bekeken over perioden van acht jaar dient de Raad geheel en al uit nieuwe leden te bestaan.

3. De verhouding tussen nieuwe leden en ervaren leden dient door de tijd heen zodanig te zijn dat de Raad voortdurend evenwichtig blijft samengesteld.

4. Een en ander dient in een zo doelmatig mogelijk benoemingsproces te worden vorm gegeven.

Om die uitgangspunten niet alleen nu maar ook in de toekomst duidelijk kenbaar te laten zijn voor alle betrokkenen heb ik daaruit beleidsregels geformuleerd en die beleidsregels onderdeel laten uitmaken van de Benoemingsregeling Raad voor cultuur.

2. Beleidsregels voor benoemingen

Om ervoor te zorgen dat er een totale ’wisseling van de wacht’ optreedt in perioden van acht jaren, heb ik in de eerste plaats als beleidsregel vastgelegd dat de leden worden benoemd voor vier jaar (dat is de maximale benoemingstermijn volgens de Kaderwet adviescolleges) gevolgd door één herbenoeming (artikel 1a).

Daarnaast regel ik in artikel 1b dat de ’wisseling van de wacht’ m.b.t. de leden niet op één moment (en bloc) plaats heeft maar op vier momenten, verspreid over een periode van acht jaar. Daarvoor is in het eerste lid bepaald dat er iedere twee jaar 12 benoemingen plaatsvinden op een totaal van 24 leden. Van die 12 benoemingen zal het steeds in ten hoogste 6 gevallen moeten gaan om herbenoemingen (tweede lid). De zes andere benoemingen betreffen dus nieuwe leden. Als elke twee jaar ten minste zes nieuwe leden worden benoemd, wil dat zeggen dat er na acht jaar ten minste 24 leden gewisseld zijn. Daarmee is dus een geheel nieuwe samenstelling van de leden bereikt ten opzichte van acht jaar daarvoor.

3. Benoemingspraktijk

Een punt waarmee bij benoemingen rekening moet worden gehouden, is het jaar waarin de Raad in het kader van de totstandkoming van de cultuurnota over de beleidsplannen van de instellingen adviseert. Het is natuurlijk van belang dat de Raad in zo’n jaar bestaat uit ingewerkte leden. Benoemingen van nieuwe leden moeten dus bij uitstek niet in dat jaar plaatsvinden. Daarom zal er in de praktijk naar gestreefd moeten worden dat de jaren waarin (nieuwe) leden van de Raad benoemd worden, samenvallen met het eerste en derde jaar van een periode van vier jaar waarvoor een cultuurnota geldt. De eerste keer dat zich zo’n jaar voordoet, waarin leden moeten worden herbenoemd, is het jaar 1999. Dat is het derde jaar van de periode 1997-2000 waarvoor de cultuurnota ’Pantser of ruggengraat’ geldt.

4. Flexibiliteit

Voor de goede orde wijs ik er nog eens op dat het karakter van beleidsregels met zich meebrengt dat afwijking hiervan zo nodig mogelijk is.

Als vanzelfsprekend wijken de beleidsregels indien het belang van een evenwichtig samengestelde en optimaal functionerende Raad daarom vraagt.

Afwijkingen van de beleidsregels (benoemingstermijn en benoemingstijdstip) zullen in ieder geval de komende periode nodig zijn om tot het systeem te kunnen komen waarbij periodiek 12 leden worden (her)benoemd. De zittende leden zijn immers pas betrekkelijk korte tijd aan het werk en nagenoeg allemaal tegelijkertijd benoemd. Afwijkingen zullen voorts nodig zijn bij tussentijds vertrek van leden.

5.Afstemming tussen minister, Raad voor cultuur en Benoemingenadviescommissie

Om optimaal gebruik te maken van de beleidsregels voor benoemingen in de raad, is in de praktijk een zorgvuldige afstemming vereist tussen de minister - die verantwoordelijk is voor de juiste toepassing - en de raad. De raad kent de omstandigheden waarin zijn leden verkeren doorgaans beter dan de minister en is bovendien bij uitstek in staat hun inbreng op de juiste waarde te schatten.

Hoewel de Benoemingenadviescommissie zich in de eerste plaats bezig houdt met voor te dragen personen, is het denkbaar dat ook deze commissie zich uitlaat over benoemingstermijnen, bijvoorbeeld door te wijzen op factoren die het wenselijk maken dat de raad zo lang mogelijk van iemands deskundigheid gebruik maakt.

In de praktijk kan alleen goed samenspel tussen de minister, de Raad voor cultuur en de benoemingenadviescommissie tot een geslaagd benoemingenbeleid leiden.

6. Wijziging van de citeertitel

Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt om de citeertitel ’Benoemingsregeling Raad voor cultuur’ aan te passen aan (de nieuwe) Aanwijzing 44a van de Aanwijzingen voor de regelgeving. In die Aanwijzing 44a wordt (o.m.) bepaald dat in de citeertitel van de regeling waarbij een beleidsregel wordt vastgesteld, het woord beleidsregel uitdrukkelijk moet worden gebruikt. Als nieuwe citeertitel heb ik gekozen voor: Beleidsregels benoemingen Raad voor cultuur (Artikel I, onderdeel C).

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis.

Naar boven