Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 1998, 14 pagina 89 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 1998, 14 pagina 89 | Besluiten van algemene strekking |
Nr. 53/1989
Bekendmaking aan de zeevisvaart tot wijziging van Bekendmaking aan de zeevisvaart no. 53/1989 (Operationele en algemene eisen voor radarinstallaties en automatische radar-plot-apparatuur)
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Gelet op artikel 279, eerste lid, van het Vissersvaartuigenbesluit;
Maakt bekend:
Bekendmaking voor de zeevisvaart no. 53/1989 komt te luiden:
Artikel 1
Radarinstallaties die zijn geïnstalleerd op of na 1 september 1984 aan boord van vaartuigen met een lengte van 45 meter of meer, moeten voldoen aan de als Bijlage I bij deze bekendmaking gevoegde IMO-Resolutie
A.477(XII) en de als Bijlage II bij deze bekendmaking gevoegde IMO-Resolutie A.574(14) en, in aanvulling daarop, aan de navolgende bepalingen. De nummers van de paragrafen waarnaar wordt verwezen, zijn de paragraafnummers van IMO Resolutie A.477(XII).
1. De combinatie van bereiken zoals aangegeven in paragraaf 3.3.2.2, is niet toegestaan.
2. In aanvulling op het gestelde in de paragrafen 3.6.1 en 3.6.2 moet de radarinstallatie zijn voorzien van een peilschaal die aansluit op het radarbeeld. Tevens moet de installatie zijn voorzien van ten minste een mechanische cursor of een elektronische peillijn.
1. De peilschaal moet een markering per graad hebben, rechtsomgaand van 000° tot 360°; de markering van iedere 5° moet opvallend langer zijn dan de overige markeringen en de markering van iedere 10° moet zijn voorzien van cijfers.
2. De mechanische cursor moet:
- echo’s op het beeldscherm zo weinig mogelijk bedekken;
- over 360° linksom en rechtsom verdraaid kunnen worden, waarbij de draairichting moet overeenkomen met die van het bedieningsorgaan;
- binnen 5 seconden op iedere peiling in te stellen zijn;
- een uitvoering hebben die overeenkomt met figuur 1a of 1b.
figuur 1a
figuur 1b
3. De elektronische peillijn moet:
- duidelijk te onderscheiden zijn van de koerslijn;
- met een zodanige frequentie worden afgebeeld dat hij voortdurend zichtbaar kan zijn;
- in helderheid variabel ingesteld kunnen worden, van nul tot maximum;
- over 360° linksom en rechtsom verdraaid kunnen worden, waarbij de draairichting moet overeenkomen met die van het bedieningsorgaan en de draaisnelheid moet zijn met de snelheid van draaien of met de afwijking van de nominale positie van het bedieningsorgaan;
- binnen 5 seconden op iedere peiling in te stellen zijn;
- een dikte hebben van 0,5° of minder, gemeten op de peilschaal;
- zo lang zijn dat deze doorloopt tot aan de peilschaal;
- over het radarbeeld verplaatst kunnen worden, bij voorkeur door middel van één bedieningsorgaan, waarbij deze verplaatsing zodanig moet zijn dat de oorsprong van de peillijn op ieder punt binnen een gebied overeenkomend met 0,7 keer de effectieve straal van het radarbeeld, gepositioneerd kan worden;
- door middel van een enkelvoudige bedieningshandeling direct met de oorsprong op het eigen vaartuig geplaatst kunnen worden;
- zijn voorzien van een numerieke uitlezing met drie of vier cijfers. Indien toegepast met het vierde cijfer, moeten decimale gedeelten van graden worden aangeven. Tevens moet worden aangegeven of de peiling waar is of relatief.
Indien de radarinstallatie is voorzien van een mechanische cursor en een elektronische peillijn, behoeft de oorsprong van de peillijn niet over het radarbeeld verplaatst te kunnen worden.
3. In afwijking van het gestelde in paragraaf 3.9 moet het aantal omwentelingen van de antenne op de bereiken tot en met 6 zeemijlen ten minste 20 per minuut bedragen.
4. In aanvulling op het gestelde in paragraaf 3.13.2 moeten de bedieningsorganen zijn voorzien van een functie-aanduiding in de Engelse taal. Met de in die paragraaf aangeduide aanbevelingen voor symbolen worden bedoeld de aanbevelingen gesteld in IMO-Resolutie A.278(VIII).
5. Automatische terugstelling van de positie van het eigen vaartuig, bedoeld in paragraaf 3.15.2, moet aanwezig zijn.
6. Teneinde ongewenste blinde sectoren, sectoren van verminderd radarzicht en valse echo’s te voorkomen, moet de antenne-opstelling van de radarinstallatie, in aanvulling op het gestelde in paragraaf 3.16, aan de volgende eisen voldoen:
1. De antenne van de hoofdradarinstallatie moet, voor zover dat praktisch uitvoerbaar is, zodanig zijn opgesteld dat blinde sectoren en sectoren van verminderd radarzicht, voornamelijk in richtingen van de boordpeiling 247,5° door recht vooruit naar 112,5° worden vermeden. De antenne moet daartoe voldoende boven lading, dekhuizen, schoorstenen, laadmasten en dergelijke objecten uitsteken. Indien dit niet geheel mogelijk is, moet zij in elk geval zo ver mogelijk van deze objecten zijn verwijderd.
2. Indien aan het voorgaande niet geheel kan worden voldaan, moet de antenne zodanig zijn opgesteld dat:
2.1. in voorwaartse richting, tussen de boordpeilingen 355° en 5°, geen blinde sectoren of sectoren van verminderd radarzicht voorkomen;
2.2. tussen de boordpeilingen van respectievelijk 247,5° 355° en van 5° tot 112,5° geen blinde sectoren van meer dan 3° voorkomen; en
2.3. in achterwaartse richting tussen de boordpeilingen van 112,5° tot 247,5° zo mogelijk geen blinde sectoren voorkomen van meer dan 5°, doch in geen geval van meer dan 15°.
3. Indien aan boord van een vaartuig meer dan één radarinstallatie is geïnstalleerd, moet ten minste één radarinstallatie voldoen aan de in artikel 1, zesde lid, onder 1 of 2, gestelde eisen. De andere radarinstallaties moeten zodanig zijn opgesteld dat:
3.1. in voorwaartse richting, tussen de boordpeilingen 355° en 5°, geen blinde sectoren of sectoren van verminderd radarzicht voorkomen;
3.2. tussen de boordpeilingen van respectievelijk 270° tot 355° en van 5° tot 90° zo mogelijk geen blinde sectoren voorkomen van meer dan 3°, doch in geen geval van meer dan 5°; en
3.3. in achterwaartse richting, tussen de boordpeilingen van 90° en 270°, de blinde sectoren of sectoren van verminderd radarzicht zo klein mogelijk worden gehouden.
4. Naast elkaar gelegen blinde sectoren worden als aaneengesloten gerekend indien hun onderlinge afstand minder dan 3° bedraagt.
5. De blinde sectoren en de sectoren van verminderd radarzicht van elke radarinstallatie moeten bekend zijn en duidelijk zijn aangegeven op een tekening in de onmiddellijke nabijheid van het beeldscherm. Indien valse echo’s niet geheel kunnen worden vermeden, moet op bedoelde tekening zijn aangegeven in welke sectoren zij verwacht kunnen worden. De tekening moet de situatie vermelden voor het schip in zeeklare toestand.
7. Voor reserve-onderdelen en gereedschappen geldt het volgende:
1. Voor iedere voorgeschreven radarinstallatie moet van alle onderdelen met een normale levensduur van minder dan 1500 uren ten minste 25 percent, met een minimum van één, als reserve aan boord zijn. Bij de berekening van het aantal reserve-onderdelen vindt afronding naar boven plaats indien genoemd percentage leidt tot een breuktal groter dan 0,5.
Indien het vaartuig evenwel met meer dan het voorgeschreven aantal radarinstallaties is uitgerust behoeven geen reserve-onderdelen aan boord te zijn. Op de verpakking van magnetische reserve-onderdelen moeten de veilige kompasafstanden die tijdens de opslag moeten worden aangehouden, zijn aangegeven.
2. Van bijzonder gereedschap dat benodigd is voor het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden aan de radarinstallatie, moet ten minste één exemplaar aanwezig zijn.
3. Van elk type van de aanwezige radarinstallaties moet een volledig beschrijving in de Nederlandse of Engelse taal, met blokschema’s, een storingstabel en een bedieningsvoorschrift aanwezig zijn.
8. De plotvoorzieningen van voorgeschreven radarinstallaties aan boord van vaartuigen met een lengte van 75 meter of meer als bedoeld in artikel 279, tweede lid, van het Vissersvaartuigenbesluit, moeten gekoppeld zijn aan de radarinstallatie en moeten een doelmatige en snelle analyse van de beweging van de op het radarbeeld afgebeelde doelen mogelijk maken.
Artikel 2
Radarinstallaties die zijn geïnstalleerd op of na 1 september 1984 aan boord van vaartuigen met een lengte minder dan 45 meter, moeten voldoen aan het bepaalde in IMO-Resolutie A.477(XII) en A.574(14) en aan het bepaalde in artikel 1 van deze bekendmaking, met inachtneming van de navolgende bepalingen. De nummers van de paragrafen waarnaar wordt verwezen, zijn de paragraafnummers van Resolutie A.477(XII).
1. In aanvulling op paragraaf 3.3.1 moet een radarinstallatie zijn voorzien van een beeldscherm waarvan de bruikbare diameter, zonder optische vergroting, ten minste 150 mm bedraagt. Bij een beeldscherm met een bruikbare diameter van minder dan 180 mm moet een middel aanwezig zijn om het beeld tot ten minste deze diameter te kunnen vergroten. Optische vergrotingsmiddelen mogen het beeld niet ongunstig beïnvloeden door vertekening.
2. Voor afstandmeting geldt het volgende:
1. In afwijking van het gestelde in paragraaf 3.4.1.1 behoeft het aantal vaste afstandsringen slechts zodanig te zijn dat elk bereik in ten minste twee delen kan worden verdeeld.
2. In afwijking van het gestelde in paragraaf 3.4.2 is een variabele elektronische afstandsring niet vereist.
3. In afwijking van het gestelde in paragraaf 3.5.2 behoeft een voorziening om de koerslijn volledig te kunnen onderdrukken niet aanwezig te zijn.
4. Voor de peiling geldt het volgende:
1. Indien de radar is voorzien van een elektronische peillijn die voldoet aan het gestelde in artikel 1, tweede lid, onder 3, mag in afwijking van artikel 1, tweede lid, onder 1, worden volstaan met een markering van de peilschaal van iedere 5° en behoeft de markering van iedere 10° niet te zijn voorzien van cijfers.
2. In afwijking van het gestelde in artikel 1, tweede lid, onder 3, behoeft de oorsprong van de elektronische peillijn niet over het radarbeeld verplaatst te kunnen worden.
3. In afwijking van het gestelde in paragraaf 3.6.2 behoeft de meetnauwkeurigheid van de peilingen niet beter te zijn dan plus of min 2°.
5. In afwijking van het in paragraaf 3.7.2 genoemde azimuthverschil van 21/2°, mag dit azimuthverschil 3° bedragen.
Ten aanzien van een radarinstallatie werkend in de S-band, die wordt geplaatst in aanvulling op een radarinstallatie werkend in de X-band, mag bedoeld azimuthverschil 4° bedragen.
6. Indien een vaartuig als bedoeld in dit artikel, is uitgerust met een gyrokompas, moeten voorzieningen zijn getroffen om het Noorden van het radarbeeld met behulp van dat kompas te kunnen stabiliseren, zoals bedoeld in paragraaf 3.10.
7. In afwijking van het gestelde in paragraaf 3.11 wordt geen voorziening vereist om een belangrijke achteruitgang in werking van de radarinstallatie te kunnen vaststellen; wel vereist is een voorziening die het mogelijk maakt om, ook bij afwezigheid van doelen, de afstemming van de installatie te controleren.
8. In afwijking van het gestelde in artikel 1, zevende lid, worden geen reserve-onderdelen en gereedschappen vereist.
Artikel 3
Automatische radar-plot-apparatuur, welke op of na 1 september 1984 aan boord geïnstalleerd is, moet voldoen aan het bepaalde in IMO Resoluties
A.574(14) en A.422(XI). Automatische radar-plot-apparatuur die is samengebouwd met een radarinstallatie, moet, voor zover van toepassing, tevens voldoen aan het bepaalde in IMO Resolutie A.477(XII) en aan het bepaalde in artikel 1.
Artikel 4
Met de in deze bekendmaking bedoelde apparatuur wordt gelijkgesteld apparatuur die rechtmatig is geproduceerd of in de handel is gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie, dan wel is geproduceerd in een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die aan gelijkwaardige technische eisen voldoet.
Deze bekendmaking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in de Landscourant van Aruba worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen bij deze bekendmaking, die in Nederland ter inzage liggen bij het Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Willem Witsenplein 6 te Den Haag en bij de Scheepvaartinspectie, ’s-Gravenweg 665 te Rotterdam.
Van de terinzagelegging van de bijlagen in de Nederlandse Antillen en in Aruba zal mededeling worden gedaan in de Curaçaosche Courant en in de Landscourant van Aruba.
Deze Bekendmaking aan de zeevisvaart strekt tot het opnieuw vaststellen van Bekendmaking aan de zeevisvaart no. 53/1989 (Stcrt. 1989, 213). Het ontwerp van die bekendmaking werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109)1. Om alsnog aan de verplichting tot notificatie te voldoen is deze bekendmaking in ontwerp aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen genotificeerd (zie ook kamerstukken II 1996/1997, 25 389).
Voor een toelichting op de achtergronden van deze bekendmaking zij verwezen naar de toelichting bij de oorspronkelijke bekendmaking (zie Stcrt. 1989, 213).
De tekst van de bekendmaking is identiek aan de tekst van de oorspronkelijke bekendmaking, behoudens het volgende. In artikel 4 is een bepaling betreffende wederzijdse erkenning van toegestane apparatuur opgenomen.
De ontwerp-bekendmaking is op 25 augustus 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienr. 97/0646/NL), ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de eerdergenoemde richtlijn nr. 83/189/EEG. De ontwerp-bekendmaking is op 2 oktober 1997 gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie (notificatienr. G/TBT/Notif.97.567), ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van de ontwerp-bekendmaking is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 197.
Deze notificaties zijn noodzakelijk aangezien de bekendmaking technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn nr. 83/189/EEG, zoals gewijzigd, en als bedoeld in voornoemde overeenkomst. Als technische voorschriften kunnen worden aangewezen de artikelen 1, 2 en 3.
Deze voorschriften, die zonder onderscheid van toepassing zijn op Nederlandse en ingevoerde radarinstallaties en automatische radar-plot-apparatuur aan boord van vissersvaartuigen, zijn uit hoofde van een doeltreffende bescherming van de openbare veiligheid en de gezondheid en het leven van personen noodzakelijk. Ook zijn zij evenredig aan de met deze voorschriften beoogde doelen. Voor zover deze bekendmaking kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 30 EG-Verdrag bevat, zijn deze derhalve gerechtvaardigd ter bescherming van de bovengenoemde belangen.
In het kader van de notificatie ingevolge de richtlijn is in artikel 4 de bovengenoemde bepaling betreffende wederzijdse erkenning opgenomen met het oog op de geharmoniseerde toepassing van technische voorschriften. De WTO-notificatieprocedure heeft niet geleid tot wijziging van de ontwerp-bekendmaking.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.
1 Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100). Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-1998-14-p89-SC12398.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.