Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995

Regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 8 december 1997 in verband met de verstrekking van reisdocumenten door de Minister van Buitenlandse Zaken en de door hem aangewezen consulaire posten in het buitenland (Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995)

8 december 1997

RDB97/U959-RD

DGOB/RDB

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, handelende in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en de Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken;

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, onder g en tweede lid, 3, derde lid, 8, eerste en tweede lid, 16, tweede lid, 26, eerste lid, onder d en derde lid, 27, eerste lid, 30, 40, eerste lid, onder d, en zesde lid, 43, 57 en 59 van de Paspoortwet en artikel 7 van het Besluit paspoortgelden;

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

§ 1. Definities en reikwijdte

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: de Paspoortwet;

b. aanvraag, weigering, verstrekking, uitreiking, houder, wijziging, inhouding, vervallen of vervallenverklaring en vermissing: hetgeen ingevolge artikel 1, eerste lid, van de wet daaronder wordt verstaan;

c. aanvrager: degene die een aanvraag als bedoeld in artikel 1, onder a, van de wet indient;

d. bijschrijving: bijschrijving van kinderen als bedoeld in artikel 17, eerste lid van de wet;

e. noodverlenging: een wijziging van de datum waarop de geldigheidsduur van het reisdocument eindigt in een datum die op een later tijdstip is gelegen;

f. register paspoortsignaleringen: het register, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet;

g. signalerende autoriteit: de autoriteit bedoeld in de artikelen 18 tot en met 24 van de wet die op grond van artikel 25 van de wet een verzoek tot weigering of vervallenverklaring heeft ingediend;

h. het hoofd van de post: het hoofd van een ingevolge artikel 7 van deze regeling aangewezen consulaire post;

i. standaardclausule: een clausule waarvan de tekst in bijlage A van deze regeling is vastgesteld;

j. standaardformulier: een formulier waarvan het model in bijlage B van deze regeling is vastgesteld;

k. modelformulier: een model voor een formulier, opgenomen in bijlage D van deze regeling;

l. sofi-nummer: het sociaal-fiscaal nummer, bedoeld in artikel 47b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

m. invulinstructie: de instructie voor de vermelding van gegevens in de reisdocumenten, opgenomen in bijlage C van deze regeling;

n. machineleesbare strook: zone onder aan de houderpagina van een reisdocument, waarop de gegevens van de houder op zodanige wijze worden vermeld dat deze met behulp van optische apparatuur leesbaar zijn;

o. basisadministratie: gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

p. gezinsregister: in de Nederlandse Antillen een gezinsregister als bedoeld in artikel 2, onder a, van het Besluit van 16 december 1929 (P.B. 103), ter uitvoering van de verordening van 21 juni 1929 (P.B. 89) tot het vaststellen van bepalingen nopens het aanleggen en bijhouden van bevolkingsregisters en in Aruba een gezinsregister als bedoeld in artikel 2, onder a, van het Landsbesluit bevolkingsregister (AB 1990, GT 41);

q. de leverancier: Joh. Enschedé Security Cards and Documents BV;

r. de korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993.

2. Deze regeling is van toepassing op de verstrekking van reisdocumenten door de Minister van Buitenlandse Zaken en de door hem aangewezen consulaire posten in het buitenland.

§ 2. Andere reisdocumenten van het Koninkrijk der Nederlanden

Artikel 2

Andere reisdocumenten van het Koninkrijk der Nederlanden ingevolge artikel 2, eerste lid, onder g, van de wet zijn:

a. faciliteitenpaspoort;

b. tweede paspoort.

§ 3. Modellen van de reisdocumenten

Artikel 3

1. Met betrekking tot de in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met e, van de wet bedoelde reisdocumenten bestaan de navolgende modellen:

a. nationaal paspoort: model nationaal paspoort met 32 bladzijden, dan wel met 64 bladzijden (zakenpaspoort);

b. diplomatiek paspoort: model diplomatiek paspoort;

c. dienstpaspoort: model dienstpaspoort en model nationaal paspoort, voorzien van standaardclausule XII;

d. reisdocument voor vluchtelingen: model reisdocument voor vluchtelingen;

e. reisdocument voor vreemdelingen: model reisdocument voor vreemdelingen.

2. Met betrekking tot het in artikel 2, eerste lid, onder f, van de wet bedoelde nooddocument bestaan de navolgende modellen:

a. laissez-passer: model laissez-passer;

b. noodpaspoort: model nationaal paspoort, voorzien van standaardclausule V;

c. nooddocument voor vluchtelingen: model reisdocument voor vluchtelingen, voorzien van standaardclausule V;

d. nooddocument voor vreemdelingen: model reisdocument voor vreemdelingen voorzien van standaardclausule V.

3. Met betrekking tot de ingevolge artikel 2, eerste lid, onder g, van de wet vastgestelde reisdocumenten bestaan de navolgende modellen:

a. faciliteitenpaspoort: model nationaal paspoort met 32 bladzijden, dan wel met 64 bladzijden (zakenpaspoort), voorzien van standaardclausule IX;

b. tweede paspoort: model nationaal paspoort met 32 bladzijden, dan wel met 64 bladzijden (zakenpaspoort), voorzien van standaardclausule X.

4. Met betrekking tot het ingevolge artikel 2, tweede lid, van de wet bedoelde reisdocument bestaat het navolgende model:

Europese identiteitskaart: model Europese identiteitskaart.

§ 4. Register paspoortsignaleringen

Artikel 4 Vestigingsplaats van het register

Het register paspoortsignaleringen is ondergebracht bij de afdeling Reisdocumenten en Bevolkingsadministratie van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Artikel 5 Administratie van kennisgevingen uit het register

1. De administratie die de autoriteiten, bevoegd tot verstrekking dan wel inhouding, ingevolge artikel 25, vierde en vijfde lid, van de wet bijhouden, moet zodanig worden ingericht dat daaruit te allen tijde de personalia van de in het register opgenomen personen ten aanzien van wie zij op grond van de wet bevoegd zijn tot verstrekking dan wel inhouding, blijken.

2. De in het eerste lid bedoelde administratie kan desgewenst worden gevoerd door het bewaren en raadplegen van de regelmatig toegezonden signaleringslijst en de tussentijdse aanvullingen daarop.

§ 5. Aangewezen autoriteiten

Artikel 6 De Minister van Buitenlandse Zaken

1. De Minister van Buitenlandse Zaken neemt aanvragen in ontvangst voor en gaat over tot verstrekking van een nationaal paspoort aan een Nederlander die:

a. als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente is ingeschreven dan wel niet als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente is ingeschreven, en

b. terstond Nederland moet verlaten wegens dringende werkzaamheden van humanitaire of diplomatiek aard, terwijl

c. het gezien het tijdstip van vertrek niet mogelijk is tijdig een reisdocument te verkrijgen van de burgemeester die bevoegd zou zijn hem een reisdocument te verstrekken.

De Minister van Buitenlandse Zaken geeft van de verstrekking van een reisdocument op grond van dit artikel kennis aan de burgemeester die bevoegd is tot het verstrekken van het reisdocument.

2. De Minister van Buitenlandse Zaken neemt tevens aanvragen in ontvangst voor en gaat over tot verstrekking van laissez-passer’s ten behoeve van de in artikel 15, tweede lid, van de wet bedoelde personen.

Artikel 7 Het hoofd van de post

1. De hoofden van alle posten zijn bevoegd tot:

a. het in ontvangst nemen van aanvragen;

b. de verstrekking van laissez-passer’s;

c. het aanbrengen van noodverlengingen.

2. De hoofden van de in bijlage E genoemde posten zijn bevoegd tot verstrekking van:

a. nationale paspoorten;

b. reisdocumenten voor vluchtelingen;

c. reisdocumenten voor vreemdelingen;

d. faciliteitenpaspoorten;

e. tweede paspoorten;

voor zover de aanvrager zijn verblijf heeft in het ressort van de post waar de aanvraag wordt ingediend.

3. De hoofden van de in bijlage E genoemde posten zijn voorts bevoegd tot verstrekking van:

f. noodpaspoorten;

g. nooddocumenten voor vluchtelingen.

4. De hoofden van de in bijlage F genoemde posten zijn bevoegd tot verstrekking van Europese identiteitskaarten.

Artikel 8 Heffing en kwijtschelding van rechten

Het hoofd van de post die een aanvraag in ontvangst neemt, is bevoegd tot heffing van rechten, dan wel het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van rechten als bedoeld in het Besluit paspoortgelden.

Hoofdstuk II. Aanvraagprocedure

§ 1. Het op schrift stellen van de aanvraag

Artikel 9

1. De aanvraag voor de verstrekking van een reisdocument wordt op schrift gesteld met gebruikmaking van een voor de gevraagde handeling bestemd aanvraagformulier, waarop in ieder geval de volgende gegevens betreffende de aanvrager vermeld worden:

a. geslachtsnaam en voornamen;

b. geboortedatum en geboorteplaats;

c. adres en woonplaats;

d. geslacht;

e. nationaliteit;

f. status, indien het een vluchteling of staatloze betreft;

g. lengte.

h. de wijze waarop de identiteit is vastgesteld.

2. De geslachtsnaam omvat tevens de voorvoegels en adellijke titels, de voornaam omvat tevens de adellijke predikaten. Op verzoek van de aanvrager kan de vermelding van adellijke titels en predikaten achterwege blijven.

3. In de in artikel 48, vierde lid, bedoelde gevallen wordt in het aanvraagformulier tevens het sofi-nummer van de aanvrager vermeld.

4. In het aanvraagformulier worden tevens de geslachtsnaam van de huidige echtgenoot of echtgenote, dan wel van de laatste gewezen echtgenoot of echtgenote, alsmede de burgerlijke staat op het moment van de aanvraag vermeld, indien de aanvrager om opneming van deze gegevens in het aangevraagde reisdocument verzoekt.

5. Het aanvraagformulier wordt door de aanvrager persoonlijk ondertekend. Indien de aanvrager door leeftijd of een handicap niet in staat is zijn handtekening te zetten, wordt daarvan in het aanvraagformulier melding gemaakt.

§ 2. Identiteit en nationaliteit van de aanvrager

Artikel 10 Algemeen

1. Voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van de aanvrager wordt gebruik gemaakt van het door deze overgelegde Nederlandse reisdocument.

2. Indien de aanvrager niet in staat is een eerder uitgereikt Nederlands reisdocument over te leggen, dan wel twijfel bestaat aan de juistheid van de in het overgelegde reisdocument opgenomen gegevens, dan wel onvoldoende zekerheid bestaat over de identiteit van de aanvrager wordt het aanvraagformulier behorende bij het eerder aan hem verstrekte reisdocument geraadpleegd.

3. Berust het in het tweede lid bedoelde aanvraagformulier niet bij de autoriteit die de aanvraag in ontvangst genomen heeft, dan verstrekt de autoriteit die aan de betrokken persoon diens laatste Nederlandse reisdocument, niet zijnde een nooddocument, heeft verstrekt, op verzoek van de autoriteit die de aanvraag in ontvangst heeft genomen aan deze het desbetreffende originele aanvraagformulier. Het orginele aanvraagformulier wordt na vergelijking bewaard bij het aanvraagformulier behorende bij het nieuw aangevraagde reisdocument indien een nieuw reisdocument wordt verstrekt. Wordt er geen nieuw reisdocument verstrekt dan wordt het originele aanvraagformulier teruggezonden naar de autoriteit die het heeft verstrekt.

4. In afwijking van het bepaalde in het tweede en het derde lid kan bij vermissing van een eerder uitgereikt reisdocument het raadplegen van het originele aanvraagformulier behorende bij het eerder uitgereikte reisdocument achterwege blijven, indien de identiteit van de aanvrager met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld aan de hand van een ander op grond van artikel 30 van de wet aan de aanvrager uitgereikt geldig reisdocument.

5. De aanvrager aan wie niet eerder een Nederlands reisdocument is verstrekt, dient bij zijn aanvraag andere identiteitsdocumenten die voorzien zijn van zijn foto en handtekening over te leggen. Indien hij dergelijke documenten niet over kan leggen of ondanks overlegging van deze documenten twijfel blijft bestaan aan zijn identiteit, wordt daarnaar een gericht onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvat zoveel mogelijk verificatie van de identiteit met behulp van door de aanvrager over te leggen andere bewijsstukken waaronder zijn geboorteakte. Van de overgelegde identiteitsdocumenten dan wel andere bewijsstukken wordt melding gemaakt in het aanvraagformulier.

6. Zolang ingevolge dit artikel onvoldoende zekerheid omtrent de identiteit van de aanvrager kan worden verkregen, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 11 Bijzondere vermeldingen

1. Op verzoek van de aanvrager die door middel van schriftelijke bewijsstukken aantoont in het maatschappelijk verkeer bekend te staan onder een andere naam, kan met gebruikmaking van standaardclausule VI in een reisdocument, met uitzondering van een Europese identiteitskaart, tevens deze andere naam in het reisdocument worden vermeld.

2. Andere bijzondere vermeldingen kunnen op verzoek van de houder die aantoont daarbij een gerechtvaardigd belang te hebben dan wel ambtshalve worden aangebracht, voor zover het reisdocument daartoe voldoende ruimte bevat.

Slechts bijzondere vermeldingen waarvoor in bijlage A een standaardclausule is opgenomen, zijn toegestaan.

3. De bijzondere vermeldingen bedoeld in dit artikel worden in het aanvraagformulier opgenomen.

Artikel 12 Verschijning van de aanvrager in persoon

Indien de aanvrager ingevolge artikel 28, derde lid, van de wet niet persoonlijk bij het indienen van de aanvraag is verschenen, wordt daarvan onder vermelding van de redenen in het aanvraagformulier melding gemaakt.

§ 3. Bezit van of vermelding in andere reisdocumenten

Artikel 13

Van de door de aanvrager overgelegde Nederlandse of buitenlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld, dan wel van de reisdocumenten waarin hij staat bijgeschreven, worden het documentnummer, de geldigheidsduur en de autoriteit die het document heeft verstrekt, in het aanvraagformulier vermeld.

§ 4. Vermissing

Artikel 14

1. Bij vermissing van een eerder uitgereikt Nederlands reisdocument worden het nummer van het vermiste document en de autoriteit die het heeft verstrekt, in het aanvraagformulier vermeld. Indien deze gegevens op het moment van de aanvraag niet voorhanden zijn, wordt hiernaar een gericht onderzoek ingesteld als bedoeld in artikel 10.

2. De ingevolge artikel 31 van de wet door de aanvrager af te leggen schriftelijke verklaring omtrent de vermissing geschiedt ten overstaan van de ambtenaar die de aanvraag in ontvangst neemt overeenkomstig het bij deze regeling in de bijlage opgenomen modelformulier 1, dan wel door overlegging van een terzake opgemaakt proces-verbaal van de politie.

3. De schriftelijke verklaring omtrent de vermissing dient een exacte omschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de vermissing heeft plaatsgevonden en wordt opgenomen in de in hoofdstuk XII bedoelde reisdocumenten-administratie.

4. Van de vermissing en de ingevolge het eerste lid geverifieerde gegevens met betrekking tot het vermiste reisdocument, niet zijnde een nooddocument, wordt, opgemaakt volgens modelformulier 7, melding gemaakt aan de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps landelijke politiediensten.

5. Het vierde lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op een nooddocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder f van de wet.

§ 5. Het overleggen van foto’s

Artikel 15

1. Bij het indienen van de aanvraag voor de verstrekking van een reisdocument worden twee gelijke pasfoto’s in kleur of zwart-wit overgelegd, die van recente datum zijn en een duidelijk en goedgelijkend beeld van de aanvrager geven. Het gebruik van reprodukties of van eerder gebruikte foto’s is niet toegestaan.

2. De foto’s zijn schuin van voren genomen, zodanig dat de afbeelding voor ongeveer 3/4 gedeelte de ene en voor ongeveer 1/4 gedeelte de andere gelaatshelft weergeeft. De grootte van de te bevestigen foto is 3 bij 4 cm. De breedte van het hoofd dient ongeveer 2 cm van de afbeelding in beslag te nemen.

Beide ogen dienen zichtbaar te zijn, eventueel achter een bril met doorschijnende glazen. Het dragen van een donkere bril op de foto’s is niet toegestaan, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat zulks om medische redenen noodzakelijk is. Het hoofd dient onbedekt te zijn, tenzij de aanvrager heeft aangetoond dat godsdienstige, levensbeschouwelijke of medische oorzaken zich hiertegen verzetten. Indien in dat geval het hoofd wordt bedekt, moet het gezicht wel zichtbaar blijven.

3. In afwijking van dit artikel kan in noodgevallen, indien de aanvrager niet over twee gelijke pasfoto’s beschikt en er redelijkerwijs voor hem geen mogelijkheid bestaat om pasfoto’s te laten maken, bij de verstrekking van een laissez-passer worden afgezien van de verplichting in het eerste lid, mits de houder beschikt over een ander reis- of identiteitsdocument, voorzien van een foto. In dat geval kan een laissez-passer worden verstrekt dat uitsluitend tezamen met het andere reis- of identiteitsdocument kan worden gebruikt. In het laissez-passer en het aanvraagformulier wordt aangetekend tezamen met welk ander reis- of identiteitsdocument het laissez-passer aldus bruikbaar is. Indien de houder niet beschikt over een ander reisdocument of identiteitsdocument dan kan van deze verplichting worden afgezien.

§ 6. Aanvragen ten behoeve van handelingsonbekwamen

Artikel 16 Overlegging verklaring van toestemming

1. De verklaring van toestemming als bedoeld in de artikelen 35 tot en met 37 van de wet wordt schriftelijk overgelegd. In het aanvraagformulier wordt melding gemaakt van de overlegging van de betreffende verklaring van toestemming.

2. In afwijking van het eerste lid kan overlegging van de verklaring van toestemming van degenen die het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefenen of van de voogd ook geschieden, door het desbetreffende aanvraagformulier mede te ondertekenen.

Artikel 17 Identiteit van ouder, voogd of curator

1. Voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de degene die het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent, van de voogd of van de curator is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

2. Indien degene die een verklaring van toestemming moet afgeven niet in persoon verschijnt, kan de aanvraag slechts in behandeling worden genomen indien uit de overgelegde schriftelijke verklaring van toestemming en eventuele andere overgelegde stukken met de nodige zekerheid kan worden afgeleid dat de verklaring van toestemming van de betreffende persoon afkomstig is.

Hoofdstuk III. Reisdocumenten voor vluchtelingen en reisdocumenten voor vreemdelingen

§ 1. Standaard aanvraagformulieren

Artikel 18

1. De aanvraag voor een reisdocument voor vluchtelingen, dan wel een reisdocument voor vreemdelingen wordt op schrift gesteld met gebruikmaking van het standaardformulier 1.

2. Een in het eerste lid bedoeld aanvraagformulier kan worden verstrekt nadat daartoe een verzoek is gedaan door het hoofd van de post, onder vermelding van de personalia van de aanvrager en de reden van de aanvraag.

§ 2. Reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen die in Nederland zijn toegelaten

Artikel 19 Het op schrift stellen van de aanvraag

1. In het aanvraagformulier worden naast de gegevens bedoeld in artikel 9, de navolgende gegevens betreffende de aanvrager vermeld:

I. met betrekking tot de nationaliteit:

a. welke nationaliteit de aanvrager bezit, dan wel

b. door welke oorzaak de aanvrager zonder of van onbekende nationaliteit is, dan wel

c. op grond van welke wettelijke regeling of administratieve beslissing de aanvrager zijn nationaliteit heeft verloren;

II. met betrekking tot de burgerlijke staat:

de geboortedatum, de geboorteplaats, de nationaliteit en het Nederlandse verblijfsdocument met het documentnummer van de echtgenoot of echtgenote, dan wel van de laatste gewezen echtgenoot of echtgenote van de aanvrager;

III. met betrekking tot de binnenkomst in Nederland:

a. de datum waarop de aanvrager Nederland is binnengekomen;

b. het land vanwaar de aanvrager voor binnenkomst in Nederland laatstelijk was vertrokken;

c. de gemeente waar de aanvrager bij binnenkomst in Nederland voor het eerst als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven;

d. het documentnummer, de geldigheidsduur, alsmede de datum en de autoriteit van verstrekking van het reisdocument waarover de aanvrager bij binnenkomst in Nederland beschikte;

IV. met betrekking tot het rechtmatig verblijf van de aanvrager in Nederland:

a. de in het bezit van de aanvrager zijnde geldige vergunning tot vestiging, tot verblijf voor onbepaalde duur, tot verblijf, dan wel een geldige voorwaardelijke vergunning tot verblijf, afgegeven namens de Minister van Justitie, met vermelding van het bijbehorende documentnummer;

b. de datum van vertrek uit Nederland en de gemeente waar betrokkene als ingezetene in de basisadministratie is of voor het laatst was ingeschreven;

c. de reden van het buitenlandse verblijf van de aanvrager.

2. Bij de aanvraag worden (foto)kopieën van de in het bezit van de aanvrager zijnde reisdocumenten, dan wel van de reisdocumenten waarin hij staat bijgeschreven (met alle bestempelde visumbladzijden), alsmede van de verblijfsdocumenten meegezonden.

Artikel 20 Vreemdelingen met de status van vluchteling of staatloze

1. Een reisdocument voor vluchtelingen onderscheidenlijk een reisdocument voor vreemdelingen wordt verstrekt aan de vluchteling onder- scheidenlijk de staatloze aan wie eerder een reisdocument voor vluchtelingen onderscheidenlijk een reisdocument voor vreemdelingen is verstrekt dat echter op het moment van de aanvraag is vermist, dan wel waarvan de geldigheidsduur is verlopen.

2. De vluchteling dient in het bezit te zijn van:

a. een geldige toelating als vluchteling, afgegeven in Nederland, dan wel

b. een geldige mandaatverklaring, afgegeven namens de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR), vergezeld van een in Nederland afgegeven geldige vergunning tot vestiging of tot verblijf voor onbepaalde duur.

3. De staatloze dient in het bezit te zijn van een in Nederland afgegeven:

a. geldige vergunning tot vestiging, dan wel

b. geldige vergunning tot verblijf voor onbepaalde duur,

c. geldige vergunning tot verblijf, dan wel

d. geldige voorwaardelijke vergunning tot verblijf,

waarin is vermeld dat de betrokken persoon staatloos is.

Artikel 21 Andere vreemdelingen

Indien door de aanvrager niet kan worden voldaan aan de in artikel 20 vermelde voorwaarden tot verstrekking van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen, worden voor zover mogelijk in het aanvraagformulier tevens nog de navolgende gegevens vermeld:

a. de reden waarom de aanvrager geen reisdocument van een ander land kan verkrijgen, dan wel

b. de reden waarom van de aanvrager niet kan worden gevergd, dat hij een reisdocument van een ander land aanvraagt, dan wel

c. indien de in het bezit van een geldige verblijfstitel zijnde aanvrager een verzoek om naturalisatie tot Nederlander heeft ingediend, op welke datum dit is geschied, in welk stadium de procedure zich bevindt en wat het daarop betrekking hebbende behandelingsnummer van het Ministerie van Justitie is.

Artikel 22 Opmerkingen van de korpschef

1. Het aanvraagformulier en de eventuele overgelegde bewijsstukken worden door tussenkomst van de Minister van Buitenlandse Zaken doorgezonden aan de korpschef in wiens vreemdelingenadministratie de aanvrager ten tijde van de aanvraag is opgenomen.

2. De korpschef vermeldt in het aanvraagformulier de navolgende gegevens die omtrent de aanvrager in de vreemdelingenadministratie zijn opgenomen:

a. geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit;

b. de datum sedert welke de aanvrager in de vreemdelingenadministratie is ingeschreven;

c. de geldige Nederlandse verblijfstitel met documentnummer waarover de aanvrager beschikt, dan wel de reden waarom hij niet over een geldige verblijfstitel beschikt;

d. het gegeven dat het verzoek van de aanvrager om het verlenen van een vergunning tot verblijf ter beslissing is voorgelegd aan de Minister van Justitie.

3. De korpschef vermeldt in het aanvraagformulier tevens of en zo ja, op welke punten de in het toegezonden aanvraagformulier vermelde gegevens afwijken van de gegevens die omtrent de aanvrager in de vreemdelingenadministratie zijn opgenomen.

4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een aanvrager als bedoeld in artikel 21 en tegen het verlenen van een reisdocument voor vluchtelingen dan wel een reisdocument voor vreemdelingen aan de betrokken persoon op verblijfsrechtelijke gronden bedenkingen bestaan, vermeldt de korpschef als bedenkingen:

a. de aanvrager dient in het bezit te zijn van een geldig reisdocument voor grensoverschrijding, verstrekt door de autoriteiten van een ander land, dan wel

b. de verblijfstitel van de aanvrager zal niet meer worden verlengd, dan wel

c. de verblijfstitel van de aanvrager is of zal vervallen, dan wel

d. andere bedenkingen.

5. De korpschef of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar plaatst op de bestemde plaats in het aanvraagformulier zijn handtekening.

6. De korpschef zendt het door hem ingevulde aanvraagformulier aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Artikel 23 Opmerkingen van de Minister van Buitenlandse Zaken

1. De Minister van Buitenlandse Zaken vermeldt in het aanvraagformulier of en zo ja, welke bedenkingen hij heeft tegen de verstrekking van het aangevraagde reisdocument.

2. De Minister van Buitenlandse Zaken zendt het aanvraagformulier aan het hoofd van de post waar de aanvraag is ingediend.

§ 3. Reisdocumenten voor vreemdelingen, verstrekt op grond van artikel 15, tweede lid, van de wet

Artikel 24

1. Het hoofd van de post maakt voor het op schrift stellen van de aanvraag gebruik van het in artikel 18 bedoelde aanvraagformulier.

2. In het aanvraagformulier worden naast de gegevens, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder I tot en met III, en in artikel 21, de navolgende gegevens vermeld:

a. het door de aanvrager ter inzage overgelegde document voor tijdelijk verblijf in Nederland;

b. het doel waarvoor de aanvrager het aangevraagde reisdocument nodig heeft;

c. het land van bestemming.

3. De artikelen 22 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 4. Reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen die in de Nederlandse Antillen dan wel Aruba zijn toegelaten

Artikel 25 Het op schrift stellen van de aanvraag

Voor het op schrift stellen van de aanvraag voor een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen van een persoon die in de Nederlandse Antillen dan wel Aruba is toegelaten, zijn de artikelen 19, 21 en 24, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26 Opmerkingen van de Gouverneur en de Minister van Buitenlandse Zaken

1. Het aanvraagformulier en de eventuele overgelegde bewijsstukken worden door tussenkomst van de Minister van Buitenlandse Zaken doorgezonden aan de Gouverneur van de Nederlandse Antillen of Aruba.

2. De Gouverneur vermeldt in het aanvraagformulier of, en zo ja welke bedenkingen bestaan tegen verstrekking van het aangevraagde reisdocument.

3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een aanvrager als bedoeld in artikel 21 gaat de Gouverneur niet over tot de in het tweede lid bedoelde vermelding in het aanvraagformulier alvorens hij het advies van de Minister van Buitenlandse Zaken over de desbetreffende aanvraag heeft ingewonnen.

4. Behoudens het bepaalde in het vijfde lid zendt de Gouverneur het aanvraagformulier aan het hoofd van de post waar de aanvraag is ingediend.

5. Indien de aanvraag betrekking heeft op een aanvrager als bedoeld in artikel 24 zendt de Gouverneur het aanvraagformulier aan de Minister van Buitenlandse Zaken die daarin vermeldt of en zo ja, welke bedenkingen hij heeft tegen de verstrekking van het aangevraagde reisdocument en het aanvraagformulier doorstuurt aan het hoofd van de post waar de aanvraag is ingediend.

§ 5. Geldigheid

Artikel 27

1. Een reisdocument voor vluchtelingen is geldig voor alle landen, met uitzondering van het land waarvan de houder de nationaliteit bezit.

2. Een reisdocument voor vreemdelingen, verstrekt aan een staatloze als bedoeld in artikel 20, eerste en derde lid, is geldig voor drie jaren.

3. Een reisdocument voor vreemdelingen, verstrekt aan een persoon als bedoeld in artikel 21, is geldig:

a. voor alle landen, met uitzondering van het land waarvan de houder de nationaliteit bezit, en

b. voor drie jaren, tenzij overwegingen van verblijfsrechtelijke aard een kortere geldigheidsduur noodzakelijk maken.

4. Een reisdocument voor vreemdelingen, verstrekt aan een persoon als bedoeld in artikel 24, is geldig:

a. voor het land van bestemming en de landen waarvan de houder op zijn doorreis de grens passeert, met uitzondering van het land waarvan de houder de nationaliteit bezit;

b. voor de duur van de reis, waarbij rekening wordt gehouden met de door het land van bestemming en de landen van doorreis vereiste minimale geldigheid van het reisdocument na binnenkomst, dan wel na vertrek van de houder, met een maximum van een jaar.

5. Een reisdocument voor vreemdelingen, verstrekt aan een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld, is geldig voor vijf jaren en voor alle landen.

6. De beperking van de territoriale geldigheid geschiedt:

a. indien het een reisdocument als bedoeld in het eerste of derde lid betreft, door het aanbrengen van standaardclausule XIIIa en de vermelding van de naam van het desbetreffende land, dan wel

b. indien het een reisdocument als bedoeld in het vierde lid betreft, door het aanbrengen van standaardclausule XIIIb en de vermelding van de in het vierde lid bedoelde landen.

De toepasselijke standaardclausule wordt geplaatst op de bladzijde bestemd voor ambtelijke aantekeningen of op een visumbladzijde en gewaarmerkt met het in artikel 94 bedoelde dienststempel en de paraaf van het hoofd van de aangewezen post dan wel de door hem daartoe aangewezen ambtenaar, die de desbetreffende handeling verricht.

Hoofdstuk IV. Diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten

Artikel 28 Aanvraag en uitreiking in het buitenland

1. Het hoofd van de post of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar die namens de Minister van Buitenlandse Zaken aanvragen in ontvangst neemt voor verstrekking of wijziging van een diplomatiek paspoort dan wel een dienstpaspoort, zendt deze aanvraag, vergezeld van twee foto’s die voldoen aan de in artikel 15 gestelde eisen, aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

2. In het aanvraagformulier wordt vermeld dat de aanvraag betrekking heeft op een diplomatiek paspoort dan wel een dienstpaspoort.

3. Bij de aanvraag worden (foto)kopieën van het te vervangen diplomatiek paspoort dan wel dienstpaspoort meegezonden.

4. Het hoofd van de post of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar die namens de Minister van Buitenlandse Zaken een diplomatiek paspoort dan wel een dienstpaspoort uitreikt, zendt het ingehouden diplomatieke paspoort dan wel dienstpaspoort terstond naar de Minister van Buitenlandse Zaken.

Artikel 29 Wijziging en noodverlenging

1. Het hoofd van de post of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar die namens de Minister van Buitenlandse Zaken een wijziging dan wel een noodverlenging aanbrengt in een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort, geeft daarvan terstond kennis aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

2. Het aanbrengen van een wijziging onderscheidenlijk een noodverlenging geschiedt overeenkomstig artikel 61 onderscheidenlijk artikel 45.

Artikel 30 Dienstpaspoortclausule

1. De Minister van Buitenlandse Zaken dan wel namens deze, het hoofd van de post, maakt gebruik van standaardclausule XII om een nationaal paspoort tijdelijk de status van een dienstpaspoort te geven. In de clausule worden de datum waarop deze is aangebracht, de datum waarop de geldigheidsduur ervan eindigt en het bijbehorende administratienummer ingevuld.

2. De clausule wordt ondertekend door de in het eerste lid bedoelde autoriteit of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar en gewaarmerkt met het in artikel 94 bedoelde dienststempel.

3. De clausule wordt aangebracht op de bladzijde bestemd voor ambtelijke aantekeningen of op een visumbladzijde.

4. De geldigheidsduur van een dienstpaspoortclausule mag de geldigheidsduur van het nationaal paspoort waarin deze wordt aangebracht, niet overschrijden.

5. Het hoofd van de post geeft van het aanbrengen van een dienstpaspoortclausule terstond kennis aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Artikel 31 Oplegging reisdocumenten

1. De aanvrager die in aanmerking komt voor de verstrekking van diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort en die ingevolge artikel 30 van de wet verzoekt houder te blijven van zijn geldige Nederlandse reisdocument, levert dit laatstgenoemde reisdocument ter oplegging bij de Minister van Buitenlandse Zaken in.

2. Het opgelegde geldige reisdocument wordt aan de houder teruggegeven bij inlevering van het in het eerste lid bedoelde diplomatieke paspoort of dienstpaspoort.

3. Indien de geldigheidsduur van het opgelegde reisdocument is verstreken, wordt het reisdocument namens de Minister van Binnenlandse Zaken definitief aan het verkeer onttrokken op de in artikel 74 vermelde wijze.

4. Van de definitieve onttrekking aan het verkeer van het in het eerste lid bedoelde reisdocument, alsmede van de uitreiking en de definitieve onttrekking aan het verkeer van het diplomatieke paspoort of het dienstpaspoort wordt op de in artikel 75 vermelde wijze kennisgegeven.

Hoofdstuk V. Andere reisdocumenten

§ 1. Europese identiteitskaarten

Artikel 32 Geldigheid

De territoriale geldigheid van de Europese identiteitskaart strekt zich uit tot de landen: Andorra, België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Ierland, IJsland, Italië, Liechtenstein, Luxemburg, Malta, Monaco, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, San Marino, Spanje, Turkije, Zweden en Zwitserland.

§ 2. Faciliteitenpaspoorten

Artikel 33 Aanspraken

1. Aan een staatloze persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld, wordt op zijn verzoek binnen de grenzen bij de wet bepaald een faciliteitenpaspoort verstrekt.

2. Indien onzekerheid bestaat over de behandeling als Nederlander van de aanvrager, wordt daarnaar een onderzoek als bedoeld in artikel 10 ingesteld.

Artikel 34 Geldigheid

1. Een faciliteitenpaspoort is geldig voor vijf jaren en voor alle landen.

2. In het nationaal paspoort dat als faciliteitenpaspoort wordt verstrekt, wordt op de bladzijde bestemd voor ambtelijke aantekeningen of op een visumbladzijde standaardclausule IX geplaatst.

§ 3. Tweede paspoorten

Artikel 35 Aanspraken

1. Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de wet kan een tweede paspoort worden verstrekt op verzoek van houders van een nationaal paspoort die aantonen:

a. in een reis achtereenvolgens verschillende landen te moeten bezoeken en daarbij de gerede kans lopen dat hun toelating tot een land op problemen zal stuiten, omdat uit het daartoe over te leggen nationaal paspoort blijkt dat zij eerder in een ander land zijn geweest, dan wel

b. regelmatig dringend te moeten reizen op een tijdstip dat hun nationaal paspoort zich in verband met visering bij een buitenlandse vertegenwoordiging bevindt.

2. De Minister van Binnenlandse Zaken verstrekt in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken een overzicht van de in het eerste lid, onder a, bedoelde landen aan de tot verstrekking bevoegde autoriteiten.

Artikel 36 Aanvraagprocedure

1. In het aanvraagformulier wordt vermeld, dat de aanvraag betrekking heeft op een tweede paspoort.

2. Bij de aanvraag worden het oorspronkelijke paspoort en het eventueel eerder uitgereikte tweede paspoort, dan wel (foto)kopieën van deze documenten (met alle bestempelde visumbladzijden) overgelegd.

3. Indien op het moment van de aanvraag blijkt dat de geldigheidsduur van het oorspronkelijke paspoort binnen zes maanden zal verstrijken, wordt de aanvraag slechts in behandeling genomen nadat het oorspronkelijke paspoort is vervangen door een nieuw nationaal paspoort.

Artikel 37 Geldigheid

1. Een tweede paspoort is geldig voor twee jaren en voor alle landen.

2. In een nationaal paspoort dat als tweede paspoort wordt verstrekt, wordt op de bladzijde bestemd voor ambtelijke aantekeningen of op een visumbladzijde standaardclausule X geplaatst.

Hoofdstuk VI. Nooddocumenten en noodverlengingen

§ 1. Nooddocumenten die op grond van artikel 16, eerste lid, van de wet worden verstrekt

Artikel 38 Aanspraken

1. Het verstrekken van een nooddocument op grond van artikel 16, eerste lid, van de wet kan geschieden ten behoeve van een persoon die geen dan wel slechts een door tijdsverloop ongeldig geworden Nederlands reisdocument kan overleggen.

2. Op het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van de aanvrager, alsmede over de identiteit van de wettelijke vertegenwoordiger die een verklaring van toestemming moet afgeven, is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

3. De verstrekking van een nooddocument ten behoeve van een vluchteling of een staatloze, vindt slechts plaats na machtiging van de Minister van Buitenlandse Zaken, die de in de aanvraag vermelde verblijfsrechtelijke gegevens verifieert bij:

a. de korpschef in wiens vreemdelingenadministratie de aanvrager is opgenomen, indien de aanvrager in Nederland is toegelaten;

b. de Gouverneur, indien de aanvrager in de Nederlandse Antillen dan wel Aruba is toegelaten.

4. Het land van bestemming wordt in het aanvraagformulier vermeld.

Artikel 39 Nooddocumenten voor Nederlanders

1. Aan een Nederlander die voldoet aan de in artikel 38 gestelde voorwaarden wordt op zijn verzoek een laissez-passer verstrekt.

2. Indien de in het eerste lid bedoelde persoon voldoende aannemelijk heeft gemaakt te moeten reizen naar een of meerdere landen waar met het te ver-strekken laissez-passer geen toegang en verblijf kunnen worden verkregen, wordt hem desgevraagd een noodpaspoort verstrekt.

Artikel 40 Nooddocumenten voor vluchtelingen en staatlozen

1. Aan de vluchteling die voldoet aan de in artikel 38 gestelde voorwaarden en in staat is tot overlegging van:

a. een door tijdsverloop ongeldig geworden Nederlands reisdocument voor vluchtelingen, dan wel

b. een geldige toelating als vluchteling, afgegeven in Nederland, dan wel

c. een geldige mandaatverklaring, afgegeven namens de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR), vergezeld van een in Nederland afgegeven geldige vergunning tot vestiging of tot verblijf, wordt op zijn verzoek een laissez-passer verstrekt.

2. Indien de in het eerste lid bedoelde persoon voldoende aannemelijk heeft gemaakt te moeten reizen naar een of meerdere landen waar met het te verstrekken laissez-passer geen toegang en verblijf kunnen worden verkregen, doch met een nooddocument voor vluchtelingen wel, wordt hem desgevraagd een nooddocument voor vluchtelingen verstrekt.

3. Aan de staatloze die voldoet aan de in artikel 38 gestelde voorwaarden en in staat is tot overlegging van:

a. een door tijdsverloop ongeldig geworden Nederlands reisdocument voor vreemdelingen, dan wel

b. een in Nederland afgegeven geldige vergunning tot vestiging, tot verblijf voor onbepaalde duur, tot verblijf, of een voorwaardelijke vergunning tot verblijf waarin is vermeld dat de betrokken persoon staatloos is, wordt een laissez-passer verstrekt.

4. Het documentnummer en de datum waarop de geldigheidsduur van het door de aanvrager overgelegde verblijfsdocument eindigt, worden in het aanvraagformulier vermeld.

§ 2. Nooddocumenten die op grond van artikel 15, tweede lid, van de wet worden verstrekt

Artikel 41

1. Op een aanvraag voor de verstrekking van een laissez-passer door de Minister van Buitenlandse Zaken dan wel het hoofd van de post, van een persoon als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet is artikel 24, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

2. De verstrekking van een laissez-passer ten behoeve van een in het eerste lid bedoelde persoon door het hoofd van de post vindt slechts plaats na machtiging van de Minister van Buitenlandse Zaken.

§ 3. Geldigheid

Artikel 42 Geldigheid

1. Een nooddocument is maximaal een jaar geldig.

2. Bij het vaststellen van de geldigheidsduur wordt rekening gehouden met de duur van de reis, alsmede de door het land van bestemming en de landen van doorreis vereiste minimale geldigheid van het reisdocument na binnenkomst, dan wel vertrek van de houder.

3. Behoudens het bepaalde in het vierde lid omvat de territoriale geldigheid van een noodpaspoort onderscheidenlijk een nooddocument dat wordt verstrekt aan vluchtelingen, alle landen en die van een laissez-passer het land van bestemming en de landen waarvan de houder op zijn doorreis de grens passeert.

4. Indien de verstrekking van het nooddocument geschiedt ten behoeve van een niet-Nederlander, omvat de territoriale geldigheid nimmer het land waarvan de houder de nationaliteit bezit.

Artikel 43 Vermelding inlevering

1. In een verstrekt laissez-passer worden in de daarvoor bestemde rubriek de datum waarop het reisdocument uiterlijk moet worden ingeleverd en de autoriteit bij wie de inlevering dient plaats te vinden, ingevuld.

2. In een verstrekt noodpaspoort geschiedt de in het eerste lid bedoelde vermelding met gebruikmaking van standaardclausule V, die op de bladzijde bestemd voor ambtelijke aantekeningen wordt geplaatst en gewaarmerkt met het in artikel 94 bedoelde dienststempel en de paraaf van het hoofd van de aangewezen post dan wel de door hem daartoe aangewezen ambtenaar, die de desbetreffende handeling verricht.

3. De ingevolge het eerste lid te vermelden datum is de datum waarop de geldigheidsduur van het nooddocument eindigt.

4. De ingevolge het eerste lid te vermelden autoriteit is:

a. de burgemeester van de woon- of verblijfplaats van de houder, dan wel

b. de gezaghebber van het eilandgebied van de Nederlandse Antillen waar de houder woonachtig is, dan wel

c. het hoofd van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister te Aruba, indien de houder in Aruba woonachtig is, dan wel

d. de Gouverneur van de Nederlandse Antillen respectievelijk van Aruba, indien de houder het nieuwe reisdocument bij de Gouverneur zal aanvragen, dan wel

e. het hoofd van de Nederlandse consulaire post in het buitenland, waar de houder het nieuwe reisdocument zal aanvragen.

§ 4. Noodverlengingen

Artikel 44 Aanspraken op noodverlengingen

1. Het hoofd van de post neemt uitsluitend een aanvraag in ontvangst voor en gaat over tot het aanbrengen van een noodverlenging ten behoeve van een persoon die voldoet aan de in artikel 38 tot en met 40 gestelde voorwaarden en houder is van een nog geldig Nederlands reisdocument, niet zijnde een nooddocument.

2. Het aanbrengen van een noodverlenging in een reisdocument waarin reeds eerder een noodverlenging werd aangebracht, is niet toegestaan.

3. Artikel 42, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45 Aanbrengen van een noodverlenging in het reisdocument

1. Het aanbrengen van een noodverlenging geschiedt met gebruikmaking van standaardclausule IV, waarin de datum waarop de verlengde geldigheidsduur van het reisdocument eindigt en de datum waarop de noodverlenging is aangebracht, worden ingevuld. De standaardclausule wordt ondertekend door het hoofd van de post of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar en gewaarmerkt met het in artikel 94 bedoelde dienststempel.

2. De standaardclausule wordt aangebracht op de bladzijde bestemd voor verlenging van het reisdocument. Indien een dergelijke bladzijde ontbreekt, wordt de standaardclausule aangebracht op de bladzijde bestemd voor ambtelijke aantekeningen of op een visumbladzijde.

Hoofdstuk VII. Vermelding van gegevens in reisdocumenten en uitreiking

§ 1. Algemeen

Artikel 46 Invullen overeenkomstig de invulinstructie

1. De in de reisdocumenten te vermelden gegevens worden in de daartoe bestemde rubrieken ingevuld op de wijze aangegeven in de invulinstructie.

2. De vermelding van gegevens in de reisdocumenten geschiedt uitsluitend met gebruikmaking van een daartoe bestemde documentenprinter. Slechts indien in uitzonderlijke situaties gegevens op de achterzijde van de Europese identiteitskaart moeten worden opgenomen dan wel indien op een andere pagina dan de houderpagina in het document gegevens moeten worden opgenomen en printen niet mogelijk is, kan worden afgezien van het gebruik van de printer. In dat geval worden de gegevens uitsluitend ingevuld met gebruikmaking van een paspoortpen.

3. Indien het printen van een in een reisdocument te vermelden standaardclausule niet mogelijk is, wordt de clausule uitsluitend met gebruikmaking van een paspoortpen of clausulestempel aangebracht.

4. Indien in bijzondere omstandigheden bij het invullen van een laissez-passer geen gebruik kan worden gemaakt van de documentenprinter, kan het document uitsluitend met gebruikmaking van een paspoortpen worden ingevuld.

5. Het reisdocument, met uitzondering van het laissez-passer, wordt gelamineerd nadat het volledig is ingevuld en gecontroleerd overeenkomstig artikel 47, vijfde lid.

Artikel 47 Machineleesbare strook

1. Indien het model van het reisdocument voorzien is van een machineleesbare strook, worden in deze strook op de wijze vermeld in de invulinstructie de volgende gegevens vermeld:

a. het model van het reisdocument;

b. Nederland als verstrekkende staat;

c. de geslachtsnaam;

d. de voornamen;

e. het documentnummer;

f. de Nederlandse nationaliteit dan wel de voorgeschreven code XXA of XXB;

g. de geboortedatum;

h. het geslacht;

i. de datum waarop de geldigheid van het document eindigt;

j. het sofi-nummer.

2. De in het eerste lid genoemde persoonsgegevens van de houder worden slechts in de machineleesbare strook vermeld, voor zover deze gegevens ook in het betreffende document moeten worden vermeld.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid wordt het sofi-nummer niet in de machineleesbare strook van de Europese identiteitskaart vermeld.

4. In de machineleesbare strook van het model nationaal paspoort, het model diplomatiek paspoort, het model dienstpaspoort en het model Europese identiteitskaart wordt de code NLD opgenomen als aanduiding van de nationaliteit. In het model reisdocument voor vreemdelingen wordt in paats van de aanduiding van de nationaliteit de code XXA vermeld en in het model reisdocument voor vluchtelingen de code XXB.

5. De machineleesbare strook wordt na invulling van het reisdocument met behulp van ter plaatse opgestelde, door de Minister van Binnenlandse Zaken voor dit doel goedgekeurde, optische leesapparatuur gecontroleerd.

6. Indien de machineleesbare strook met de in het vijfde lid bedoelde leesapparatuur niet op de juiste wijze is af te lezen, anders dan ten gevolge van een storing in de apparatuur, moet het document als verschreven worden beschouwd.

§ 2. Persoonsgegevens van de houder

Artikel 48 Algemeen

1. De in de reisdocumenten te vermelden gegevens van de houder bedoeld in artikel 9, eerste lid, worden in de daartoe bestemde rubrieken in het reisdocument ingevuld overeenkomstig de gegevens vermeld in het geverifieerde aanvraagformulier.

2. In alle reisdocumenten worden de geslachtsnaam, voorvoegsels, adellijke titels, voornamen, adellijke predikaten, geboortedatum, geboorteplaats, geslacht, woonplaats en lengte van de houder overeenkomstig het aanvraagformulier vermeld.

3. Voornamen, voorvoegsels, adellijke titels en predikaten worden slechts in het reisdocument vermeld, voor zover het model van het betreffende reisdocument daartoe voldoende ruimte bevat en op de wijze aangegeven in de invulinstructie.

4. In het nationale paspoort, het zakenpaspoort, het tweede paspoort, het faciliteitenpaspoort en op de Europese identiteitskaart wordt bovendien het sofi-nummer vermeld van de houder die als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven.

5. Op de Europese identiteitskaart wordt bovendien het adres van de als ingezetene in de basisadministratie ingeschreven houder ten tijde van de aanvraag vermeld.

Artikel 49 Geboorteplaats en geboortedatum

1. Indien de naam van de geboorteplaats niet kan worden ontleend aan de basisadministratie waarin de houder als ingezetene is ingeschreven, dient de naam te worden vermeld zoals deze is opgenomen in de geboorteakte van de houder. In alle andere gevallen wordt de naam gevolgd zoals deze luidde ten tijde van de geboorte van de houder, waarbij zoveel mogelijk de Nederlandse schrijfwijze wordt gebruikt.

2. Het vermelden van het land achter de geboorteplaats is slechts toegestaan op verzoek van de aanvrager die aantoont daarbij een zwaarwegend belang te hebben en voorzover het reisdocument daartoe voldoende ruimte bevat.

3. Van de vermelding van de geboorteplaats kan worden afgezien, op verzoek van de aanvrager die aantoont daarbij zwaarwegende belangen te hebben.

4. De geboortedatum omvat de dag, de maand en het jaar. Van vermelding van de volledige geboortedatum kan worden afgezien, voor zover deze niet bekend is.

Artikel 50 Woonplaats

1. Het vermelden van het land achter de woonplaats is slechts toegestaan, op verzoek van de aanvrager die aantoont daarbij een zwaarwegend belang te hebben en voor zover deze woonplaats buiten Nederland is gelegen en het reisdocument daartoe voldoende ruimte bevat.

2. Indien de houder niet in een basisadministratie als ingezetene is ingeschreven en zijn woonplaats niet kan worden vastgesteld kan worden afgezien van vermelding van de woonplaats.

§ 3. Gegevens van de echtgenoot of echtgenote dan wel van de gewezen echtgenoot of echtgenote

Artikel 51

De gegevens van de echtgenoot of echtgenote dan wel laatste gewezen echtgenoot of echtgenote van de houder worden ingevuld overeenkomstig de gegevens vermeld in het aanvraagformulier voor zover het model van het reisdocument daartoe voldoende ruimte bevat. Deze gegevens worden ingevuld op de wijze aangegeven in de invulinstructie.

§ 4. Bevestiging van de foto van de houder

Artikel 52

Eén van de bij de aanvraag overgelegde foto’s van de houder wordt op de in de invulinstructie aangegeven wijze met behulp van de fototang, bedoeld in artikel 95, gestanst en vervolgens op de daarvoor bestemde plaats in het reisdocument bevestigd.

§ 5. Handtekening van de houder

Artikel 53

1. Bij de uitreiking wordt erop toegezien dat de houder op de daarvoor bestemde plaats in het reisdocument zijn handtekening plaatst.

2. Indien de houder door leeftijd of een handicap niet in staat is zijn handtekening te plaatsen, wordt op de daarvoor bestemde plaats in het reisdocument standaardclausule VII aangebracht.

Artikel 54 Handtekeningsticker

1. Indien een reisdocument, niet zijnde een Europese identiteitskaart, wordt verstrekt en de aanvrager bij de aanvraag aannemelijk heeft gemaakt dat van hem redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij in persoon verschijnt bij de uitreiking, kan worden afgeweken van artikel 53, eerste lid. In dat geval wordt op de daarvoor bestemde plaats in het reisdocument de in artikel 93, tweede lid, bedoelde handtekeningsticker bevestigd, waarop de houder bij de aanvraag zijn handtekening heeft geplaatst.

2. Na bevestiging wordt gedeeltelijk over de handtekeningsticker het in artikel 94 bedoelde droogstempel aangebracht.

3. Het reisdocument wordt vervolgens per aangetekende post aan de houder toegezonden dan wel op een andere verantwoorde wijze aan hem ter beschikking gesteld.

§ 6. Administratieve gegevens

Artikel 55 Vermelding autoriteit van verstrekking

1. In de daarvoor bestemde rubriek van het reisdocument wordt de autoriteit die het document heeft verstrekt, vermeld op de wijze aangegeven in de invulinstructie.

2. Het hoofd van de post die het reisdocument heeft verstrekt, dan wel de door hem daartoe aangewezen ambtenaar, plaatst ten bewijze daarvan zijn handtekening in het aanvraagformulier.

3. De tot verstrekking van reisdocumenten bevoegde autoriteit houdt een administratie bij van de handtekeningen van de personen die tot ondertekening van aanvraagformulieren bevoegd zijn. De handtekening wordt in ieder geval net zo lang bewaard als de administratie van de aanvraagformulieren waarin deze handtekening is geplaatst.

Artikel 56 Vermelding datum van verstrekking, einde geldigheidsduur en beperking territoriale geldigheid

1. De datum van verstrekking van het reisdocument en de datum waarop de geldigheidsduur van het document eindigt, worden in de daarvoor bestemde rubrieken op de wijze aangegeven in de invulinstructie ingevuld.

2. Beperking van de territoriale geldigheid geschiedt op de wijze aangegeven in de invulinstructie.

3. In een laissez-passer wordt overeenkomstig artikel 42, derde lid, op de daarvoor bestemde plaats de territoriale geldigheid aangebracht.

Artikel 57 Vermelding nationaliteit, nummer verblijfsdocument en status van de houder

1. In een laissez-passer verstrekt aan een Nederlander wordt op de wijze zoals aangegeven in de invulinstructie de Nederlandse nationaliteit van de houder vermeld.

2. In een reisdocument voor vluchtelingen wordt in de daarvoor bestemde rubriek het nummer vermeld van het bij de aanvraag overgelegde geldige Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse verblijfsdocument waarover de houder beschikt, dan wel van het verblijfsdocument waarin de houder is bijgeschreven.

3. In een reisdocument verstrekt aan een staatloze wordt op de wijze zoals aangegeven in de invulinstructie diens status vermeld.

§ 7. Bijzondere vermeldingen

Artikel 58

1. Een bijzondere vermelding als bedoeld in artikel 11 wordt op de daarvoor bestemde plaats in het reisdocument, met uitzondering van een Europese identiteitskaart aangebracht, op de wijze aangegeven in de invulinstructie en gewaarmerkt met het in artikel 94 bedoelde dienststempel en de paraaf van de burgemeester of de daartoe door hem aangewezen ambtenaar, die de desbetreffende handeling verricht.

2. Indien de daarvoor bestemde plaats onvoldoende ruimte biedt, wordt de ambtelijke aantekening op een visumbladzijde aangebracht.

§ 8. Uitreiking

Artikel 59 Algemeen

In het aanvraagformulier worden na verstrekking vermeld welk soort reisdocument is verstrekt, de datum van verstrekking, het documentnummer, de datum waarop de geldigheidsduur van het reisdocument eindigt en een in het reisdocument aangebrachte beperking van de territoriale geldigheid.

Hoofdstuk VIII. Procedures inzake wijziging en bijschrijving

§ 1. Wijziging

Artikel 60 Inhoud wijzigingen

Wijzigingen kunnen worden aangebracht in alle reisdocumenten, met uitzondering van de Europese identiteitskaart, op de wijze aangegeven in de invulinstructie en mogen slechts betrekking hebben op:

a. de huidige woonplaats van de houder;

b. de lengte van de houder.

Artikel 61

De wijzigingen worden in de vorm van een aantekening op één van de daartoe bestemde bladzijden in het reisdocument aangebracht op de wijze aangegeven in de invulinstructie en gewaarmerkt met het in artikel 94 bedoelde dienststempel alsmede met de paraaf van het hoofd van de post dan wel de door hem daartoe aangewezen ambtenaar, die de desbetreffende handeling verricht.

§ 2. Bijschrijving

Artikel 62 Algemeen

Bijschrijving van kinderen is toegestaan in ieder reisdocument van het Koninkrijk der Nederlanden met uitzondering van de Europese identiteitskaart, diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten alsmede het tweede paspoort.

Artikel 63 Aanvraag

1. Indien tegelijk met een aanvraag tot verstrekking van een reisdocument het verzoek wordt gedaan om daarin een of meer kinderen bij te schrijven, kan daarvoor gebruik worden gemaakt van hetzelfde aanvraagformulier. In alle andere gevallen wordt de aanvraag voor een bijschrijving afzonderlijk op schrift gesteld.

2. In het aanvraagformulier worden de geslachtsnaam, voorvoegsels, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geslacht van elk bij te schrijven kind, alsmede het nummer van het reisdocument waarin de bijschrijving plaatsvindt, vermeld.

Artikel 64 Identiteit en nationaliteit

Op het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van de bij te schrijven persoon, alsmede op de vaststelling of degene die het verzoek tot bijschrijving doet het ouderlijk gezag dan wel de voogdij over de bij te schrijven persoon bezit, is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 65 De bijschrijving van persoonsgegevens en verwijdering van de bijschrijving

1. De geslachtsnaam, voorvoegsels, adellijke titels, voornamen, adellijke predikaten, geboortedatum, geboorteplaats en geslacht van ieder in het reisdocument bij te schrijven kind worden in de daarvoor bestemde rubriek ingevuld overeenkomstig de gegevens in het geverifieerde aanvraagformulier, op de wijze aangegeven in de invulinstructie. Op verzoek van de aanvrager wordt de vermelding van adellijke titels of predikaten achterwege gelaten.

2. De bijschrijving in een reeds verstrekt reisdocument of de verwijdering van een bijschrijving vindt plaats op de wijze aangegeven in de invulinstructie en wordt gewaarmerkt met het in artikel 94 bedoelde dienststempel alsmede met de paraaf van het hoofd van de post of de daartoe door hem aangewezen ambtenaar, die de desbetreffende handeling verricht.

Artikel 66 Kennisgeving bijschrijving

Van de bijschrijving, dan wel de verwijdering van een bijschrijving wordt met gebruikmaking van modelformulier 3 kennis gegeven aan:

a. de burgemeester van de gemeente waar het bijgeschreven kind als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven, dan wel voor het laatst als ingezetene was ingeschreven, dan wel

b. aan de burgemeester van ’s-Graven-hage als het kind niet dan wel niet als ingezetene in de basisadmini-stratie is ingeschreven en het bepaalde onder a, c en d niet van toepassing is, dan wel

c. de autoriteit in de Nederlandse Antillen of Aruba die het reisdocument heeft verstrekt waarin de bijschrijving heeft plaatsgevonden of waaruit deze is verwijderd, dan wel

d. het hoofd van de post die het reisdocument heeft verstrekt waarin de bijschrijving heeft plaatsgevonden of waaruit deze is verwijderd, indien het bijgeschreven kind niet in enige Nederlandse basisadministratie, Nederlands-Antilliaans of Arubaans gezinsregister is ingeschreven.

Hoofdstuk IX. Procedures inzake weigering en vervallenverklaring

§ 1. Informatie over de gesignaleerde persoon

Artikel 67

Dit hoofdstuk is niet van toepassing als de aanvraag een Europese identiteitskaart betreft.

Artikel 68

1. Het hoofd van een post die een aanvraag in behandeling neemt dan wel een ingehouden reisdocument ontvangt betreffende een persoon die blijkens de in artikel 5 bedoelde admini-stratie in het register paspoortsigna- leringen is opgenomen, doet hiervan terstond mededeling aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

2. De Minister van Buitenlandse Zaken verzoekt hetzij na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling hetzij indien hij zelf een aanvraag in behandeling neemt dan wel een ingehouden reisdocument ontvangt betreffende een in het eerste lid bedoelde persoon terstond bij brief of per faxbericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken hem mede te delen of de desbetreffende persoon nog steeds in het register paspoortsignaleringen is opgenomen.

3. In afwijking van het tweede lid kan in spoedgevallen het verzoek ook met gebruikmaking van andere communicatiemiddelen worden gedaan, mits het daarna bij brief of per faxbericht wordt bevestigd.

4. Indien de Minister van Buitenlandse Zaken ingevolge artikel 44, derde lid, van de wet de in het register paspoortsignaleringen opgenomen gegevens van een persoon wenst te ontvangen, doet hij daartoe op de in het tweede en derde lid voorgeschreven wijze een verzoek aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Dit verzoek kan ook tegelijkertijd met het in het tweede lid bedoelde verzoek worden gedaan.

§ 2. Kennisgeving van de beslissing

Artikel 69

De Minister van Buitenlandse Zaken deelt de Minister van Binnenlandse Zaken met gebruikmaking van modelformulier 6 zijn beslissing om op grond van artikel 45, tweede lid, van de wet een reisdocument te verstrekken dan wel een ingehouden reisdocument terug te geven, mede.

Hoofdstuk X. Procedures inzake vermiste, ingehouden, ingeleverde en gevonden reisdocumenten

§ 1. Doorzending reisdocumenten

Artikel 70 Reisdocumenten van gesignaleerde personen

1. Het hoofd van de post die een reisdocument heeft ingehouden, dan wel bij wie een reisdocument is ingeleverd van een houder die in verband met het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 24 van de wet in het register paspoortsignaleringen is opgenomen, houdt dit reisdocument voor de Minister van Buitenlandse Zaken onder zich totdat deze heeft beslist over de vervallenverklaring daarvan.

2. Zodra is beslist dat het reisdocument niet vervallen moet worden verklaard, wordt dit aan de houder teruggegeven, dan wel op de meest beveiligde wijze naar het door de houder opgegeven adres gezonden.

3. Indien het reisdocument vervallen wordt verklaard, wordt dit hetzij ingevolge artikel 71 doorgezonden, hetzij op de in artikel 74 bepaalde wijze definitief aan het verkeer onttrokken.

Artikel 71 Definitief aan het verkeer te onttrekken reisdocumenten

1. Het hoofd van de post waar een reisdocument is ingehouden of ingeleverd, dan wel waar een gevonden reisdocument is ontvangen dat blijkens artikel 75 definitief aan het verkeer moet worden onttrokken, zendt indien hij daartoe niet bevoegd is het desbetreffende reisdocument, per aangetekende post dan wel op een andere verantwoorde wijze, met vermelding van de reden terstond door aan het hoofd van de post die daartoe bevoegd is.

2. Een op grond van artikel 15, tweede lid, van de wet verstrekt laissez-passer, een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort wordt doorgezonden aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

3. De Minister van Buitenlandse Zaken zendt indien hij niet bevoegd is een door hem ingehouden, bij hem ingeleverd, door hem ontvangen of aan hem toegezonden reisdocument definitief aan het verkeer te onttrekken, het desbetreffende reisdocument terstond door aan de autoriteit die daartoe bevoegd is.

§ 2. Administratie in te leveren reisdocumenten in het register paspoortsignaleringen

Artikel 72

1. Het hoofd van de post onderscheidenlijk de Minister van Buitenlandse Zaken deelt met het oog op een vermelding in het register paspoortsignaleringen op grond van artikel 47, vierde lid, van de wet de Minister van Binnenlandse Zaken de gegevens mede van de houder van een reisdocument dat van rechtswege is vervallen of waarin een bijschrijving is opgenomen die van rechtswege is vervallen, indien de houder weigert het reisdocument in te leveren dan wel de woon- of verblijfplaats van de houder niet kan worden achterhaald.

2. Het hoofd van de post onderscheidenlijk de Minister van Buitenlandse Zaken deelt met het oog op de verwijdering van de in het eerste lid bedoelde vermelding uit het register paspoortsignaleringen de Minister van Binnenlandse Zaken terstond mede dat hij het in het eerste lid bedoelde reisdocument heeft ingehouden, dan wel het desbetreffende reisdocument bij hem is ingeleverd.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde mededeling wordt schriftelijk gedaan en bevat de navolgende gegevens:

a. de personalia genoemd in artikel 9, eerste lid, onder a tot en met g, van de houder van het reisdocument;

b. het documentnummer;

c. de reden van de mededeling.

§ 3. Melding inzake gevonden reisdocumenten

Artikel 73

Indien de Minister van Buitenlandse Zaken een gevonden reisdocument ontvangt, niet zijnde een nooddocument, geeft hij daarvan met gebruikmaking van modelformulier 4 terstond kennis aan de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps Landelijke Politie Diensten.

Hoofdstuk XI. Definitieve onttrekking van reisdocumenten aan het verkeer

§ 1. Wijze van onttrekking

Artikel 74

1. Het hoofd van de post onttrekt een nationaal paspoort, een Europese identiteitskaart, een faciliteitenpaspoort, een tweede paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen of een op grond van artikel 16, eerste lid, van de wet verstrekt nooddocument dat hij onder zich heeft terstond definitief aan het verkeer, indien:

a. het niet binnen drie maanden nadat het voor uitreiking beschikbaar is gesteld door de aanvrager in ontvangst is genomen;

b. het daartoe door de burger, al dan niet bij de uitreiking van een nieuw reisdocument, is ingeleverd;

c. het vervallen is verklaard dan wel het ingevolge artikel 54, eerste lid, van de wet is ingehouden, tenzij nog een beroepstermijn open staat, een beroepsprocedure aanhangig is of het reisdocument anderszins in een gerechtelijke procedure nodig is;

d. het na uitreiking als verschreven moest worden beschouwd en dientengevolge is ingehouden of ingeleverd;

e. het als gevonden reisdocument is ontvangen, tenzij hij in de gelegenheid is het op verzoek van de houder aan hem in persoon terug te geven, en voor zover de houder nog geen aanvraag voor een nieuw reisdocument heeft ingediend.

2. Het reisdocument wordt definitief aan het verkeer onttrokken door het deugdelijk te vernietigen, dan wel het geheel of gedeeltelijk onbruikbaar gemaakt aan de houder terug te geven ingevolge het derde lid. De vernietiging geschiedt door het reisdocument op gecontroleerde wijze te verbranden of te versnipperen, zodat reconstructie van het reisdocument niet meer mogelijk is.

3. Op verzoek van de houder kan diens nationaal paspoort, Europese identiteitskaart, faciliteitenpaspoort, tweede paspoort, reisdocument voor vluchtelingen of reisdocument voor vreemdelingen na inlevering, onbruikbaar gemaakt aan hem worden teruggegeven.

4. Het onbruikbaar maken geschiedt door het aanbrengen van drie ponsgaten (elk van tenminste 12 mm middellijn) door het gehele reisdocument of het knippen van een driehoek (met zijden van tenminste 40 mm) uit de rechterzijde van het gehele reisdocument. Daarbij dient het in het reisdocument aangebrachte kinegram gedeeltelijk onbruikbaar te worden gemaakt.

5. Indien het ingeleverde reisdocument bladzijden met een nog geldig visum of een geldige verblijfstitel bevat, worden op verzoek van de houder de desbetreffende bladzijden en het documentnummer intakt gelaten. In dat geval wordt in het nieuwe reisdocument op de bladzijde bestemd voor ambtelijke aantekeningen of op een visumbladzijde standaardclausule XV aangebracht.

6. De in het derde lid bedoelde teruggave van een reisdocument vindt niet plaats, indien het reisdocument op grond van artikel 47, eerste lid, onder a, b, c of g, van de wet van rechtswege is vervallen, dan wel artikel 100, tweede lid, van toepassing is.

§ 2. Kennisgevingen

Artikel 75

Van de definitieve onttrekking aan het verkeer van een reisdocument, niet zijnde een nooddocument of een gevonden reisdocument, alsmede van de uitreiking van een nieuw reisdocument, niet zijnde een nooddocument, wordt met gebruikmaking van modelformulier 3 kennis gegeven aan:

a. de burgemeester van de gemeente waar de houder blijkens de woonplaats vermeld in het uitgereikte nieuwe reisdocument in de basisadministratie als ingezetene is ingeschreven, dan wel

b. de burgemeester van de gemeente waar de houder blijkens de woonplaats vermeld in het definitief aan het verkeer onttrokken reisdocument voor het laatst in de basisadministratie was ingeschreven, dan wel

c. de autoriteit in de Nederlandse Antillen of Aruba, indien deze het definitief aan het verkeer onttrokken reisdocument heeft verstrekt, dan wel

d. het hoofd van de Nederlandse consulaire post in het buitenland of de burgemeester van ’s-Gravenhage, indien deze het definitief aan het verkeer onttrokken reisdocument heeft verstrekt aan een houder die ten tijde van die verstrekking blijkens de in het reisdocument vermelde woonplaats niet dan wel niet als ingezetene in een basisadministratie was ingeschreven.

§ 3. Administratie definitief aan het verkeer onttrokken reisdocumenten

Artikel 76

De autoriteit die:

a. een door hem verstrekt reisdocument definitief aan het verkeer onttrekt, dan wel

b. door toezending van modelformulier 3 in kennis wordt gesteld van de definitieve onttrekking aan het verkeer van een door hem verstrekt reisdocument en de uitreiking van een vervangend reisdocument, tekent deze feiten aan in de nummeradministratie genoemd, in artikel 77, tweede lid.

Hoofdstuk XII. Reisdocumenten-administratie

§ 1. Opgenomen gegevens, raadpleegbaarheid, bewaartermijn

Artikel 77 Algemeen

1. Van elk verstrekt reisdocument respectievelijk van elke daarin opgenomen bijschrijving wordt een administratie bijgehouden. Daarin worden de foto en de handtekening van de houder, de in de aanvraagformulieren opgenomen gegevens, alsmede de bij de aanvraag overgelegde bewijsstukken en verklaringen opgenomen.

2. Met betrekking tot een verstrekt reisdocument, niet zijnde een nooddocument, worden in de in artikel 89, eerste lid, bedoelde nummeradministratie achter het documentnummer van het desbetreffende reisdocument de geslachtsnaam en voornamen van de houder respectievelijk van elk bijgeschreven kind, alsmede de datum waarop de verstrekking respectievelijk de bijschrijving heeft plaatsgevonden, vermeld. Het aanvraagformulier van de houder, voorzien van diens foto en handtekening, alsmede het afzonderlijk voor de bijschrijving van kinderen gebruikte aanvraagformulier, worden in een administratie opgeborgen, die jaarlijks wordt afgesloten. De aanvraagformulieren worden daarbij alfabetisch op naam van de aanvrager respectievelijk van het bijgeschreven kind, gerangschikt.

3. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden gedurende elf jaren na de datum van verstrekking van het betreffende reisdocument bewaard.

4. Indien het hoofd van de post onderscheidenlijk de Minister van Buitenlandse Zaken door toezending van modelformulier 3 op de hoogte wordt gesteld van de definitieve onttrekking aan het verkeer van een door hem verstrekt reisdocument en de uitreiking van een vervangend reisdocument, tekent hij deze feiten aan in zijn administratie als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 78 Nooddocumenten

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 77 wordt van elk verstrekt nooddocument het originele aanvraagformulier, voorzien van de foto van de houder, met de bij de aanvraag overgelegde bewijsstukken en verklaringen als bijlagen in een administratie opgeborgen, die jaarlijks wordt afgesloten. De aanvraagformulieren worden daarbij alfabetisch op de naam van de houder gerangschikt.

2. Van elk verstrekt nooddocument wordt een kopie van het aanvraagformulier in de in artikel 89, eerste lid, bedoelde nummeradministratie opgeborgen. De kopie-aanvraagformulieren worden daarbij op het documentnummer van het verstrekte nooddocument gerangschikt.

3. Indien de administratie van verstrekte nooddocumenten in geautomatiseerde vorm wordt gevoerd en deze op naam en documentnummer raadpleegbaar is, kan het opbergen van de in het tweede lid bedoelde kopie-aanvraagformulieren achterwege blijven en worden de originele aanvraagformulieren gerangschikt op het door het geautomatiseerde systeem gegenereerde administratienummer.

4. De administratie met betrekking tot een verstrekt nooddocument blijft gedurende twee jaren na afloop van het kalenderjaar waarin het betreffende reisdocument is verstrekt, raadpleegbaar.

Artikel 79 Noodverlengingen

1. Met betrekking tot elke aangebrachte noodverlenging wordt het aanvraagformulier, met de bij de aanvraag overgelegde bewijsstukken en verklaringen als bijlagen in een administratie opgeborgen, die jaarlijks wordt afgesloten. De aanvraagformulieren worden daarbij alfabetisch op naam van de houder van het reisdocument waarin de noodverlenging is aangebracht, gerangschikt.

2. De administratie met betrekking tot een aangebrachte noodverlenging blijft gedurende twee jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de betreffende noodverlenging is aangebracht, raadpleegbaar.

Artikel 80

1. De verstrekking van gegevens uit de in artikel 77, 78 en 79 bedoelde administraties wordt uitsluitend toegestaan aan:

a. degene die bij of krachtens de wet belast zijn met de uitvoering daarvan, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot reisdocumenten;

b. de ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, een Nederlandse consulaire vertegenwoordiging in het buitenland onderscheidenlijk het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen of van Aruba, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor consulaire handelingen waarbij de identiteit van de betrokken persoon moet worden vastgesteld;

c. de opsporingsambtenaren bedoeld in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de opsporing van strafbare feiten in het kader van het onderzoek waarbij zij zijn betrokken of voor zover die noodzakelijk zijn voor de identificatie van slachtoffers;

d. de ambtenaren van het openbaar ministerie, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de hun opgedragen werkzaamheden;

e. de ambtenaren werkzaam bij de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 18 tot en met 24, van de wet, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor het verzoek tot weigering of vervallenverklaring en de daarmee verband houdende vermelding van deze gegevens in het Register paspoortsignaleringen als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet;

f. de ambtenaren werkzaam bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de hun opgedragen werkzaamheden in verband met de uitoefening van hun taak als bedoeld in artikel 58 van de wet, alsmede in verband met de in hoofdstuk XV van deze regeling neergelegde taak van de Minister van Binnenlandse Zaken op het terrein van het onderzoek naar onregelmatigheden met reisdocumenten;

g. de houder, beheerder, bewerker en degene die belast is met de invoer, wijziging, of verwijdering van gegevens, voor zover deze gegevens, de rechtstreekse toegang daaronder begrepen, noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de hun in verband daarmee opgedragen werkzaamheden.

2. Indien een orgineel aanvraagformulier wordt verstrekt, dient een afschrift of fotokopie daarvan in de in artikel 77 bedoelde administratie te worden bewaard. Hierop wordt aangetekend aan welke autoriteit het originele aanvraagformulier is verstrekt.

Hoofdstuk XIII. Bestelling en beheer van reisdocumenten, formulieren en materialen

§ 1. Bestelling van reisdocumenten en formulieren

Artikel 81 Bevoegdheid tot bestellen en in ontvangst nemen

1. De Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd tot het bestellen van blanco reisdocumenten (inclusief pouches), fototangen en standaardformulieren.

2. De Minister van Buitenlandse Zaken machtigt ten hoogste twee personen om namens hem bestellingen te doen als bedoeld in het eerste lid en tevens twee personen om leveringen daarvan in ontvangst te nemen.

3. De Minister van Buitenlandse Zaken draagt zorg voor de aflevering van reisdocumenten en standaardformulieren aan de posten, zoveel mogelijk overeenkomstig Hoofdstuk XI van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 1995.

Artikel 82 Registratie bestelbevoegdheid

1. De aanmelding, registratie en wijziging van de tot bestelling bevoegde gemachtigden als bedoeld in artikel 81, tweede lid, vindt plaats bij de Minister van Binnenlandse Zaken met gebruikmaking van standaardformulier 3, inzake registratie afleveringsgegevens blanco reisdocumenten.

2. Het ingevulde registratieformulier wordt gewaarmerkt met een afdruk van een dienststempel als bedoeld in artikel 94.

Artikel 83 Bestelopdracht

1. De bestelopdracht wordt rechtstreeks geplaatst bij de leverancier.

2. De verschillende soorten blanco reisdocumenten en de pouches worden gezamenlijk besteld.

3. De bestelopdracht wordt, opgemaakt volgens modelformulier 8, gesteld op briefpapier van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en gewaarmerkt met een afdruk van een dienststempel of droogstempel.

De bestelopdracht wordt ondertekend door een tot het doen van bestellingen gemachtigde persoon als bedoeld in artikel 81, tweede lid.

4. Alvorens een bestelopdracht te plaatsen, wordt nagegaan of de daartoe benodigde gegevens, zoals de tot het in ontvangst nemen van de zending bevoegde personen en het afleveradres, nog juist zijn.

5. Indien gegevens zijn gewijzigd, dient het nieuwe registratieformulier minstens vijf werkdagen voor het plaatsen van een nieuwe bestelopdracht in het bezit van de Minister van Binnenlandse Zaken te zijn.

Artikel 84 Bestelhoeveelheden

1. De Minister van Buitenlandse Zaken plaatst vier keer per jaar een bestelling voor de levering van reisdocumenten, met uitzondering van diplomatieke en dienstpaspoorten, bij de leverancier. De maximale bestelomvang over een jaar is gebaseerd op het gemiddelde aantal verstrekte documenten per jaar over de voorgaande twee jaren.

2. Indien tussen twee bestellingen blijkt dat de voorraad ontoereikend zal zijn, plaatst de Minister van Buitenlandse Zaken een opdracht voor een spoedbestelling bij de leverancier. De opdracht voor een spoedbestelling kan slechts worden gedaan nadat na overleg met de leverancier is gebleken dat het aflevertijdstip van de eerstvolgende bestelopdracht niet kan worden vervroegd. De omvang van de spoedbestelling is niet groter dan noodzakelijk om de periode tot de eerstvolgende bestelling te overbruggen.

3. Blanco reisdocumenten worden besteld in de navolgende aantallen:

a. nationale paspoorten 100 of een veelvoud daarvan;

b. zakenpaspoorten 10 of een veelvoud daarvan;

c. reisdocumenten voor vreemdelingen 10 of een veelvoud daarvan;

d. reisdocumenten voor vluchtelingen 10 of een veelvoud daarvan;

e. Europese identiteitskaarten 25 of een veelvoud daarvan;

f. laissez-passer 10 of een veelvoud daarvan.

Artikel 85 Leveringsbevestiging en aflevering

1. De bestelling wordt door de leverancier bevestigd door toezending van een leveringsbevestiging aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

2. De daadwerkelijke aflevering vindt maximaal vijf werkdagen na de op de leveringsbevestiging vermelde dagtekening plaats met gebruikmaking van een waardetransporteur.

3. Bij aflevering door de waardetransporteur ondertekent een ambtenaar die is geregistreerd als tot ontvangst gemachtigde persoon als bedoeld in artikel 81, tweede lid, de strook die aan de leveringsbevestiging is gehecht.

4. De tot ontvangst gemachtigde persoon legitimeert zich, op verzoek van de transporteur, met een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of met een rijbewijs.

5. De aflevering van de zending vindt plaats in de kluisruimte. Indien aflevering in de kluisruimte niet mogelijk of niet doelmatig is, vindt aflevering plaats in een voor het publiek afgesloten ruimte zo dicht mogelijk bij de kluis. Bij aflevering bij de kluis kan de tot ontvangst gemachtigde persoon de transporteur verplichten zich te identificeren met een identiteitsbewijs van het bedrijf van de waardetransporteur.

6. De tot ontvangst gemachtigde controleert in het bijzijn van de transporteur het aantal pakketten alsmede de verzegeling. Indien de tot ontvangst gemachtigde beschadigingen of afwijkingen van de bestelling constateert dan wordt hiervan aantekening gemaakt op de aan de leveringsbevestiging gehechte strook en wordt de Minister van Binnenlandse Zaken hiervan terstond schriftelijk in kennis gesteld.

Op het moment van aflevering wordt de ingevulde en ondertekende strook aan de waardetransporteur overhandigd.

7. Indien de persoon die de zending in ontvangst neemt zich desgevraagd niet of niet voldoende kan legitimeren dan wel onvoldoende zekerheid bestaat met betrekking tot zijn bevoegdheid om de zending in ontvangst te nemen dan wel om enige andere reden door een handelen of nalaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een veilige aflevering niet mogelijk is, draagt de transporteur de zending niet over.

Artikel 86 Ontvangstbevestiging en controle zendingen

1. Na ontvangst van de zending wordt deze terstond veilig gesteld. Indien de aflevering niet aan de kluis geschiedt, ziet de ambtenaar die de zending in ontvangst heeft genomen erop toe, dat de zending terstond in de kluis wordt opgeslagen.

2. De bij de zending gevoegde ontvangstbevestiging wordt na vergelijking van de verpakkingseenheden van de zending met de opgave in de leveringsbevestiging binnen vijf werkdagen na aflevering van de zending, aan de leverancier geretourneerd.

3. De controle van de inhoud van de verpakkingseenheden als bedoeld in het tweede lid geschiedt door de in artikel 85, derde lid, bedoelde persoon, en tenminste een andere persoon. Van de controle wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat bij de voorraadadministratie wordt gearchiveerd.

4. Bij constatering van afwijkingen tussen de inhoud van de zending en de opgave in de leveringsbevestiging wordt terstond contact opgenomen met de leverancier. De geconstateerde afwijkingen worden schriftelijk medegedeeld aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 87 Diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten

De Minister van Buitenlandse Zaken bestelt de diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten afzonderlijk bij de leverancier.

§ 2. Distributie naar de posten

Artikel 88

1. Het transport van de blanco reisdocumenten naar de posten geschiedt per diplomatieke koerier, dan wel, indien dit mogelijk is, met gebruikmaking van een waardetransporteur.

2. Indien het transport van blanco reisdocumenten naar de posten per vliegtuig geschiedt, vindt het vervoer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar de luchthaven plaats met gebruikmaking van een waardetransporteur, dan wel met begeleid transport.

3. Indien de zending niet terstond in het vliegtuig kan worden geladen wordt deze opgeslagen in een kluis die zich in een af te sluiten ruimte op de luchthaven bevindt.

§ 3. Beheer van reisdocumenten

Artikel 89 Centrale nummeradministratie blanco reisdocumenten

1. De Minister van Buitenlandse Zaken houdt van de door hem ontvangen blanco reisdocumenten, uitgesplitst naar soort, een serienummeradministratie bij, waaruit aan de hand van de documentnummers te allen tijde dient te blijken welke blanco reisdocumenten in de voorraad aanwezig zijn, welke blanco reisdocumenten op welk tijdstip aan de voorraad zijn toegevoegd, welke reisdocumenten op welk tijdstip aan de voorraad zijn onttrokken, beschikbaar zijn gesteld dan wel zijn gesloten, vermist of anderszins als onbruikbaar moesten worden beschouwd.

2. De Minister van Buitenlandse Zaken verstrekt per kwartaal een opgave aan de Minister van Binnenlandse Zaken van de documenten die beschikbaar zijn gesteld aan de tot verstrekking bevoegde autoriteiten. Uit deze opgave blijkt op welk tijdstip welke blanco reisdocumenten, uitgesplitst naar soort en onder vermelding van de documentnummers aan welke autoriteit beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 90 Voorraadadministratie en nummeradministratie

1. Van de beschikbaar gestelde reisdocumenten wordt, uitgesplitst naar soort, door de tot verstrekking bevoegde autoriteiten, een voorraadadmini-stratie bijgehouden.

2. Eén maal per jaar wordt het aantal in voorraad zijnde blanco reisdocumenten met vermelding van soort en documentnummer vastgesteld.

3. Uit de voorraadadministratie dient aan de hand van de documentnummers te allen tijde te blijken welke blanco reisdocumenten in voorraad zijn, met vermelding van soort, documentnummer en de datum van levering. Tevens blijkt uit de voorraadadministratie welke reisdocumenten aan de voorraad zijn onttrokken omdat zij zijn verstrekt, verschreven, gestolen, vermist of anderszins als onbruikbaar moesten worden beschouwd.

4. Met betrekking tot de aan de voorraad onttrokken reisdocumenten wordt een nummeradministratie bijgehouden, waarin per opeenvolgend documentnummer apart wordt geregistreerd aan wie het desbetreffende reisdocument is verstrekt, dan wel om welke andere reden het desbetreffende reisdocument aan de voorraad is onttrokken.

Artikel 91

1. Indien op enig moment een omissie in de voorraad of in de administratie wordt geconstateerd dan maakt de desbetreffende autoriteit terstond een inventarisatie op van de aanwezige reisdocumenten.

2. De inventarisatie wordt opgesteld door tenminste twee personen.

3. Van de inventarisatie wordt proces-verbaal opgemaakt, dat naar de Minister van Binnenlandse Zaken wordt gezonden.

Artikel 92 Verbruik van reisdocumenten

1. De blanco reisdocumenten worden in volgorde van de nummers verbruikt.

2. Het is een tot verstrekking bevoegde autoriteit niet toegestaan reisdocumenten te verbruiken die aan een andere autoriteit daartoe ter beschikking zijn gesteld.

§ 4. Materialen

Artikel 93 Paspoortpennen, inktlinten en handtekeningstickers

1. Paspoortpennen voorzien van onuitwisbare inkt alsmede inktlinten voor de documentenprinter, worden bij een door de Minister van Binnenlandse Zaken aan te wijzen instelling besteld.

2. Handtekeningstickers kunnen uitsluitend worden besteld bij de leverancier.

Artikel 94 Dienststempels, clausulestempels en droogstempels

1. De dienststempels zijn inktstempels van een rond formaat met een diameter van 15 mm en bevatten het Rijkswapen.

2. Voor het vermelden en waarmerken van standaardclausules in reisdocumenten kan gebruik worden gemaakt van clausulestempels.

3. Het te gebruiken droogstempel is van een rond formaat en bevat het Rijkswapen. De stempelafdruk heeft een doorsnede van circa 27 mm. De bij de consulaire posten in gebruik zijnde droogstempels worden geregistreerd door de Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 95 Fototangen en standaardformulieren

1. De fototangen kunnen uitsluitend worden besteld bij de leverancier, die een registratie bijhoudt van de geleverde fototangen en de daarin opgenomen coderingen. De artikelen 83, 85, 86 en 88 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijze van bestelling, de aflevering en het transport van de fototang, met inachtneming van het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid.

2. De bestelopdracht wordt gesteld op briefpapier van de tot bestelling bevoegde autoriteit en vermeldt de reden van de bestelling.

3. Indien de bestelling geschiedt ter aanvulling van de in gebruik zijnde fototangen, wordt in de bestelopdracht het aantal gewenste nieuwe fototangen met dezelfde codering als de in gebruik zijnde fototangen vermeld. De aflevering vindt maximaal tien werkdagen na de op de leveringsbevestiging vermelde dagtekening plaats.

4. Indien de bestelling geschiedt ter vervanging van ontvreemde of vernietigde fototangen, wordt in de bestelopdracht het aantal in gebruik zijnde fototangen, met inbegrip van de inmiddels ontvreemde of vernietigde fototangen, met de bijbehorende codering vermeld en tevens aangegeven of het ontvreemde dan wel vernietigde fototangen betreft. De bestelopdracht kan spoedshalve reeds worden gefaxt aan de leverancier. De leverancier bevestigt de bestelling per omgaande door toezending van een leveringsbevestiging aan de tot bestelling bevoegde autoriteit. De aflevering vindt maximaal drie werkdagen na ontvangst door de leverancier van de bestelopdracht plaats.

5. De geleverde fototangen worden separaat door de leverancier aan de tot bestelling bevoegde autoriteit gefactureerd. In bijlage G zijn de bedragen opgenomen die de leverancier in rekening mag brengen voor de leveringen, bedoeld in het derde en vierde lid.

6. De standaardformulieren worden bij de leverancier besteld en kosteloos aan de tot bestelling bevoegde autoriteiten verstrekt.

Hoofdstuk XIV. Beveiliging

Artikel 96 Algemeen

De met de uitvoering van de wet belaste autoriteiten treffen maatregelen om de onder hen berustende reisdocumenten en materialen te beveiligen tegen ontvreemding dan wel vernietiging ten gevolge van inbraak, diefstal, verduistering, overvallen, brand of anderszins.

Artikel 97 Beveiligingsmaatregelen

1. De voorraad reisdocumenten en de materialen worden opgeslagen in een inbraakvertragende en brandwerende voorziening, zoals een gesloten inbraakwerende waardekast of kluis, met een door de Minister van Binnenlandse Zaken nader bepaalde waardebergingsindicatie. Deze voorziening is in een af te sluiten ruimte geplaatst.

2. De werkvoorraad reisdocumenten (inclusief pouches) en de te gebruiken materialen bevinden zich tijdens de werkuren, onder voortdurend toezicht, op een voor het publiek onzichtbare en voor onbevoegden onbereikbare en afsluitbare plaats.

3. Buiten de werkuren wordt de werkvoorraad blanco reisdocumenten alsmede gepersonaliseerde en onbruikbaar gemaakte te vernietigen documenten opgeslagen in de in het eerste lid bedoelde voorziening. De werkvoorraden bedragen niet meer dan het gemiddeld verbruik van één dag.

4. Indien de verstrekkende autoriteit niet beschikt over een voorziening als bedoeld in het eerste lid, en geen permanente fysieke bewaking aanwezig is, kan de Minister van Buitenlandse Zaken de voorraad blanco reisdocumenten op de desbetreffende post aan een maximum verbinden.

Artikel 98 Organisatorische maatregelen

1. De verstrekkende autoriteit beschikt over een op schrift gestelde beveiligingsprocedure. In deze beveiligingsprocedure worden maatregelen vastgelegd met betrekking tot:

a. de toegang van personen tot de hoofdvoorraad en de werkvoorraad;

b. het beheer van blanco, gepersonaliseerde en te vernietigen documenten alsmede van de attributen;

c. de verantwoordelijkheden van de beveiligingsfunctionaris als bedoeld in het derde lid;

d. een regeling voor functiescheiding tussen bij de verstrekking en het beheer van de reisdocumenten betrokken functionarissen;

e. een regeling voor de beveiliging van de documentenprinter met toebehoren en de fototang.

2. De in het eerste lid bedoelde beveiligingsprocedure bevat zoveel mogelijk tevens een regeling voor functiescheiding tussen het in behandeling nemen van de aanvraag en de verstrekking van de reisdocumenten.

3. Het hoofd van de post wijst een beveiligingsfunctionaris aan die belast is met het beheer van en het toezicht op de naleving van de beveiligingsprocedure.

4. De maatregelen bedoeld in het eerste lid maken deel uit van de reguliere accountantscontrole.

5. De Minister van Buitenlandse Zaken draagt zorg, dat de bij de uitvoering van de wet betrokken ambtenaren regelmatig worden geïnformeerd over ontvreemdingsrisico’s en ten minste één maal per jaar worden geïnstrueerd met betrekking tot risicobeperkende afspraken en maatregelen terzake.

6. De beveiligingsprocedure wordt jaarlijks geëvalueerd en zo nodig aangepast.

Artikel 99 Ontvreemding of vernietiging

1. In het geval van ontvreemding dan wel vernietiging van reisdocumenten, formulieren of materialen ten gevolge van inbraak, diefstal, verduistering, overvallen, brand of anderszins dient de met de uitvoering van de wet belaste autoriteit daarvan terstond proces-verbaal op te maken en de Minister van Binnenlandse Zaken (Afdeling Reisdocumenten en Bevolkingsadmini-stratie) daarvan direct in kennis te stellen.

2. De Minister van Buitenlandse Zaken zendt de Minister van Binnenlandse Zaken vervolgens binnen één werkdag, eventueel per fax, een schriftelijke kennisgeving, waarin de navolgende gegevens zijn opgenomen:

a. het tijdstip en de exacte toedracht van de ontvreemding of vernietiging;

b. het nummer van ieder ontvreemd of vernietigd reisdocument, alsmede de daarin vermelde persoonsgegevens indien het reisdocument reeds was gepersonaliseerd ter uitreiking, ingehouden of anderszins opgelegd;

c. de ontvreemde of vernietigde stempels met een omschrijving van het soort stempel en eventueel daarop vermelde nummers;

d. het aantal ontvreemde of vernietigde fototangen, met vermelding van de codering van deze fototangen en het totale aantal in gebruik zijnde fototangen met dezelfde codering;

e. de overige ontvreemde of vernietigde materialen (paspoortpennen, printers met toebehoren, pouches, laminatoren, leesapparatuur voor de machineleesbare strook).

3. Zodra het opgemaakte proces-verbaal beschikbaar is, wordt daarvan een afschrift gezonden aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

4. Bij ontvreemding van een of meer fototangen dienen alle in gebruik zijnde fototangen met dezelfde codering te worden vervangen. Daartoe plaatst de daartoe bevoegde autoriteit een bestelling als bedoeld in artikel 95, vierde lid. De nieuwe fototangen worden voorzien van een andere codering.

5. Het gebruik van de ingevolge het vierde lid te vervangen fototangen is toegestaan tot het moment van aflevering van de nieuwe fototangen. Zij worden vervolgens per diplomatieke koerier aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken gezonden, dat op zijn beurt met gebruikmaking van de waardetransporteur zorgdraagt voor terugzending van de fototangen aan de leverancier.

Hoofdstuk XV. Onregelmatigheden met reisdocumenten

Artikel 100 Onderzoek op onregelmatigheden en melding

1. De autoriteit die in verband met een handeling op grond van deze regeling enig Nederlands reis- of identiteitsdocument krijgt overgelegd, gaat aan de hand van de door de Minister van Binnenlandse Zaken verstrekte lijst van toetsingspunten na of met het desbetreffende reisdocument enige onregelmatigheid is gepleegd.

2. Indien het vermoeden bestaat dat met een overgelegd reisdocument enige onregelmatigheid is gepleegd, wordt daarvan met gebruikmaking van modelformulier 5 melding gemaakt aan de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps Landelijke Politie Diensten.

Artikel 101 Doorzending en definitieve onttrekking aan het verkeer

1. Indien het vermoeden bestaat dat de met het reisdocument gepleegde onregelmatigheden strafbare feiten opleveren wordt het desbetreffende reisdocument per koerier met modelformulier 5 aan de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps Landelijke Politie Diensten gezonden.

2. De autoriteit die van mening is dat met het reisdocument onregelmatigheden zijn gepleegd die geen strafbare feiten opleveren, onttrekt dit document op de in artikel 74 bedoelde wijze definitief aan het verkeer. Een reisdocument waarmee enige onregelmatigheid is gepleegd, wordt niet aan de houder teruggegeven.

Artikel 102 Terugvordering van buitenlandse autoriteiten

1. Nederlandse reisdocumenten die door een buitenlandse autoriteit in beslag zijn genomen, worden zo spoedig mogelijk teruggevraagd.

2. Artikel 101 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk XVI. Verantwoording

Artikel 103

De Minister van Buitenlandse Zaken verstrekt per kwartaal een schriftelijke verantwoording van het totale voorraadverloop over het voorgaande kwartaal, volgens modelformulier 2. Deze verantwoording bevat:

a. de totale voorraad blanco reisdocumenten aan het begin van het kwartaal;

b. de in de loop van het kwartaal aan de voorraad toegevoegde blanco reisdocumenten;

c. de in de loop van het kwartaal aan de voorraad onttrokken reisdocumenten die zijn verstrekt;

d. de in de loop van het kwartaal aan de voorraad onttrokken reisdocumenten die niet zijn verstrekt (verschreven en als onbruikbaar beschouwde reisdocumenten, alsmede gestolen of anderszins vermiste blanco reisdocumenten);

e. de totale voorraad blanco reisdocumenten aan het einde van het kwartaal.

Artikel 104 Verantwoording van misdrukken en verschreven documenten

1. Misdrukken worden met de bijbehorende pouches per aangetekende post met het verantwoordingsformulier meegezonden aan de leverancier.

2. Reisdocumenten die als gevolg van verschrijvingen of andere onregelmatigheden onbruikbaar zijn geworden, worden gelamineerd en definitief aan het verkeer onttrokken door ze deugdelijk te vernietigen.

Artikel 105 Ondertekening

Het verantwoordingsformulier wordt ondertekend door of namens de Minister van Buitenlandse Zaken.

Hoofdstuk XVII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 106 Reisdocumenten verstrekt voor de inwerkingtreding van deze regeling

1. De voor 1 januari 1992 verstrekte toeristenkaarten C behouden gedurende vijf jaar na die datum hun geldigheid.

2. De reisdocumenten die voor 1 januari 1995 zijn verstrekt, behouden hun geldigheid voor de in het betreffende document vermelde duur.

3. De voor 1 januari 1995 verstrekte toeristenkaarten B/BJ worden voor de toepassing van de regelgeving behandeld als de Europese identiteitskaart voor de resterende geldigheidsduur.

Artikel 107 Kennisgeving

Van de definitieve onttrekking aan het verkeer van een reisdocument dat voor 1 januari 1992 door de Minister van Buitenlandse Zaken is verstrekt, niet zijnde een nooddocument, wordt met gebruikmaking van modelformulier 3 kennisgegeven aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Artikel 108 Intrekking Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995

De Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995 (Stcrt. 1994, 188) wordt ingetrokken.

Artikel 109 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 110 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als “Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995”.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 8 december 1997. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
J. Kohnstamm.

Toelichting

De Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995 vervangt de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995 van 31 augustus 1994 (Stcrt. 1994,188). De in te trekken regeling werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de Europese richtlijn nr. 83/189/EEG van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (Pb. EG 1983, nr. L 109), zoals nadien gewijzigd. Om alsnog aan deze verplichting tot notificatie te kunnen voldoen, is bijgaande regeling als ontwerp aan de Commissie Commissie van de Europese Gemeenschappen genotificeerd (zie ook kamerstukken II, 1996/97, 25 389).

De ontwerp-regeling is op 5 augustus 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de bovengenoemde richtlijn nr. 83/189/EEG (Pb. EG 1983, nr. L 109), zoals nadien gewijzigd (notificatienr. 97/0441/NL). De ontwerpregeling is op 24 september 1997 tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) (notificatienr. 97.639). Een aankondiging van deze notificatie is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 203).

Na het starten van de notificatieprocedure is de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 1995 nog gewijzigd bij ministeriële regeling van 22 augustus 1997 (Stcrt. 1997, 173) in verband met de invoering van de fototang als nieuw beveiligingskenmerk voor de Nederlandse reisdocumenten. Laatstgenoemde regeling behoefde niet te worden genotificeerd. De te gebruiken fototang is niet regulier op de markt verkrijgbaar en hoort - uit veiligheidsoverwegingen - ook niet vrijelijk op de markt beschikbaar te zijn. De voorschriften in de regeling met betrekking tot de fototang zijn derhalve niet te beschouwen als technische voorschriften in de zin van richtlijn nr. 83/189/EEG. Notificatie van de regeling kon om die reden achterwege blijven.

De wijzigingen in verband met de invoering van de fototang zijn in de onderhavige regeling opgenomen. Voorts zijn het tweede tot en met het vierde lid van artikel 109 vervallen, omdat de daarin vervatte overgangsbepalingen inmiddels zijn uitgewerkt. Het artikel regelt thans uitsluitend nog de datum van inwerkingtreding van de regeling. Voor het overige is de onderhavige regeling gelijkluidend aan de ingetrokken regeling, die verder niet was voorzien van een toelichting.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm.

Naar boven