Grensbewakingscirculaire 1995 Leemtewet

Circulaire

15 juni 1998

Nr. 698799/98/IND

Directie Beleid

Aan:

‐ Commandant der Koninklijke Marechaussee, te Den Haag

‐ Ministerie van Financiën (Directie Douane),te Rotterdam

‐ Korpschef Regio Rotterdam Rijnmond, te Rotterdam

‐ Directeur Grenshospitium, te Amsterdam

Code: BTG 1998/2

Aard: bekendmaking van voorschriften

Juridische achtergrond: Vreemdelingenwetgeving

Geldig van/tot 1 juli 1998 tot 1 juli 2001

Inleiding

Op 1 juli treedt de zogeheten ’Leemtewet’ in werking.

Deze Leemtewet regelt en repareert een aantal kwesties in de Vreemdelingenwetgeving. De Grensbewakingscirculaire 1995 wordt in onderstaande zin gewijzigd.

Hoofdstuk A1

Door de komst van de Leemtewet wordt de Koninklijke marechaussee rechtstreeks bij wet bevoegd tot het uitoefenen van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen, waardoor de noodzaak voor het gebruik van de terzake opgestelde Koninklijke Besluiten vervalt.

Tevens is de mogelijkheid voor het geven van een stopteken (met name ten behoeve van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen) thans wettelijk geregeld.

A1/4

De eerste alinea van A1/4 komt als volgt te luiden:

Naast de bepalingen inzake de grensbewaking bevatten de vreemdelingenvoorschriften bepalingen inzake het toezicht op de in Nederland verblijvende vreemdelingen. Het vreemdelingentoezicht is een van de grensbewakingsfunctie nauwkeurig afgebakende taak die, ingevolge het bepaalde in art. 4, eerste lid, Vw, wordt uitgeoefend door:

a. de korpschef;

b. de tot opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren van politie;

c. de Koninklijke marechaussee;

d. andere ambtenaren die daartoe door de Kroon zijn aangewezen.

De ambtenaren der Koninklijke marechaussee oefenen het toezicht op vreemdelingen onder leiding van de Commandant van de Koninklijke marechaussee uit.

De overige alinea’s van deze paragraaf blijven ongewijzigd.

Hoofdstuk A6

De tekst van art. 7a, Vw is bij Leemtewet gewijzigd. Voor regulier geweigerden heeft deze wijziging geen gevolgen. Enkel geldt thans de toevoeging in het Vreemdelingenbesluit, dat de maatregel ex art. 7a tweede j/ derde lid niet wordt toegepast indien sprake is van medische indicatie of aantoonbare minderjarigheid.

In de genoemde uitzonderingsgevalllen dient de geweigerde vreemdeling zoveel mogelijk bij de Medische Dienst Schiphol respectievelijk in het Airport Hotel te worden ondergebracht, dan wel onder toezicht van de Raad voor de Kinderbescherming worden gesteld.

A6/4.5.4.1

Achter de bestaande tekst van deze paragraaf wordt de volgende tekst toegevoegd:

De toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel ex. art. 7a, tweede j/ derde lid alsmede plaatsing in het Grenshospitium blijven achterwege indien sprake is van:

- medische indicatie, of

- aantoonbare minderjarigheid.

Hoofdstuk B5

Door de wijziging van art. 7a bij de Leemtewet zal art. 7a, tweede j/ derde lid in bepaalde gevallen (voortgezet) kunnen worden toegepast.

In de tekst van B5/2.2.1 wordt de tekst onder het laatste gedachtenstreepje vervangen door de onderstaande tekst:

- voor (voortgezette) toepassing van art. 7a, tweede/derde lid bestaat aanleiding indien:

- de asielaanvraag kan binnen de AC-procedure als kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk worden afgedaan;

- de asielzoeker maakt deel uit van een grotere groep asielzoekers die op hetzelfde moment arriveert, waarbij aanleiding bestaat om uitgebreid onderzoek te plegen naar de herkomst of oorzaak daarvan;

- er is sprake van ’misbruik van de asielprocedure’, bijvoorbeeld doordat de asielzoeker onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn reis of identiteit, of zich van zijn al dan niet vervalste reisdocument heeft ontdaan of zijn retourticket heeft verscheurd;

- ten aanzien van de asielzoeker, zijn identiteit en nationaliteit, asielrelaas of overgelegde documenten is nader onderzoek of analyse noodzakelijk, teneinde te bepalen of sprake is van een kennelijk ongegronde of niet-ontvankelijke aanvraag;

- ten aanzien van de asielzoeker is bij een andere staat een verzoek tot overname ingediend op basis van het Akkoord van Dublin;

- ten aanzien van de asielzoeker is een claim gelegd bij de aanvoerende maatschappij.

Geen (verdere) toepassing van art. 7a, 2e j/ 3e lid, Vw. dient plaats te vinden indien een voorlopige voorziening door de rechter wordt toegewezen of indien geen zicht is op uitzetting.

Ik verzoek u de onder u ressorterende ambtenaren belast met de grensbewaking terzake in te lichten.


Den Haag, 15 juni 1998.
De Staatssecretaris van Justitie,
Namens de Staatssecretaris,
Het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
J.G. Bos.

Naar boven