De Staatssecretaris van Financiën,
Overwegende,
- dat krachtens het bepaalde in artikel 4 van de Invorderingswet 1990 uitsluitend bevoegd is tot het verrichten van de bij of krachtens de wet aan een deurwaarder opgedragen werkzaamhe-den, voor zover die werkzaamheden geschieden in opdracht van een ontvanger en betreffen de vervolgingen voor de invordering van rijksbelastingen: een belastingdeurwaarder;
- dat krachtens het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onderdeel j, van de Invorderingswet 1990 belastingdeurwaarder is de door de Minister van Financiën als zodanig aangewezen ambtenaar van de rijksbelastingdienst;
- dat deze wettelijke bevoegdheid tot het aanwijzen van een ambtenaar van de rijksbelastingdienst in de functie van belastingdeurwaarder, krachtens besluit van 31 augustus 1994, nr. WJB94/1208M, wordt uitgeoefend door de Staatssecretaris van Financiën;
- dat de benoeming van een ambtenaar van de rijksbelastingdienst in groepsfunctie D mede inhoudt dat hij is aangewezen als belastingdeurwaarder zoals bedoeld in de Invorderingswet 1990;
- dat er thans behoefte bestaat om de deurwaarderswerkzaamheden van het betekenen van dwangbevelen ook te laten verrichten door andere ambtenaren van de rijksbelastingdienst dan zij die zijn benoemd tot groepsfunctionaris D;
- dat er daarom aanleiding bestaat om de bevoegdheid tot het aanwijzen van ambtenaren van de rijksbelastingdienst als belastingdeurwaarder te mandateren aan de hoofden van de eenheden van de rijksbelastingdienst,
Besluit:
1. De uit de Invorderingswet 1990 voortvloeiende bevoegdheid tot het aanwijzen van ambtenaren van de rijksbelastingdienst als belastingdeurwaarder te mandateren aan de hoofden van de in artikel 7, onderdelen a en b, artikel 8, onderdelen a en b, en artikel 9, onderdelen a en c, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst bedoelde eenheden;
2. te bepalen dat de aanwijzing als in punt 1 bedoeld, er uitsluitend toe kan leiden dat aan de desbetreffende ambtenaren de betekening van dwangbevelen wordt opgedragen;
3. te bepalen dat de aanwijzing als in punt 1 bedoeld, uitsluitend kan betreffen ambtenaren van de rijksbelastingdienst die zijn benoemd in een groepsfunctie of - als zij zijn benoemd in een individueel gewaardeerde functie - bezoldigd worden volgens schaal 5 of hoger (bijlage A van het BBRA 1984).