Onteigening in de gemeente Etten-Leur

«Onteigeningswet»

Percelen, begrepen in het bestemmingsplan ’Bedrijventerrein Vosdonk-Zuid’

Besluit van 14 februari 1997 no. 97.000778 tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Etten-Leur van 2 september 1996 tot onteigening als bedoeld in Titel IV der onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 6 januari 1997, no. MJZ 97076288 Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken en van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur.

Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Etten-Leur van 13 september 1996.

Gelet op Titel IV der onteigeningswet en Titel V der Gemeentewet. De Raad van State gehoord (advies van 30 januari 1997, no. W08.97.0014).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 februari 1997 no. MJZ 97082420 Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van Etten-Leur van 2 september 1996 tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, 1∞, der onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen en perceelsgedeelten.

Overwegingen

Ingevolge voornoemd artikel 77 van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen percelen en perceelsgedeelten zijn begrepen in het bestemmingsplan ’Bedrijventerrein Vosdonk-Zuid’ van de gemeente Etten-Leur. Blijkens het raadsbesluit tot onteigening wenst de gemeente Etten-Leur de daarin bedoelde gronden in eigendom te verkrijgen ter uitvoering van het zojuist genoemde bestemmingsplan.

In verband met het feit, dat ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening het bestemmingsplan ’Bedrijventerrein Vosdonk-Zuid’ nog niet onherroepelijk was goedgekeurd, is in het raadsbesluit onder meer bepaald dat:

a. ten aanzien van de in het besluit genoemde percelen geen dagvaarding als bedoeld in artikel 18 van de onteigeningswet zal worden uitgebracht, voordat het bestemmingsplan ’Bedrijventerrein Vosdonk-Zuid’, vastgesteld bij raadsbesluit van de gemeenteraad van Etten-Leur van 3 oktober 1994 en bij raadsbesluit van de gemeenteraad van Rucphen van 30 augustus 1994, ter ontwikkeling en realisering van welk plan wordt onteigenend, rechtskracht heeft verkregen en

b. indien en voorzover aan het hiervoor bedoelde bestemmingsplan ’Bedrijventerrein Vosdonk-Zuid’ van de gemeente Etten-Leur goedkeuring wordt onthouden door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het daarop betrekking hebbende gedeelte van het besluit vervalt.

De door de gemeente Etten-Leur ter plaatse voorgestane wijze van planuitvoering, zo heeft het terzake ingestelde onderzoek uitgewezen, behelst uitbreiding in zuidelijke richting van het bedrijventerrein ’Vosdonk’, gelegen ten westen van de bebouwde kom van Etten-Leur, met bijbehorende infrastructuur.

Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 84, eerste lid, der onteigeningswet met ingang van 13 september 1996 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage heeft gelegen op de secretarie van de gemeente Etten-Leur. Gedurende deze termijn zijn tegen het raadsbesluit bij Ons schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door:

a. J. P. W. Braspenning en P. C. Braspenning-Trouw, beiden te Etten-Leur en

b. Ei-land B.V. te Etten-Leur.

Aan het bepaalde in artikel 86, tweede lid, der onteigeningswet, inhoudende dat degenen, die tijdig ingevolge het derde lid van artikel 84, bedenkingen naar voren hebben gebracht, vanwege Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid worden gesteld zich in persoon of bij gemachtigde te doen horen, is voldaan.

Overwegingen ten aanzien van de naar voren gebrachte bedenkingen

De reclamanten onder a. en b. rechthebbenden op de mede ter onteigening aangewezen percelen kadastraal bekend gemeente Etten-Leur, sectie H, respectievelijk no. 3903 (ged.) en nos. 3902, 3903 (ged.) en 3922 (ged.), zijn van mening dat de gemeente Etten-Leur voorbarig is met het opstarten van de onteigeningsprocedure. De gemeente heeft, aldus de reclamanten, met het oog op eigen financieel gewin een afwachtende houding aangenomen en het individuele belang van burger en ondernemer stelselmatig genegeerd ten behoeve van het algemeen belang.

Het reeds uitgebrachte bod op de te onteigenen gronden was dermate laag dat het geen zin had daar op in te gaan, zo stellen de reclamanten verder, en om die reden moeten huns inziens de daadwerkelijke onderhandelingen nog beginnen. Voorts menen de reclamanten dat de gemeente onbehoorlijk bestuur heeft gepleegd door de procedure tot onteigening als stok achter de deur te gebruiken tijdens de onderhandelingen, zonder eerst minnelijk overleg te plegen met de reclamanten.

Te dien aanzien overwegen Wij vooreerst, dat in het algemeen niet eerder tot onteigening behoort te worden overgegaan, dan nadat een redelijke doch vruchteloos gebleken poging is ondernomen om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. Aan deze eis is naar Ons oordeel genoegzaam voldaan, indien ten tijde van de eerste tervisielegging van het onteigeningsplan met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving een aanvang is gemaakt en ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen vooralsnog niet tot het gewenste resultaat zullen leiden.

Uit het onderzoek is gebleken, dat in het kader van de minnelijke verwerving van de benodigde gronden op 20 februari 1995 en 23 april 1996 biedingen zijn uitgebracht door de gemeente, met welke biedingen de reclamanten zich niet konden verenigen. Nu ten tijde van het nemen van het raadsbesluit voldoende aannemelijk was, dat minnelijke verwerving vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort heeft de gemeenteraad - teneinde op een redelijk tijdstip tot de uitvoering van het onderwerpelijke bestemmingsplan te kunnen overgaan - in beginsel tot onteigening van de desbetreffende gronden kunnen besluiten.

Het minnelijk overleg, dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke procedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Voor het overige zijn de bedenkingen van de reclamanten in feite van financiële aard. Bedenkingen van financiële aard kunnen evenwel aan de goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening niet in de weg staan, aangezien de onteigeningswet belanghebbenden een volledige schadeloosstelling waarborgt. De hoogte van deze schadevergoeding staat niet ter beoordeling, aangezien de vaststelling daarvan geschiedt in het kader van de gerechtelijke procedure.

De reclamanten onder a. en b. zijn voorts van mening dat van noodzaak en urgentie tot onteigening geen sprake is. Immers, er is elders in de gemeente voldoende bouwrijpe en niet-bouwrijpe grond beschikbaar. Bovendien wil de gemeente eerst in 1999 over de gronden kunnen beschikken, terwijl voor het bouwrijp maken van de gronden ten hoogste een half jaar is gemoeid. Daarnaast is, zo gaan de reclamanten verder, het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk goedgekeurd en is ter zake een voorlopige voorziening getroffen in de vorm van een schorsing.

Ten aanzien van vorenaangehaalde bedenkingen overwegen Wij vooreerst, dat het in beginsel aanvaardbaar moet worden geacht, dat met de administratieve procedure tot onteigening als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 1∞, der onteigeningswet een aanvang wordt gemaakt vóórdat het (vastgestelde) bestemmingsplan, ter uitvoering waarvan de onteigening strekt, onherroepelijk is goedgekeurd.

Indien het bestemmingsplan ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening nog niet onherroepelijk is goedgekeurd, dienen aan dit besluit evenwel - zoals in casu ook is geschied - voorwaarden te worden verbonden, welke ertoe leiden, dat geen dagvaardingen als bedoeld in artikel 18 van de onteigeningswet zullen worden uitgebracht alvorens het bestemmingsplan onherroepelijk is goedgekeurd en dat het onteigeningsbesluit vervalt, indien aan het bestemmingsplan in hoogste instantie goedkeuring wordt onthouden. Door middel van deze voorwaarden zijn naar Ons oordeel de rechtszekerheid en de rechtsbescherming van alle belanghebbenden voldoende gewaarborgd.

Voorts is bij het onderzoek gebleken, dat de belangstelling voor het te realiseren bedrijventerrein, waarvoor de onderhavige gronden dienen te worden verworven, dermate groot is, dat het onderhavige gebied reeds voor het grootste deel is verkaveld en in optie is uitgegeven. Bij het onderzoek is voldoende aannemelijk gemaakt, dat het meerbedoelde bestemmingsplan in 1998 geheel gerealiseerd zal zijn, zodat de voorgenomen onteigening wat het aspect van urgentie betreft eveneens verantwoord is te achten.

Gezien het vorenstaande kan in de bedenkingen van de reclamanten geen aanleiding worden gevonden aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden.

Overige overwegingen

Bij het terzake ingestelde onderzoek is voorts gebleken, dat de gemeente Etten-Leur op onteigening van de mede in het onteigeningsplan begrepen percelen kadastraal bekend gemeente Etten-Leur, sectie H, nos. 1225 (ged.), 3990 en 3992 en kadastraal bekend gemeente Rucphen, sectie G, no. 974, niet langer prijsstelt. In verband hiermede wordt aan het raadsbesluit tot onteigening, voor zover het deze gronden betreft, de goedkeuring onthouden.

De verwerving van de overige in het onteigeningsplan begrepen gronden moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Etten-Leur worden geacht en er bestaan te dien aanzien geen termen aan het raadsbesluit tot onteigening de goedkeuring te onthouden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

vorengenoemd besluit van de raad van Etten-Leur goed te keuren, behoudens voor zover het strekt tot onteigening van de percelen, kadastraal bekend gemeente Etten-Leur, sectie H, no. 1225 (ged.), 3990 en 3992 en kadastraal bekend gemeente Rucphen, sectie G, no. 974, aan welk deel van het raadsbesluit de goedkeuring wordt onthouden.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met het raadsbesluit in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Lech, 14 februari 1997 .
Beatrix.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,Margaretha de Boer.

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Etten-Leur;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

overwegende dat,

de gemeenteraad van Etten-Leur in zijn vergadering van 3 oktober 1994 het bestemmingsplan bedrijventerrein ’Vosdonk-Zuid’ heeft vastgesteld;

de gemeenteraad van Rucphen in zijn vergadering van 30 augustus 1994 het bestemmingsplan bedrijventerrein ’Vosdonk-Zuid’ heeft vastgesteld, voor zover het op het grondgebied van de gemeente Rucphen is gelegen;

een groot deel (75%) van de gronden, benodigd voor de ontwikkeling en realisering van het bestemmingsplan, inmiddels verworven is;

de gemeente Etten-Leur ter realisering van dit bestemmingsplan spoedig ook dient te beschikken over de in dit plangebied gelegen gronden, welke op de van dit besluit deel uitmakende ’lijst van de te onteigenen percelen’ zijn vermeld en thans nog niet in eigendom zijn van de gemeente Etten-Leur;

de gemeente Etten-Leur in 1998 moet kunnen beschikken over de nog niet verworven gronden om aan haar taakstelling in het Structuurschema Bedrijventerreinen voor het Stadsgewest Breda te kunnen voldoen;

daartoe met ingang van 5 juli 1996 het onteigeningsplan voor het plangebied ’Vosdonk-Zuid’, waarin de nog niet verworven voormelde gronden zijn opgenomen, met de in artikel 80, tweede lid van de Onteigeningswet genoemde stukken gedurende vier weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage heeft gelegen;

van deze terinzagelegging tevoren door publicatie in Groot Etten-Leur van 3 juli 1996 en in de Staatscourant van

3 juli 1996 openbare kennisgeving is gedaan waarbij is gewezen op de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het kenbaar maken van hun zienswijzen;

de eigenaren en zakelijk gerechtigden bij brief van 28 juni 1996 persoonlijk van deze terinzagelegging in kennis gesteld zijn;

binnen de termijn van vier weken na 5 juli 1996 drie zienswijzen zijn ingediend tegen het onteigeningsplan;

de zienswijzen zich voornamelijk richten tegen het vroege tijdstip van het opstarten van de administratieve onteigeningsprocudure, het feit dat er onvoldoende onderhandeld zou zijn en er nog voldoende bedrijfsterrein beschikbaar is;

de administratieve onteigeningsprocedure opgestart kan worden als het bestemmingsplan is vastgesteld en er een aanbod gedaan is;

zoals hiervoor al is overwogen de gemeente Etten-Leur in 1998 moet kunnen beschikken over de nog niet verworven gronden om haar taakstelling in het Structuurschema Bedrijventerreinen voor het Stadsgewest Breda te kunnen voldoen;

gezien het verslag van de hoorzitting d.d. 27 augustus 1996;

gezien het advies van de commissie Financiën van 27 augustus 1996;

gelet op het bepaalde in de Onteigeningswet;

besluit:

1. de zienswijzen van de heer en mevrouw Foesenek-Nouws, de heer en mevrouw Braspenning-Trouw en Ei-land B.V. ontvankelijk te verklaren;

2. de zienswijzen van de heer en mevrouw Foesenek-Nouws, de heer en mevrouw Braspenning-Trouw en Ei-land B.V. op grond van bovenstaande overwegingen niet over te nemen;

3. in het belang van de ruimtelijke ordening ten behoeve van de realisering van het bestemmingsplan bedrijventerrein ’Vosdonk-Zuid’ van de gemeente Etten-Leur en de gemeente Rucphen te onteigenen ten name van de gemeente Etten-Leur en de eigendommen en zakelijke rechten die zijn vermeld op het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondplan en de lijst van de te onteigenen percelen en hiervoor een Koninklijk Besluit aan te vragen;

4. te bepalen dat ten aanzien van genoemde percelen geen dagvaarding als bedoeld in artikel 18 van de Onteigeningswet zal worden uitgebracht voordat het bestemmingsplan bedrijven terrein ’Vosdonk-Zuid’, vastgesteld bij raadsbesluit van de gemeenteraad van Etten-Leur van 3 oktober 1994 en bij raadsbesluit van de gemeenteraad van Rucphen van 30 augustus 1994, ter ontwikkeling en realisering van welk plan wordt onteigend, rechtskracht heeft verkregen;

5. te bepalen dat, indien en voorzover aan het hiervoor bedoelde bestemmingsplan ’Vosdonk-Zuid’ van de gemeente Etten-Leur goedkeuring wordt onthouden door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, het daarop betrekking hebbende gedeelte van dit besluit vervalt.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 2 september 1996.

De raad voornoemd,

De voorzitter.

De secretaris.

stcrt-1997-63-p7-SC8885-1.gifstcrt-1997-63-p7-SC8885-2.gif

Behoort bij het besluit van de Raad der gemeente Etten-Leur 2 september 1996.

Naar boven