Ontheffingen luchtvervoersvergunning

Stichting Cat Air

19 december 1997

Nr. DGRLD/JBZ/L 97.500928

Rijksluchtvaartdienst

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelezen het verzoek van Stichting Cat Air dd. 10 maart 1997;

Gelet op artikel 16d van de Luchtvaartwet en het terzake vastgestelde beleid;

Besluit:

Artikel 1

Aan Stichting Cat Air te Lelystad wordt, met inachtneming van onderstaande voorwaarden en beperkingen, tot 1 januari 1999 ontheffing verleend van de verplichting tot het hebben van luchtvervoersvergunning voor het vervoer van personen in het kader van de historische luchtvaart, met een historisch luchtvaartuig voorzien van het kenmerk PH-PBY.

Artikel 2

De houder van deze ontheffing mag enkel ten doel hebben het in stand houden van historische luchtvaartuigen en mag geen vervoer tegen vergoeding verrichten in de zin van Verordening (EG) 2407/92.

Artikel 3

1. Het is de ontheffingshouder toegestaan leden/contribuanten en sponsors te vervoeren.

2. Voor de ontheffingshouder met één of meer luchtvaartuigen met een maximale startmassa van meer dan 5700 kg of gecertificeerd voor het vervoer van meer dan 3 passagiers, geldt dat de leden/contribuanten het lidmaatschap tenminste moeten aangaan voor een periode van twee kalenderjaren.

Meevliegende leden/contribuanten en sponsors dienen tenminste één maand voorafgaand aan de vluchtuitvoering lid/contribuant of sponsor van de ontheffingshouder te zijn conform de in de statuten, of het toepasselijke reglement algemeen geldende en uniforme bepalingen.

Sponsors mogen zoveel vlieguren per jaar van de luchtvaartuigen gebruik maken als in de sponsorovereenkomsten is vastgelegd. In deze overeenkomst, die niet meer dan één keer per jaar per sponsor mag worden gesloten, wordt tevens de waarde van het gesponsorde vastgelegd. Direct na afsluiten van de sponsorovereenkomst dient deze ter toetsing aan het DG RLD te worden voorgelegd.

Sponsors hun meevliegende personeelsleden en relatie dienen één maand voorafgaand aan de vlucht, met naam en toenaam bekend te zijn bij de ontheffingshouder die de vlucht zal verzorgen.

3. Per lid of begunstiger mag één keer per jaar een introducé(e) worden meegenomen.

Artikel 4

De ontheffingshouder dient een ieder die meevliegt tenminste één week voorafgaand aan de vluchtuitvoering schriftelijk, goed leesbaar en in duidelijk Nederlands, op de hoogte te stellen van het feit dat het gaat om een vlucht met een historisch luchtvaartuig waarvoor een lager veiligheidsniveau geldt ten opzichte van de normale burgerluchtvaart.

Artikel 5

Voor de ontheffingshouder geldt een beperking van 200 vlieguren per jaar per registratie, exclusief de voor opleiding en training noodzakelijk geachte uren.

Artikel 6

Tenzij noodzakelijk voor starten en landen, is het de ontheffingshouder niet toegestaan met genoemd(e) luchtvaartuig(en) VFR boven aaneengesloten bebouwing, industriegebieden of mensenverzamelingen te vliegen.

Artikel 7

De ontheffingshouder dient met genoemd(e) luchtvaartuig(en), anders dan voor het starten en landen, een minimale vlieghoogte van 1300 ft AGL aan te houden.

Artikel 8

Voor de ontheffingshouder geldt dat, met betrekking tot de samenstelling van de cockpitbemanning, voor luchtvaartuigen met meer dan vier zitplaatsen dezelfde eisen van toepassing zijn als bij verkeersvluchten.

Artikel 9

Voor de ontheffingshouder geldt dat de prestaties van een meermotorig luchtvaartuig zodanig dienen te zijn, dat het luchtvaartuig met één motor buiten werking kan voldoen aan de minimum klimprestaties volgens CAR-4b tot en met amendment 6, artikel 120 (c) en 120 (d).

Artikel 11

Vervoer van meer dan drie passagiers door de houder van deze ontheffing is slechts toegestaan wanneer het land van type-ontwerp nog voldoet aan ICAO Annex 8.

Artikel 12

De ontheffingshouder dient ervoor te zorgen dat de vliegers die genoemd(e) luchtvaartuig(en) bedienen, die gecertificeerd zijn voor het vervoer van meer dan 3 passagiers, tenminste in het bezit zijn van een bewijs van bevoegdheid als beroepsvlieger (B3).

Artikel 13

1. Alle voor de naleving van deze ontheffing benodigde informatie moet te allen tijde op verzoek van het DG RLD overtuigend kunnen worden aangetoond door overlegging van schriftelijke bewijsstukken en een deugdelijke, controleerbare administratie. In aanvulling op art. 73 LVW wordt vereist dat een en ander in een toetsbaar jaarverslag/jaarbericht wordt vastgelegd.

2. De op grond van art. 73, eerste lid, LVW, aangewezen inspecteurs van het DG RLD dienen te allen tijde in staat te worden gesteld de betrokken luchtvaartuigen te betreden en te inspecteren, alsmede alle voor de inspectie noodzakelijke terreinen en gebouwen te betreden en inzage te krijgen in de administratie van de ontheffinghouder.

Artikel 14

De ontheffinghouder is verplicht verzekerd te zijn:

a. tegen de aansprakelijkheid tegenover de vervoerde passagiers en goederen ten belope van de bij of krachtens verdrag vastgestelde limieten en

b. tegen de aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt aan derden op het aardoppervlak.

Artikel 15

Deze beschikking is gebaseerd op de statuten van Stichting Cat Air zoals deze zijn opgesteld dd. 19 april 1995 te Amersfoort. Wijziging van de statuten kan intrekking van de ontheffing tot gevolg hebben en dient dan ook onverwijld aan het DGRLD te worden gemeld.

Artikel 16

Deze beschikking zal worden geplaatst in de Staatscourant en treedt in werking op de datum van dagtekening.

Binnen 6 weken ingaand op de dag na de datum van bekendmaking van het bovenstaande besluit (kunt/kunnen) (U/belanghebbenden) daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Rijksluchtvaartdienst, Juridisch en Bestuurlijke Zaken, Postbus 90771, 2509 LT Den Haag.


Den Haag, 19 december 1997.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Namens deze,
Het hoofd Hoofdafdeling Vervoer van de Rijksluchtvaartdienst,
C. T. den Braven.

Naar boven